Loopgravenoorlog in de oliewereld

Luc Huysmans senior writer bij Trends

Een korte oorlog, snel weer thuis. Dat dachten de meeste Europeanen honderd jaar geleden. Precies hetzelfde meenden de olieproducerende landen begin dit jaar. In beide gevallen is het gevolg hetzelfde: een langdurige stellingenoorlog.

103 dollar. Zo veel kostte een vat Noordzee-olie een jaar geleden. Datzelfde vat verandert nu van eigenaar voor zowat 46 dollar. Ondanks een opstoot de jongste dagen blijft de olieprijs in erg lage niveaus vertoeven. De oorzaak: overproductie, en weinig kans op een snelle verandering.

Alle olieproducerende grootmachten hebben zich stevig ingegraven in de wereldwijde oorlog om marktaandeel. Zelfs Rusland en Irak, die het meest in de vuurlinie zitten en de oliedollars het hardste nodig hebben om hun begrotingen in de hand te houden, hebben nog geen signaal gegeven dat ze zelfs maar overwegen de witte vlag te hijsen.

Tot pakweg midden vorig jaar was de oliewereld een relatief stabiel gegeven, met Saoedi-Arabië als de wijze eminentie die voor orde in het huishouden zorgde. De Arabische woestijnstaat geldt, sinds de olie er in 1938 werd ontdekt, als het land met de grootste oliereserves ter wereld. Naar verluidt zitten er nog ongeveer 268 miljard vaten in de grond, goed voor een vijfde van de wereldvoorraad.

Werd er te veel zwart goud opgepompt, waardoor de prijs te sterk daalde en de begrotingen van een aantal olieproducerende landen in de problemen kwamen, dan werden de kranen in Riyad iets meer toegedraaid. Steeg de prijs te veel, dan ging het ventiel weer open. Maar met het aantreden van koning Salman bin Abdoel Azia al-Saoed begin dit jaar lijken de Saoedi’s niet langer bereid te fungeren als ‘s werelds swing producer.

Schalierevolutie

Al gaat het veel te ver om de Saoedi’s als de agressor in het verhaal op te voeren. Vooral de Verenigde Staten hebben het speelveld veranderd. Tussen 2008 en 2015 steeg de olieproductie van de yankees met 75 procent, met dank aan de schalierevolutie. Volgens Spencer Dale, de hoofdeconoom van de olie- en gasgroep BP, is het slechts “een kwestie van tijd voor de VS zelfbedruipend zullen zijn”.

Dat sluit een belangrijke markt grotendeels af voor de landen van de OPEC, de organisatie van olieproducerende landen. De opkomst van schalieolie had ook nog een ander effect. Het deed het aanbod aan olie vorig jaar dubbel zo snel groeien als het gemiddelde van de afgelopen tien jaar. Alleen: de vraag bleef op haar normale groeiritme. Dat zette druk op de olieprijs.

Daardoor werden de Saoedi’s in november, bij de 166de vergadering van de OPEC, voor het blok gezet. De productie terugschroeven zou de prijzen ondersteunen, maar dat heeft het risico dat andere landen marktaandeel van Saoedi-Arabië wegsnoepen in vooral Azië. Het land koos ervoor de productie op peil te houden, zelfs al zouden daardoor de prijzen nog verder kelderen. De Arabieren gingen nog een stap verder: in plaats van 9,6 miljoen vaten per dag vorige herfst werden in juli dagelijks 10,4 miljoen vaten opgepompt.

Dat komt neer op een oorlogsverklaring. Eentje met een duidelijk doel: de tegenstanders snel ontwapenen. Want, zo werd verwacht, schalieolie heeft een olieprijs nodig van 70 tot 80 dollar om rendabel te zijn. Alleen is het manoeuvre van Saoedi-Arabië niet zonder risico’s: ook landen als Irak, Venezuela, Algerije en Nigeria zijn afhankelijk van een hoge olieprijs om hun begroting niet verder te laten ontsporen.

Geen vraagdestructie

Al wijst professor Thijs Van de Graaf, docent internationale energiepolitiek aan de Universiteit Gent, erop dat de OPEC-leider Saoedi-Arabië niet alleen de schalieolie viseerde. “Het land wilde op de langere termijn vraagdestructie vermijden. Bij een prijs van 100 dollar per vat is onderzoek naar alternatieve technologie erg interessant. Denk aan hernieuwbare energie, maar vooral aan transport: wagens op elektriciteit of op gas. Een langdurig lage olieprijs kan die innovaties vertragen, en de aandelen van de Tesla’s van deze wereld klappen geven.”

In eerste instantie lijkt de Arabische ‘aanval’ succes te hebben: sinds oktober werd zowat 40 procent van de schalieoliebronnen tijdelijk gesloten. Maar dat is slechts een deel van het verhaal, want tegelijk verminderden de schaliebedrijven hun kosten, dreven ze de productiviteit op, en hielden hun totale productie nagenoeg op peil: pas in mei begon die te nivelleren.

Tegelijkertijd besloot een ander belangrijk OPEC-lid, Irak, zijn productie op te krikken. Terwijl het land in het noorden strijd levert tegen de terroristen van IS, vertrokken vanop de olieplatformen in het zuiden in juni 4,1 miljoen vaten per dag, of een vijfde meer dan de 3,4 miljoen vaten in november. Ook uit Oman, Rusland en het Noordzeebekken stroomt er nu meer ruwe olie naar de wereldmarkten dan een jaar geleden.

Bovendien staat ook Iran in de wachtkamer. Het land leed jarenlang onder een internationaal embargo, maar met het recente akkoord over zijn kernwapenprogramma staat niets nieuwe olie-exporten in de weg. Van de Graaf: “Dat betekent 1,5 miljoen vaten per dag extra, wat voor nog meer neerwaartse druk op de olieprijs zorgt.”

Patstelling

Als het aanbod hoog blijft, blijven de prijzen laag, tenzij plots de vraag naar olie sneller stijgt dan het aanbod. Op de OPEC-vergadering in juni bleek dat de landen van het kartel uitgaan van een groeiende vraag in de tweede jaarhelft en in 2016, vooral in de niet-westerse landen. Ook het Internationaal Energie Agentschap verwachtte een sterkere groei, vooral aangedreven door de stijgende vraag in de transportsector in de ontwikkelende economieën. Helaas kreeg de basis onder die voorspellingen een stevige knauw, toen de afgelopen weken bleek dat de Chinese economie het minder goed zal doen dan verwacht.

Daardoor is de patstelling compleet, en begint het olieslagveld almaar meer op dat van Verdun te lijken. De strijd om dat Franse bolwerk uit de Eerste Wereldoorlog vergde tien maanden, en kostte tussen 700.000 en 1,2 miljoen levens, zonder noemenswaardige terreinwinst voor een van de strijdende partijen. Ook nu lijkt niemand bereid om de strijd te staken, en blijft iedereen die het kan zo veel mogelijk olie oppompen. Landen als Irak, Iran, Rusland, en onder meer Nigeria hebben het geld gewoon te hard nodig.

Buigen of barsten

Het is buigen of barsten, en vroeg of laat vallen er lijken. Kleinere oliebedrijven als Lundin, Halcon Energy, Continental Resources, Gulf Keystone en Tullow Oil prijken volgens analisten bovenaan in het lijstje van overnamedoelen. Maar ook de olieproducenten delen in de brokken. De Venezolaanse economie bijvoorbeeld, die voor meer dan 90 procent afhangt van de petroleumsector, kampt met een inflatie van boven 100 procent, en zal volgens het Internationaal Monetair Fonds (IMF) dit jaar met 7 procent krimpen. Egypte, Angola, Gabon en Indonesië hebben de brandstofsubsidies voor hun inwoners verlaagd. “Saoedi-Arabië heeft ruime reserves, maar ook dat land overweegt volgend jaar in zijn uitgaven te snijden”, stipt Johan Braem, zaakvoerder van het financieeladviesbureau Solidus Capital, aan.

“Alle tekenen wijzen erop dat de producenten voorlopig gewoon blijven produceren”, concludeert Van de Graaf. Braem ziet ten vroegste volgend jaar enige verandering in de situatie komen. “Typisch aan schaliebronnen is dat ze de eerste twee à drie jaar zeer veel produceren. Nadien zwakt die productie af. De oliebedrijven schrappen nu investeringen in nieuwe velden, dus zal de productie van schalieolie vanaf de tweede helft van 2016 verminderen.”

Het herstel zal niet zo snel gaan, verwacht Braem. “De olieprijs dook in 2009 een paar maanden naar 30 dollar, maar toen trok de Chinese relance de prijs opnieuw omhoog. Nu zal het langer duren. Al weet je ook: hoe langer de investeringen nu worden uitgesteld, hoe scherper de prijsreactie zal zijn.”

Ook Van de Graaf weet dat het spel van vraag en aanbod op termijn weer in een hogere olieprijs zal resulteren. Al is er iets veranderd, meent hij. “Schalieolie heeft de elasticiteit van het aanbod ten opzichte van de prijs verhoogd. Vroeger reageerde de productie pas na maanden op prijsprikkels. Klassieke oliebronnen zijn erg kapitaalsintensief en moeten zorgen dat de druk niet plots wegvalt. Schaliebronnen zijn anders: kleinere velden, een minder lange productie, en ze kunnen veel sneller aan- en uitgezet worden. Als de olieprijs stijgt, zullen de schalieoliebronnen snel weer competitief zijn. Zij worden de echte swing producers.”

Luc Huysmans

“Schalieolie heeft de elasticiteit van het aanbod ten opzichte van de prijs verhoogd” Thijs Van de Graaf, UGent

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content