LISSABON

Morgen opent de voorlaatste wereldexpo van deze eeuw haar deuren in Lissabon. Beleven we het einde van het minimalisme en – zo ja – wat komt erna? Een preview van een boeiende tentoonstelling, getekend door de nakende eeuwwende. En een hernieuwde kennismaking met de stad van de fado, van melancholie en poëzie.

De jongedame van ICEP ( Investimentos, Comércio e Turismo de Portugal) valt me in de rede wanneer ik haar vraag of zij toevallig de juiste plaats kent waar de beste Vlaamse dichter vorig jaar overleden is: ” Herman de Coninck? Natuurlijk weet ik dat, want vele mensen uit uw land komen ernaar vragen.” Ze spreekt de Vlaamse naam heel keurig en met respect uit, alsof zij elke avond voor het slapengaan nog even rondwaalt in De hectaren van het geheugen of andere dichtbundels van Herman de Coninck. Een slaperige taxichauffeur, die bij elk rood licht wegzinkt in de hectaren van zijn dromen, brengt me naar de Rua Marquès de Sà da Bandeira, vlakbij de Fundaçào Calouste Gulbenkian, een van de mooiste musea van Lissabon waar Herman de Coninck die ochtend naar op weg was. Op de stoep voor het nummer 74 – vlak tussen een restaurant en een café – bevindt zich een sobere herinnering in de stoep ingewerkt, met spiralen die verwijzen naar het onbereikbare. Met volgende tekst: Conto de fadas – Era uma vez um homem – Que era sempre justo. Sprookje – er was eens een man – die altijd rechtvaardig was. En daaronder: Herman de Coninck – Mechelen 1944 – Lisboa 1997.

“De hectaren van het geheugen staan leeg. De toekomst is al jaren voorbij. Maar nu ook het verleden.”

Herman De Coninck

De taxichauffeur is wakker geworden en wil weten wie, en hoe. Werd hij doodgeschoten? Met een mes neergestoken? Hij begrijpt het niet. Hoe kan een dichter nu gewoon sterven?

Lissabon heeft iets met dichters. Fernando Pessoa (1888-1935) was de beroemdste. Hij zit naast mij op het terras van café Brasileira in brons gegoten, wachtend tot in de eeuwigheid op een koffie. Die Brasileira is trouwens de beste koffie van het Iberisch schiereiland. Het wachten waard. In de jaren ’20 was Pessoa hier al stamgast. Samen met een hele schare intellectuelen en kunstenaars die de nieuwe wegen van het modernisme bewandelden. Vond hij hier de inspiratie voor zijn Mesagem, zijn ‘Boodschap’ verpakt als episch gedicht? De straat is nochtans niet naar Pessoa genoemd, wel naar een andere dichter uit de 19de eeuw: Joào Almeida Garrett. Terwijl de hele wijk – die in 1988 voor een groot deel door het vuur verteerd werd – genoemd werd naar nog een andere dichter, de 16de-eeuwse António Ribeiro, beter bekend onder zijn bijnaam Chiado. De poëzie zit in de stenen van deze stad gebakken. In het vlees en bloed van haar inwoners. Fado, de Portugese klaagzang, werd niet toevallig hier geboren. Fado verwijst trouwens naar het Latijnse fatum: het noodlot. De melancholie is er om te snijden. De muren zingen over leven en dood.

“De deur waardoor hij in het leven kwam, staat open. Het tocht

van oneindigheid. Van eindigheid. Hij is. Hij moet zijn.”

Herman de Coninck

De wereldexpo

zal miljoenen bezoekers naar Lissabon lokken. Het culturele totaalspektakel wordt wel eens met Disneyland vergeleken. Toch is er meer aan de hand. De expo wil ook een teken van de tijd zijn. Een baken op de overgang tussen 19 en 20. En al is het dan niet de laatste wereldtentoonstelling van de eeuw (in 2000 is er nog een expo in Hannover), toch is een zeker fin-de-siècle voelbaar. Het afsluiten van een periode en het zoeken naar weer nieuwe horizonten. Met de neus op de feiten, op de tijd, is het gewaagd zich aan dergelijke conclusies te wagen. Toch is het niet oninteressant omdat de pogingen tot situeren mee deel uitmaken van het discours, een onderdeel worden van de ‘vernieuwing’. M.a.w. het heden is nog niet af, maar volop in evolutie. Wat zeer goed zichtbaar is in de stad Lissabon waar nog op vele plaatsen gewerkt wordt. Een stad als organisch gegeven.

Sommigen menen in deze periode het naderende einde van het minimalisme te ontdekken. Wat gesymboliseerd wordt in het werk van Alvaro Siza Vieira, ontwerper van het Portugese paviljoen. In een poging om een tijdloos monument te maken, grijpt hij terug naar de Griekse en Egyptische bouwkunst, terwijl hij tegelijk de technologische registers opentrekt met zijn nu al legendarische doorbuigende dak. De enorme massa die gedragen wordt door de lucht. Maar dan wel ten koste van reusachtige steunberen die het geheel schragen. Less is more! Het eeuwige dilemma van de architectuur.

Wat komt er dan in de plaats? Dat zal uiteraard de toekomst moeten uitwijzen. Een tendens die zich lijkt af te tekenen is een retour naar het ambacht, een spelen met materialen. Soms geslaagd, soms minder geslaagd. Het mooiste voorbeeld is het Utopia Paviljoen, dat als een enorme trilobiet uit de prehistorie midden in de exporuimte is neergestreken en alleen maar even lijkt uit te rusten om straks naar een andere planeet verder te vliegen. Het is een ontwerp van Regino Cruz. De grote mythen van de zee zullen hier op interactieve manier te herbeleven vallen. Maar niet alle architectuur en activiteiten zullen even tijdloos zijn. Een wereldexpo blijft een massaspektakel.

België heeft geopteerd voor een middenweg. Enerzijds wil men de bezoeker op 5 à 10 minuten informeren over ons land met zijn ingewikkelde structuur van gemeenschappen en gewesten. Voor de invulling van die (sterk vereenvoudigde) boodschap heeft concepteur Frans Van Praet geopteerd voor een culturele beeldentaal die toch verder reikt dan de doorsnee en de kijker even laat glimlachen, in het beste geval zelfs nadenken. Al hebben een aantal administratieve hinderpalen en beknottingen de kracht van het oorspronkelijke concept wel aangetast: het gesjoemel met Magritte, de afwezigheid van de watersculptuur van Pol Bury, om slechts enkele onvolkomenheden aan te duiden. Toch zal het Belgisch paviljoen bij de betere horen. Ook al omdat sommige landen er zich wel erg makkelijk hebben vanaf gemaakt.

Een goede stad

is opgebouwd uit paradoxen. Uit lelijkheid en schoonheid, uit grootsheid en verkleutering, uit verleden en toekomst, uit wit en zwart. Iets is pas ‘schoon’ als het tegenover iets ‘lelijks’ geplaatst wordt. Die controversen vind je in Lissabon omzeggens op elke hoek van de straat. Misschien daarom dat deze stad zo een doorleefde indruk maakt. Als een honderdjarige vrouw die zich met kromme rug en diepe groeven in het gelaat kreunend voortbeweegt zoals de oude trammetjes in Alfama. Daarom vinden we Lissabon zo authentiek, ook al weten we dat branden en aardbevingen hier geweldig hebben huisgehouden. Er is natuurlijk nog een andere reden: de mensen die hier wonen en rondlopen dragen de geschiedenis van deze havenstad in zich. De blanken met de lange neuzen die in Azië op zoek gingen naar peper en rijkdom; de zwarten uit Afrika; de mengrassen uit Rio de Janeiro. Dit amalgaam van mensen hoort hier samen in deze uitkijkpost over de oceaan. De zee is de grootsheid van deze stad. Maakt afstanden overbrugbaar. Lissabon grenst aan Mozambique en Brazilië. Alleen Azië ontbreekt in dat straatbeeld. Ondanks de grote ontdekkingstochten van Henrique, Zarco, Eanes, Tristao, Dias, da Gama, Cabral, Magelhaes…

Azië is wel aanwezig in de Portugese keuken, die een buitenbeentje vormt in het mediterrane gebied. Nergens ter wereld – buiten Azië – gebruikt men zoveel verse koriander. Het gebruik van kruiden, de combinaties van vis en vlees maken de culinaire belevenissen in Lissabon tot een waar genot. Dan hebben we het niet eens gehad over de prachtige Portugese wijnen die nauwelijks over de grenzen bekend zijn: de rode wijnen uit Alentejo bijvoorbeeld, de witte wijnen uit Bairrada, de oeroude port- en madeirawijnen. In de Solar do Vinho do Porto in de oude wijk Bairra Alto kunt u veel van dit fraais proeven.

Opmerkelijk

is toch wel dat de Portugese keuken nog in vele gevallen het domein van de vrouw is. “In mijn keuken komen geen mannen binnen”, zegt Dina Marques, de doet-al van het enige sterrenrestaurant in Lissabon, Conventual. “Mannen zijn vooral goed als er ‘internationaal’ gekookt wordt. Maar onze keuken is veel nauwer verbonden met de keuken van thuis, met de recepten van moeder en grootmoeder. De vrouw kent die. Bovendien zijn vrouwen veel betere proevers.” Dina Marques is economiste en liet gelukkig voor de fijnproever een baan als manager staan om haar passie te botvieren in haar keuken. De koriandersoep en de eend met champagne en roze peper smaken verrukkelijk. Bovendien kent Marques zowat alle sterrenrestaurants in België en ze heeft een duidelijke voorkeur: ” Bruneau is de allerbeste.”

We vinden nog meer vrouwen in de keukens terug. Eugenia Cerqueira bijvoorbeeld, de chef van het York House, een 17de-eeuws karmelietenklooster, later herberg en momenteel het mooiste charmehotel van Lissabon. “De weinige keren dat ik nog thuis kan koken, maak ik precies dezelfde gerechten klaar als in het restaurant”, zegt ze. “Vrouwen zijn nu eenmaal de beste koks. Het is vooral een kwestie van aanvoelen, van sensibiliteit. Bovendien kunnen ze beter organiseren en letten ze meer op hygiëne.” Onder de prachtige palmboom die zijn schaduwt werpt over de tuin, proeven we haar lulas con chorizo: inktvis met worst, voorwaar een ongewone combinatie die standhoudt.

Eén van de beste keukens van Portugal is die uit Alentejo. U vindt ze in de Casa do Alentejo, het cultureel huis van de provincie, dat omwille van zijn interieur en zijn restaurant een bezoek meer dan waard is. U vindt ze ook in een klein restaurantje, halfweg tussen het centrum en de expo: d’Avis. Hier primeert de echte boerenkeuken uit Portalegre van Maria de Jesus, o.a. de ensopada de borrego (schapenragout) en het beroemde carne de porco à alentejana, bestaande uit varkensvlees en venusschelpen, worst, spek, aardappelen en uiteraard limoen en koreander. Een klassieker!

Soms oogt

Lissabon een beetje ouderwets: rustieke interieurs, oude kwartieren als Alfama en Bairro Alto, versleten toeristische fadohuizen, in de uitstalramen kostuums van weleer, bejaarden die op de vele pleintjes een kaartje leggen. Maar toch komt de stad soms verrassend hedendaags uit de hoek. Bijvoorbeeld met de beeldententoonstelling van Botero op de Praça do Comércio.

Verrassend ook is de ombouw van de leegstaande dokken langsheen de Taag tot discotheken, bars en restaurants. Eén van de eersten was Alcântara Café, in de buurt van Santo Amaro. In een groezelige buurt verbouwde Pinto een oude steendrukkerij om tot een spectaculair eethuis, annex bar en disco. De oude dokken van Santo Amaro, langsheen de Taag, onder de oude brug van 25 april, trekken ‘s nachts vooral het jonge volkje aan. De rich & famous zijn eerder terug te vinden in schitterend ingerichte boîtes als Blues Café, Docks, Indochina, Kapital, Café Café, Queen’s, King’s of het techno-paleis Kremlin. Voor elk wat wils. Een aanbod om vele Europese hoofdsteden jaloers te maken.

Ook in Bairra Alto is het ‘s nachts op de koppen lopen. De restaurants Pap’Açorda en de club Fragil zijn the places to be. Meer of all times is het Pavilhao Chînes, een pracht van een bar uit 1901, volgestouwd met de meest onwaarschijnlijke verzamelobjecten. Hier komt men om te genieten van een oude port of madeira met sigaar. Zorg ervoor niet te verdwalen in de stationsbuurt waar lichtekooien zich ophouden rond groezelige bars en dancings. Lissabon is tenslotte een havenstad.

Vijfhonderd jaar geleden werd Vasco de Gama door het fiere Portugal op ontdekkingstocht gestuurd. Lissabon was toen de navel van de (oude) wereld. Nu moet deze stad krampachtige inhaalbewegingen uithalen om nog te mogen meespelen in het Europa van vandaag, van morgen. De expo is als het ware een veerpont naar Europa, naar de wereld. Een unieke kans om zich te tonen aan 16 miljoen bezoekers.

HENK VAN NIEUWENHOVE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content