LAGERE PRODUCTIVITEIT IN EUROPA VERBERGT OOK RIJKDOM

Geert Noels Geert Noels is chief economist van Econopolis.

Economen verwijzen al langer dan vandaag naar de hogere groei en productiviteit in de VS. Die cijfers geven echter een simplistisch beeld van de Europese economie. De lagere productiviteit in Europa is deels een keuze voor meer vrije tijd, en deels de prijs voor de rijkdom aan diversiteit in smaken en culturen.

Ik hoop dat u een deugddoende vakantie hebt gehad. Uiteraard vindt u uw vakanties steevast te kort – behalve misschien als u in de regenachtige maand augustus een te krap appartement had gehuurd aan de kust. Maar in vergelijking met andere burgers op deze wereld, hebben de Europeanen inderdaad veel vakantie. Ruim zeven weken per jaar, terwijl ze in de VS bijvoorbeeld met amper de helft moeten rondkomen ( zie grafiek).

Meer werken: teken van rijkdom? Die lange vakanties hebben echter belangrijke gevolgen voor de economische statistieken. In de VS wordt er meer gewerkt, en dat verhoogt het bruto binnenlands product (bbp) daar. Meteen stijgt ook de productiviteit van Amerika, want een werknemer creëert er op een jaar tijd meer goederen of diensten. “Europeanen zijn lui,” klinkt het in de VS. De reactie vanuit het Oude Continent is voorspelbaar: “Amerikanen leven om te werken, en willen altijd meer”.

Recente studies (1) tonen aan dat de waarheid genuanceerder is. Europeanen werken bijvoorbeeld minder in de markteconomie, maar zijn veel ijveriger thuis ( zie grafiek rechts). Amerikanen besteden dat soort dingen uit. Netto komt het echter op hetzelfde neer: de Europeaan heeft een lager inkomen, en kan dus niet altijd een beroep doen op een tuinman, poetsvrouw of (witte) schilder. En zo bloeit er in Europa een parallel circuit waar veel in het eigen huis wordt gewerkt, maar ongetwijfeld ook in andermans huis… Olivier Blanchard van het Massachusetts Institute of Technology (MIT) argumenteert dat het Europese bbp daardoor wordt onderschat(2). Het thuiswerk wordt wel gemeten in de VS, maar niet in Europa. Ontspanning wordt zelfs als waardeloos beschouwd in de huidige bbp-statistieken. Ook dat is fout volgens Blanchard, die berekende dat het verschil in bbp per capita tussen de VS en Europa bijna wegvalt en eigenlijk meer een uitdrukking is van verschillende waarden en keuzen en dus niet zozeer wijst op een reëel verschil in economische welvaart.

Wal-Mart of lokale markt? Je kan de vraag stellen hoe precies de meetkunde van de economen is als hun belangrijkste maatstaf (het bbp) zo onnauwkeurig is. Denk maar aan de vele revisies die het bbp ondergaat, dikwijls jaren later. Zo werd de Chinese economie vorig jaar in één klap 17 % groter door een herziening van de cijfers. Kunt u zich inbeelden dat Newton zich 17 % zou hebben vergist in de berekening van de valversnelling? Of dat we het getal pi op een dag met 17 % zouden moeten bijstellen?

In de VS bleek bij een recente herziening de groei in de afgelopen vier jaar bijna een half procent lager te liggen dan eerst gedacht. Hebt u daar veel over gelezen? En de onnauwkeurigheid neemt alleen maar toe als je de productiviteit berekent.

Uit de statistieken blijkt steevast dat de VS productiever zijn dan Europa. Iets wat soms moeilijk te rijmen valt met de praktijk. Onze industrie werkt stukken efficiënter dan de Amerikaanse – de reden trouwens waarom ze bij ons nog bestaat en in de VS bijna verdwenen is. Op logistiek vlak is Europa dankzij de automatisering en de ‘just in time’-principes zelfs veel efficiënter dan de VS. En in hotels valt het overtollige personeel ook al snel op.

Negentig procent van het productiviteitsverschil van 1 % per jaar tussen de VS en Europa zou volgens de berekeningen van het Amerikaanse onderzoeksinstituut The Conference Board toe te schrijven zijn aan slechts twee sectoren: de financiële diensten (Wall Street) en vooral de distributie.

Economen hanteren als parameter voor de warenhuissector de ‘totale omzet per werknemer’. Het Amerikaanse model met hypermarkten à la Wal-Mart blinkt uit in het verkopen van grote hoeveelheden gelijkaardige producten, liefst van goedkope Chinese makelij. In zo’n model meten economen dus eerder de standaardisatie en de schaalvoordelen in plaats van de productiviteit van de werknemers. De Europese distributie tracht een veel grotere variatie aan producten aan te bieden met een betere dienstverlening. Diversiteit in keuze aanbieden vereist juist méér efficiëntie, en niet minder. Volgens de statistici is het dus economisch beter om een halve liter zwart vocht bij Starbucks te drinken, dan een kleine smaakvolle espresso op een Italiaans terrasje…

Verborgen rijkdom van Europa. De statistische productiviteit van Europa ligt dus lager in Europa dan in de VS. Maar dat heeft helemaal niets te maken met het feit dat de Europeaan lui is, en de Amerikaan een werkslaaf. Beiden werken thuis en op het werk samen ongeveer evenveel.

Het productiviteitsverschil verbergt echter een veel grotere diversiteitsrijkdom op het Oude Continent, en het verlangen om een meer persoonlijke dienstverlening te krijgen. De lagere Europese productiviteit (zoals die nu wordt gemeten) is ook een uitdrukking van een keuze, namelijk voor meer persoonlijke ontwikkeling en minder economische ontwikkeling.

De auteur is hoofdeconoom van Petercam Vermogensbeheer. Reacties: visienoels@trends.be

(1) Stephen Nickell, Bank of England, mei 2006, ‘Are Europeans Lazy? Or Americans Crazy?’ (2) Olivier Blanchard, juli 2006, ‘The many dimensions of work, leisure and employment’

Geert Noels

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content