Lagere productiviteit houdt vergrijzing betaalbaar
België heeft de meest productieve werknemers van Europa’, het zit gebeiteld in ons collectieve economische bewustzijn. Volgens Eurostat levert de gemiddelde Belgische werknemer jaarlijks een toegevoegde waarde die 30 procent groter is dan die van een gemiddelde Europeaan. Alleen de Ieren doen beter. Die fenomenale productiviteit wordt vaak gebruikt als tegenargument voor onheilstijdingen over torenhoge loonbelasting, slechte doorstroming van laaggeschoolden naar de arbeidsmarkt en lage participatie van ouderen. Van alle personen tussen 55 en 64 is in België nauwelijks 33 procent beschikbaar voor de arbeidsmarkt. Het gemiddelde in de OESO is maar liefst 54 procent, en in Zweden en Noorwegen wordt zelfs 70 procent gehaald. Bovendien ligt de werkloosheid bij jongeren en laaggeschoolden in België merkelijk hoger dan het OESO-gemiddelde. Het paradoxale is echter dat onze veelgeroemde hoge productiviteit mee een gevolg is van deze zwakheden op de arbeidsmarkt.
We hebben immers niet de meest productieve bevolking, maar wel de meest productieve werkende bevolking. En dat is een groot verschil. Belgen zijn hooggeschoold en innovatief, maar niet in die mate dat dat het volledige productiviteitsverschil met de rest van Europa kan verklaren. De hoge arbeidsproductiviteit wordt voor een groot stuk veroorzaakt door de systematische uitsluiting van laaggeschoolden, ouderen en de minst productieven in de samenleving. Door hoge minimumlonen, soepele uitstapregelingen en te genereuze werkloosheidsregelingen worden de minst productieven van de arbeidsmarkt geweerd en wordt de gemiddelde productiviteit bijgevolg opgekrikt. Hoe triviaal het ook klinkt: een werknemer die meer kost dan hij opbrengt, wordt werkloos. Een werkzoekende die meer kost dan hij kan opbrengen, blijft werkloos. Elke maatregel die ervoor zorgt dat een werknemer meer moet worden betaald (zijn brutoloon) dan hij een bedrijf kan opbrengen (zijn productiviteit), vernietigt werkgelegenheid. Minimumlonen en leeftijdsgebonden verloning zijn de meest in het oog springende voorbeelden.
De productiviteit van een werknemer is niet constant. Aan het begin van de carrière is de productiviteit laag. Naarmate de werknemer ervaring opdoet, stijgt de productiviteit waarna ze piekt rond de leeftijd van vijftig jaar. Vanaf dan stagneert de productiviteit of begint ze zelfs langzaam te dalen. Door het minimumloon kost een laaggeschoolde werkzoekende vaak meer dan hij ooit kan opbrengen en raakt hij bijgevolg niet aan een job. Een (hoog) minimumloon is dan ook een asociale maatregel. Het fungeert als een productiviteitsexamen waaraan de werkzoekende moet voldoen vooraleer hij mag werken. Hoe hoger het minimumloon, hoe moeilijker het examen en hoe hoger de productiviteitslat ligt om aan de slag te kunnen. Alle goede bedoelingen ten spijt: voor de minst productieven in de samenleving zijn hoge minimumlonen een de facto beroepsverbod.
In vergelijking met het mediaanloon is het Belgische minimumloon hoog (alleen in Frankrijk is het hoger) en in absolute termen is het ook zowat het hoogste van Europa. Een genereus minimumloon maakt een laaggeschoolde onaantrekkelijk voor de arbeidsmarkt. Een genereuze werkloosheidsuitkering maakt de arbeidsmarkt dan weer onaantrekkelijk voor een laaggeschoolde. Beide zijn voor hen dan ook geen steun, maar een molensteen rond hun professionele nek. Voor wie ethische bezwaren heeft tegen lage lonen: een laaggeschoolde of een jongere krijgt veel meer kansen en ervaring door een laagbetaalde baan dan door een jarenlang verblijf in de werkloosheid. Ook verloning die stijgt met de leeftijd wordt vroeg of laat een beroepsverbod voor oudere werknemers op het moment dat hun dalende productiviteit conflicteert met een verder stijgend brutoloon. Zeker in het huidige klimaat van economische onzekerheid zijn werknemers of werkzoekenden met een lage of dalende productiviteit de eersten die uit de boot dreigen te vallen.
Landen met een lager minimumloon, lagere en vooral kortere werkloosheidsuitkeringen en lagere arbeidsbelastingen hebben een lagere jeugd- en migrantenwerkloosheid en een grotere participatie van de oudere bevolking op de arbeidsmarkt. Die landen hebben ook vaak een wat lagere productiviteit. Is dat een slechte zaak? Als toegestaan wordt dat het brutoloon beter aansluit bij de werkelijke productiviteit, lossen problemen van onmogelijke instap aan het begin van de carrière en vervroegde uitstap aan het einde van carrière zich vanzelf op.
Wie begaan is met de betaalbaarheid van de vergrijzing, moet dringend zoveel mogelijk mensen aan de slag helpen: bij uitstek de laagst geschoolden en minst productieven. Zij zijn te vaak het slachtoffer van bij wet opgelegde productiviteitsexamens. Onze hoge productiviteit zal niet volstaan om de volgende jaren budgettair overeind te blijven. Integendeel, als we de vergrijzing willen kunnen blijven betalen, moet de gemiddelde productiviteit dringend lager.
Peter De Keyzer
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier