Koester de kmo
Je kunt in Vlaanderen geen industrieterrein oprijden, of je botst er op kmo’s die zich in hun niche Europees of zelfs wereldleider mogen noemen. Soms liggen ze goed verscholen tussen andere ondernemingen, klein en groot, die naarstig aan de toekomst timmeren. Dat is de ruggengraat van onze economie, die de 100.000 banen moet creëren die de taxshift belooft. Die lappendeken van ondernemingen moet voor de 1,5 procent economische groei zorgen die we zo hard nodig hebben. Dat leger van bedrijfssoldaten moet de toegevoegde waarde opleveren waarmee de overheid haar rekeningen kan doen kloppen. Koester dus die kmo’s.
Er waait voor hen sinds kort een frisse rugwind. Na de verstikkende behandeling van de regering-Di Rupo zorgde de regering-Michel voor meer zuurstof. De gestage verlaging van de loonkosten die onder Di Rupo was ingezet, de indexsprong en enkele specifieke maatregelen voor kmo’s zetten hen meer op scherp (lees blz. 16). Maar het is te vroeg om op de lauweren te rusten. Er blijft een loonhandicap van 10 procent en als de olieprijs volgend jaar opnieuw zou stijgen, smelt de geleverde inspanning als sneeuw voor de zon.
De regering kan nog een stap verder gaan door kmo’s de mogelijkheid te geven om voor een vereenvoudigd tarief van 20 procent in de vennootschapsbelasting te kiezen, zonder aftrekmogelijkheden die toch vooral op de multinationals afgestemd zijn. Maar daarvoor zijn helaas noch de centen, noch het politieke kapitaal voorhanden. Bovendien is de regering weinig consequent met de verhoging van de roerende voorheffing en de invoering van de speculatietaks. De stimulansen voor risicovrije spaarboekjes en de fiscale bestraffing van risicokapitaal passen niet in een beleid dat ondernemen wil aanmoedigen.
Maar goed, de regering geeft een eerste voorzet, het is nu aan de kmo’s om die binnen te koppen. Beste bedrijfsleiders, gebruik die zuurstof om extra personeel aan te werven. En beste politici, heb daarbij enig geduld en laat de markt zijn werk doen. De arbeidsmarkt heeft al een belangrijke horde genomen. Na de grote recessie van 2008 en 2009 kwam de banencreatie in dit land vooral van de overheid of van gesubsidieerde jobs, wat op termijn geen betaalbaar model is. Sinds 2014 creëert de private sector opnieuw meer nieuwe banen dan de publieke sector. Dat is een trendbreuk die verder moet aansterken.
De regering kan ook op een aanwervingsgolfje rekenen dankzij puur financiële wetmatigheden. Wanneer werft een bedrijf aan? Als de rendabiliteit voldoende hoog is en als er voldoende vertrouwen is. Dat laatste blijft een wankel gegeven in de onstabiele wereldeconomie, maar de rendabiliteit is wel aan de beterhand, zonder dat we daarover euforisch hoeven te zijn. De brutomarge van de Belgische ondernemingen zit met 44 procent in de buurt van het piekniveau van 2007. De crisis lijkt in de winstcijfers dus verteerd, maar dat herstel is nog niet te merken in de nettomarge, als ook de afschrijvingen in rekening worden gebracht. Die nettomarge bedraagt slechts 25 procent, ruim onder de 30 procent van 2007.
Als verklaring merkt de Nationale Bank op dat de kapitaalvoorraad van de bedrijven sinds midden jaren negentig steeds sneller wordt afgeschreven, onder meer omdat het belang van digitale en IT-activa toeneemt, terwijl die sneller in waarde verminderen. Vooral in de industrie heeft de nettowinstmarge zich nooit hersteld van de klap van 2009. Toch is ondernemen doorgaans een stuk rendabeler dan risicovrij beleggen in overheidsobligaties. Het rendement op het eigen vermogen van de doorsnee Belgische onderneming bedroeg 6,13 procent in 2014, wat een risicopremie van ongeveer 5 procent biedt tegenover Belgische overheidsobligaties.
Het pamperen van kmo’s is geen overbodige luxe, maar de openheid van de Belgische economie blijft de belangrijkste troef van ons bedrijfsleven. Internationale concurrentie vanaf de eerste minuut blijft de beste leerschool en de beste aanjager voor de creatie van toegevoegde waarde. Dat geen minister hier te lande dus het woord protectionisme durft uit te spreken. Die noodlottige economische visie wint terrein in Europa, tot vlak over de grens in Frankrijk, waar de doorbraak van het FN weinig goeds belooft voor de Franse economie (lees blz. 8).
Onze open economie telt niet toevallig een hoop wereldleiders. In een economie die steeds mondialer wordt — ook dankzij de digitalisering — is het lot van een bedrijf steeds meer binair: het hoort bij de top of het is in gevaar. De tussenweg van de middelmatigheid verdwijnt langzaamaan. Onze ruggengraat van kmo’s biedt een betere risicospreiding. Er mag al eens een over de kop gaan, zolang de voedingsbodem maar gezond is. Wat extra bemesting kan daarom nooit kwaad.
Hoofdredacteur
DAAN KILLEMAES
In een economie die steeds mondialer wordt, is het lot van een bedrijf steeds meer binair: het hoort bij de top of het is in gevaar.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier