Kleine taxshift in afwachting van grote hervorming
De taxshift die de regering-Michel belooft, wekte nauwelijks enthousiasme op bij de experts op de Trends Summer University. Wel bruiste het van stoutmoedige ideeën over grote belastinghervormingen.
Slagen de vier partijen in de regering-Michel erin hun taboes te doorbreken en deze zomer een akkoord te maken over een echte taxshift? De nieuwe voorzitter van de sp.a, John Crombez, plaatst hen alvast voor hun verantwoordelijkheid: “Nooit was de context zo gunstig. Alle partijen en sociale partners delen het idee dat de kostprijs van de arbeid moet dalen”, verklaarde hij eind juni bij het begin van het debat dat tijdens de Trends Summer University over de taxshift gehouden werd.
Een substantiële verlaging van de fiscaliteit op arbeid en tegelijk vermijden dat de begroting ontspoort, gaat uiteraard samen met een verhoging van de fiscale ontvangsten uit andere activiteiten of producten. Dat is de basisfilosofie van een taxshift. Tussen het principe en de concretisering ligt een brede waaier van modaliteiten, waarover de politieke wereld uiterst verdeeld blijft. We overlopen ze stap voor stap.
De eerste stap is de daling van de arbeidskosten. Die kan er komen door te sleutelen aan de werkgevers- of werknemersbijdragen, of aan de personenbelasting. “We moeten focussen op de werkgeversbijdragen om de loonkosten echt te verlagen”, benadrukt Voka-voorzitter Michel Delbaere. “De economische gezondheid van het land hangt af van de handelsbalans en daarom moeten we onze concurrentiekracht een boost geven.” Een aanpassing van de werknemersbijdragen om de koopkracht te stimuleren, kan nog altijd in een tweede fase, zegt hij. Hij is in zekere zin voorstander van een “taxshift light in de zomer, want zo’n symboolmaatregel is ongetwijfeld politiek noodzakelijk. Echte structurele hervormingen kunnen dan later in de legislatuur.” “Maar een taxshift alleen zal het land niet opnieuw op de rails zetten”, vat hij het samen.
Minister van Financiën Johan Van Overtveldt (N-VA) vindt echter dat op twee terreinen moet worden gewerkt, de koopkracht en de concurrentiekracht. “Op die manier werken we tegelijk in op het aanbod van en de vraag naar werk, wat een groter effect zal sorteren op de groei en de arbeidsvraag”, zegt hij. Een daling van de persoonlijke bijdragen in het stelsel van de zelfstandigen kan bovendien vermijden dat die groep bij de fiscale ontlasting vergeten wordt, zoals vorig jaar het geval was bij de verhoging van de aftrekbare forfaitaire kosten.
Heroriëntering van belastingverhogingen
En dan de volgende stap: als de belastingdruk op arbeid daalt, verminderen ook de inkomsten voor de staat. Men kan weliswaar rekenen op een terugverdieneffect dankzij banencreatie, maar dat is onvoldoende. Hoe kan de rekening in evenwicht worden gebracht? Vooraleer aan nieuwe belastingen gedacht wordt, kan misschien de staat worden ontvet. Dat is de thesis van advocaat-fiscalist Thierry Afschrift (ULB). “De discussie stoelt op verkeerde premissen”, legt hij uit. “Er wordt niet met een constante begroting gewerkt. Dit jaar nemen de inkomsten van de staat met 5,8 miljard euro toe en over de hele legislatuur bekeken moet die stijging oplopen tot 41 miljard. Een taxshift komt hoogstens neer op een heroriëntering van belastingverhogingen. Maar, eerlijk gezegd, is het in België nog nuttig de belastingen te verhogen?”
Zijn confrater François Parisis (Puilaetco Dewaay) wil eveneens de principes van de discussie verleggen. Hij heeft het over een “social shift eerder dan een taxshift”. Het uitgangspunt is dan een vermindering van de bijdragen die de sociale zekerheid financieren. Dat betekent ook een daling van de uitgaven in de sociale zekerheid, bijvoorbeeld door de werkloosheidsvergoeding te beperken in de tijd of door de privéverzekeraars een groter deel van de ziekenhuiskosten op zich te laten nemen. Als dat niet volstaat, moeten andere financieringsbronnen worden gevonden. “Een taboe zoals de veralgemeende sociale bijdrage moet er vroeg of laat komen”, zegt hij. “We moeten de sociale bijdragen verhogen op andere inkomsten dan de inkomsten uit arbeid, dus op roerende en onroerende inkomsten.”
Groene fiscaliteit is verraderlijk
En zo komen we tot de derde stap in de denkoefening rond de taxshift: de verschuiving naar heffingen op andere bronnen dan arbeid. Daarvan bestaan er drie: verbruik, vervuilende activiteiten en het vermogen of de inkomsten daaruit. Dat is de volgorde die de minister van Financiën verkiest, terwijl de voorzitter van de sp.a ze precies omgekeerd rangschikt. Beiden zijn ze het evenwel over één punt eens: de groene fiscaliteit staat vrij zwak in België. Ze vertegenwoordigt 2 procent van het bbp, terwijl het Europese gemiddelde op 4 procent ligt. Er bestaat wel degelijk een marge (1 procent of 4 miljard euro), vooral voor de belasting op energie. Volgens Van Overtveldt rijdt België daarin helemaal achteraan in het Europese peloton. Moeten we daaruit afleiden dat de btw op energie binnenkort tot 21 procent opgetrokken wordt? De minister spreekt zich daar niet over uit, maar hij roept wel op tot voorzichtigheid, omdat de inkomsten van de groene fiscaliteit gedoemd zijn te dalen naarmate de Belgen zich een gezonder ecologisch gedrag eigen maken. “De ervaring uit het buitenland toont aan dat gedrag zeer snel verandert. Het zou dan ook gevaarlijk zijn een taxshift te baseren op een milieubelasting”, luidt Van Overtveldts commentaar.
Blijven dus het vermogen en het verbruik. “Ik denk niet dat een substantiële taxshift kan worden gerealiseerd zonder een kapitaalbelasting te overwegen”, vindt Crombez. “Een lichte verhoging van de btw kan eventueel, maar die holt de koopkracht uit en wordt zeer snel nefast voor de economie.”
De minister van Financiën ziet dat anders. In een Europese vergelijking bekleedt België de vierde plaats voor de belasting op kapitaal als ook rekening gehouden wordt met de roerende voorheffing, de registratie- en successierechten en de vennootschapsbelasting. Een nog zwaardere belasting op het vermogen kan tot kapitaalvlucht leiden en de investeringen in België ontmoedigen, vreest de minister. “Als we een taxshift doorvoeren, dan is dat niet om een effect te creëren dat ons terugbrengt naar af of erger”, voert Van Overtveldt aan.
Delbaere sluit zich daarbij aan. Hij zegt “ongerust” te zijn over een eventuele belasting op de meerwaarden. “Dat is geen ideologische kwestie, wel een bekommernis om de werking van de markt. Zal wie een onderneming of een participatie verkoopt nog zin hebben om te herinvesteren in de technologie van de toekomst, als hij eerst 25 of 33 procent van zijn verdiensten moet afstaan?” De schaduw van Marc Coucke en Filip Balcaen hing duidelijk over de bijeenkomst.
Van Overtveldt heeft dus enkel nog de belasting op consumptie in de mouw zitten. Gewoontegetrouw verwijst hij naar de Europese vergelijking. Voor verbruik is België een van de minst gulzige lidstaten: accijnzen en btw vertegenwoordigen bij ons 25 procent van de inkomsten van de staat, terwijl het Europese gemiddelde 30 procent is en de ‘kampioenen’ 40 procent halen. Dat kan worden verklaard door de btw-ratio, die in België nauwelijks 50 procent bedraagt. Dat is de verhouding tussen het rendement van een uniforme belasting van 21 procent en de werkelijk ontvangen inkomsten. De verlaagde tarieven en de vrijstellingen ontnemen de staat de helft van zijn potentiële inkomsten uit de btw. De minister van Financiën wijst erop dat het gemiddelde basistarief in de Europese Unie 21,5 procent is. “We hebben daar dus een marge”, zegt hij. “Maar als we een verhoging van de btw opnemen in de index, dan beperkten we de impact van de taxshift op de werkgelegenheid.” En als we dat niet doen — wat de facto neerkomt op een tweede indexsprong — dan wordt het vuur van het vakbondsprotest opnieuw aangewakkerd.
Vennootschapsbelasting
Het expertpanel van de Trends Summer University liep niet over van enthousiasme voor een taxshift. De deskundigen bevelen uiteraard een daling van de loonkosten aan, maar toch geven ze de voorkeur aan een diepgaande en ambitieuze fiscale hervorming. Kleine aanpassingen brengen weinig zoden aan de dijk. “De kaaimantaks bijvoorbeeld is al voorbijgestreefd”, lacht Xavier Gillot van het bureau Stibbe. “Mijn klanten hebben allemaal hun structuur aangepast. En de diamanttaks komt er pas als heel wat ondernemingen uit de sector het land al verlaten hebben. Laten we eerder werken aan een brede hervorming en laten we de belastingen bekijken als een echte economische hefboom om België weer meer dynamiek te geven.”
Zo’n hervorming zou ook de vennootschapsbelasting moeten omvatten, iets waarnaar in het raam van de taxshift zelden verwezen wordt. “Met zijn hoge tarieven en complexe aftrekregels, die dan nog vaak op losse schroeven gezet worden, is België slecht geplaatst om buitenlandse investeerders aan te trekken”, betreurt Koen Maerevoet (KPMG). Hij verwijst naar de notionele-intrestaftrek, die gelanceerd werd met een tarief van 3,8 procent en nu een heel stuk onder het procent ligt. Xavier Gillot maakte hetzelfde mee met de stimuli voor onderzoek en ontwikkeling: “De ondernemingen worden met steunmaatregelen gelokt, maar dan laat men onzekerheid heersen over hun verlenging, voert men de controles op enzovoort. Veel bedrijven zijn dan ook al naar Duitsland uitgeweken.”
Het moet duidelijk de bedoeling zijn onze belastingregels drastisch te verduidelijken en te vereenvoudigen. “Ingewikkeldheid is de ziekte van de Belgische wetgeving”, voert Afschrift aan. Om de belastingdruk te verlagen, pleit hij voor een snoeibeurt in de ontelbare niches en vrijstellingen. “Op die manier gaan we in de richting van een soort vlaktaks”, zegt hij.
Christophe De Caevel
“Ingewikkeldheid is de ziekte van de Belgische wetgeving” Thierry Afschrift, ULB
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier