Daan Killemaes
Kerncentrales en grootbanken zijn in hetzelfde bedje ziek
Kerncentrales en grootbanken hebben met elkaar gemeen dat de maatschappelijke kosten hoog oplopen als het mis gaat, en dat vooral de overheid daarvoor mag opdraaien. Deze storende subsidie maakt van bankmastodonten en kernenergie overgangstechnologieën.
Als zich in de kerncentrales van Doel of Tihange een zwaar nucleair incident voordoet, dan is exploitant Electrabel voor maximaal 300 miljoen euro aansprakelijk. Dat is een peulschil en het is de overheid die zal opdraaien voor het overgrote deel van de schade, om nog te zwijgen van het menselijke leed.
Stel dat de exploitanten van kernenergie wel onbeperkt aansprakelijk zouden zijn, dan zou niemand zich nog aan kernenergie wagen. De verzekeringspremies, voor zover een verzekeringsmaatschappij zo’n polis durft aan te bieden, zouden zo hoog oplopen dat kernenergie onrendabel wordt. Kernenergie die intrinsiek veilig is, moet een kans krijgen, op voorwaarde dat de exploitanten op de markt een aansprakelijkheidsverzekering zoeken, zodat de elektriciteit uit kernenergie een juiste prijs krijgt.
De impliciete waarborg van de overheid is dus een enorme subsidie. Als dat niet doet denken aan de banksector. Bij een bankencrisis draait vooral de overheid op voor de schade (kijk naar de omvang van de Belgische overheidsschuld), en om nog erger te voorkomen heeft ze geen andere keuze dan falende banken te hulp te schieten. Deze impliciete subsidie voor monsterbanken staat een gezonde en faire werking van de markteconomie in de weg.
Deze borgstelling geeft de overheid het recht om hard op tafel te kloppen, strikte regels en controles op te leggen, hogere verzekeringspremies te eisen van banken en exploitanten van kernenergie, én op te doeken wat te groot is om te mogen falen.
Maar omdat de overheid vaak geen partij is voor de energiebonzen en topbankiers is de kans groot dat de overheid de risico’s onderschat en dus te laks optreedt. Bovendien heeft de bankencrisis nog grotere mastodonten gebaard, waardoor de kans toeneemt dat deze banken, met de overheidsgarantie in de achterzak, opnieuw onverantwoorde risico’s nemen. Ook de hogere verzekeringspremie die de overheid aan de banken vraagt, hangt met haken en ogen aan elkaar. België koos voor een premie op spaardeposito’s, maar op die manier betalen vooral de onschuldige spaarder en de voorzichtige spaarbank. Het is alsof de overheid aan alle omwonenden van Doel en Tihange een verzekeringspremie vraagt, en de exploitanten van de centrales relatief ongemoeid laat. De redenering van de overheid is dat ze de spaarder en omwonenden beschermt en vergoedt, en dus moeten zij daarvoor betalen.
Het is niet meer dan billijk dat ze ook de exploitanten een hogere verzekeringspremie vraagt, bijvoorbeeld via een uraniumtaks. Het voordeel is dat deze taks moeilijker doorgerekend kan worden in de elektriciteitsprijs (omdat meestal de gascentrales de marktprijs bepalen), al is Electrabel beslagen genoeg om deze taks minstens gedeeltelijk door te rekenen aan de consument.
Het principe van too big to fail is too big tout court verdient zijn plaats in het debat. De Belgische economie kan op dit moment niet zonder kernenergie, maar het kan geen kwaad om versneld werk te maken van een beter investeringsklimaat voor duurzame alternatieve oplossingen, die vriendelijker zijn voor het milieu en de marktwerking.
Daan Killemaes, redactiecoördinator Trends
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier