KENGO STROOIT ZAND IN DE OGEN. De vicieuze cirkel
Moboetoe viert de dertigste verjaardag van zijn machtsovername, de internationale gemeenschap hervat stilaan de samenwerking. Toch vervalt premier Kengo in hetzelfde wanbeheer als zijn voorgangers. En dat kan ook niet anders.
Terwijl Brussel Kengo wa Dondo met een aura omgeeft en onder de indruk lijkt van de ekonomische prestaties van de Zaïrese premier, kijken de Wereldbank en het Internationaal Muntfonds met stijgende skepsis en ongeloof tegen de resultaten aan. De eerste zes maanden kon Kengo de schijn nog ophouden, maar de opgekalefaterde façade moest onvermijdelijk afbladderen : tussen 1 juni en 1 november 1995 zakte de koers van de zaïre (NZ) vrij abrupt van 5500 naar 12.000 NZ voor 1 VS-dollar. Ook de Centrale Bank van Zaïre staat nu als het ware op springen. Dat, als gevolg van een window dressing-operatie waarvoor de nationale bank en de commerciële bankinstellingen zullen moeten opdraaien : een on-handigheidje dat door de regering-Kengo bedacht werd om de doeane-ontvangsten en de inning van de belastingen te kunnen opblazen (zie kader : Spekulaties). De muntontwaarding met 44 % in de voorbije maanden staat echter in schril kontrast met de kort na de zomer door Kengo geprezenteerde indicatoren, die zouden moeten doen geloven dat hij het ekonomisch beleid flink bijstuurde.
Toch hoeft Kengo niet in het verdomhoekje gedrukt te worden. De huidige premier probeert zo goed en zo kwaad mogelijk een onbeheersbaar geworden situatie onder kontrole te houden. Maar aangezien de internationale gemeenschap “betere cijfers” eist als voorwaarde voor een eventuele hervatting van de samenwerking, ligt het voor de hand dat de boekhouding wat bijgekleurd wordt. Men feliciteert Kengo voor 30,2 miljoen $ aan ontvangsten. In een land waar sinds 1960 zelden een staatsbegroting opgesteld werd met inachtname van strikte regels, zijn de naakte cijfers niet meer dan een schim van de realiteit. Traditiegetrouw en dat is ook onder Kengo niet anders staan gemiddeld 30 % van de staatsuitgaven los van elke budgettaire procedure. Uitgaven die wel vermeld worden in de begroting (zoals lonen voor ministeriële kabinetten en parlementsleden, leger, onderwijs en ambtenarij ; werkingskosten en investeringen in openbare werken, o.a. het lopende Wereldbank-programma) worden toegewezen àls dat effektief gebeurt in funktie van de onderhandelingskapaciteit en de machtspositie van de rivalizerende frakties binnen de elite. En dat zijn niet alleen het staatshoofd en zijn entourage. Een voorbeeld : zakenman Bemba zit opnieuw heel wat komfortabeler, sinds hij zich onlangs met premier Kengo verzoende.
GEVANGENEN.
De cijfers van Kengo (een daling van de overheidsuitgaven, van gemiddeld 22,9 miljoen dollar per maand in de periode juli-december ’94 tot 15 miljoen dollar tussen januari en juli ’95, en een maandinflatie van respektievelijk 43 % in de eerste periode en 9,6 % in de tweede ; zie grafiek : Schijn bedriegt) zijn minder het gevolg van een efficiënt beleid, dan wel van een hopeloze monetaire situatie die ondergaan wordt. Men dient immers voor ogen te houden dat het land voor meer dan 80 % draait op een informele ekonomie en dat de rest de enkele privé- en overheidsbedrijven, tot en met de diamantairs, die hoofdzakelijk met dollars werken standhoudt door zijn samenhang met en zijn afhankelijkheid van de ondergrondse volksekonomie. Daarbij komt nog dat de hoeveelheid giraal geld (bankrekeningen en cheques) nauwelijks 10 % van de monetaire massa vertegenwoordigt (83 miljard NZ op 847 miljard NZ op 1 juli ’95), en dat op 31 juli ’95 bijvoorbeeld een cheque van 20 NZ verkocht werd voor 1 NZ cash (baar geld was dus twintigmaal zoveel waard als geld op de bank). Als dergelijke fenomenen niet ingekalkuleerd worden bij een interpretatie van de officiële cijfers van de Bank van Zaïre, krijgt men een vertekend beeld.
“Wie de cijfers door een westerse bril bekijkt, laat zich om de tuin leiden, ” zucht professor Hugues Leclercq. Klassieke ekonomen staan argwanend tegenover de uitleg van deze ontwikkelingsekonoom van de UCL. Leclercq raadt zijn kollega’s de lektuur aan van Note de Conjoncture. Deze ekonomische publikatie uit Kinshasa is op zichzelf waardevol, maar vooral verhelderend voor wie de dubbele bodems doorziet of tenminste de lacunes aanvoelt. De sauce zaïroise waarin cijfergegevens baden, kan biezonder ondoorzichtig zijn.
“Onder Kengo dalen de overheidsuitgaven drastisch, niet omdat hij bewust een soberheidsbeleid zou voeren, maar omdat hij geen keuze meer heeft. Hij wordt ertoe gedwongen en zit nu in hetzelfde straatje als zijn voorganger Birindwa aan het einde van diens regeerperiode. Beiden zijn gevangenen van een systeem dat op hol geslagen is. Alleen een saneringsoperatie op z’n Argentijns of beter nog zoals in Estland kan de munt stabilizeren, ” meent Leclercq (zie kader : Estlands voorbeeld). “We zien de omvang van de publieke uitgaven telkens mooi parallel lopen met de aangroei of inkrimping van de geldhoeveelheid en bijgevolg van de inflatie. In dit type ekonomie, waar informele transakties veruit het overwicht hebben, telt uitsluitend nog het aantal beschikbare bankbriefjes. ” (Zie grafiek : Schijn bedriegt)
LEUKEMIE.
De voorraad briefjes en bankdeposito’s krimpt voortdurend : van 450 miljoen $ in 1989 tot 200 miljoen $ in ’90. Vanaf 1993 telt alleen nog cash geld en daalt die voorraad tot 160 miljoen $ onder Birindwa en 132 miljoen $ in juli ’95. Tegen de jaarwisseling blijft er misschien 90 miljoen $ over.
Professor Leclercq : “De muntcirculatie lijdt aan leukemie. Ze wordt sedert 1990 in verhoogd tempo vernieuwd. Een eerste generatie van ruim 639 miljoen briefjes van 100 NZ en minder is in oktober ’94 als het ware “opgebrand”, omdat de waarde ervan onder de aanmaakprijs gezakt was (de produktie van een bankbriefje kost zowat 6 dollarcent). In juni ’94 kwamen de briefjes van 200 en 500 NZ eraan : 933 miljoen stuks. Sinds september jongstleden zijn ze om dezelfde reden uitgeteld. In april ’95 werden de 1000 en 5000 NZ op de markt gegooid, toen respektievelijk 13 en 64 dollarcent waard. Daarvan waren er tot september jongstleden al 250 miljoen in omloop, en ik voorzie dat het er minstens 600 miljoen zullen zijn wanneer ze over een zestal maanden ook helemaal vervluchtigd zijn. Dan blijft Kengo niets anders meer over dan met briefjes van 10.000 NZ te voorschijn te komen. “
In de jaren ’70 werden elk jaar zowat 18.000 bankbiljetten in omloop gebracht ; op het eind van de jaren ’80 waren er dat al 120.000 tot 200.000. De voorbije zeven maanden werden er 590 miljoen (!) briefjes van 200, 500, 1000 en 5000 NZ gedrukt. Elke vernieuwing van de biljettenvoorraad kost de Bank van Zaïre 46 tot 50 miljoen $ per jaar, wat onhoudbaar is.
Volgens Leclercq is noch de centrale bank, noch de Zaïrese regering (wie ze leidt, maakt trouwens geen verschil) in staat de geldhoeveelheid te bepalen. Deze wordt gedikteerd door de alles dominerende informele ekonomie. Dat zijn hoofdzakelijk de kleine lieden, de marktkramers, de kleine en grotere handelaren in Kinshasa en het hinterland, van de Beneden-Zaïre tot Bandundu. Samen vormen ze één grote keten : van de kleinste ambachten over de schaarse industrie tot en met de diamanthandelaren. Uitzonderingen zijn het ekonomisch volledig autonoom funktionerende Kasaï, waar de oude munt (briefjes van één miljoen anciens zaïres) standhoudt sinds september ’91 en trouwens de laatste twee jaar stabiel blijft op éénzelfde koers (1 AZ = 6 dollarcent), en Kivu waar de dollar de belangrijkste munt is geworden.
In het overgrote deel van het land echter heeft de zaïre als munteenheid an sich geen enkele betekenis : van belang is alleen de waarde die aan een geldbriefje op een bepaald moment wordt toegekend. Zo aanvaardt de informele ekonomie momenteel nog alleen briefjes van 1000 en 5000 NZ (kleinere coupures van 10, 200 en 500 NZ zijn “opgebrand”). “De geldvoorraad dat wil zeggen de kleine, hoogst noodzakelijke bedragen in zaïre-briefjes die de bevolking bereid is bij te houden omdat ze het overtollige afstoot wegens de snelle muntontwaarding krimpt omdat de nominale waarde van de bankjes terugloopt, ” zo analyzeert Leclercq de situatie met uitgebreide cijfertabellen bij de hand. De informele ekonomie heeft slechts 70 miljoen $ nodig om te overleven.
INSTORTENDE ELITE.
Een vermindering van het aantal bankbriefjes noodzaakt de regering ertoe haar uitgaven te beperken tenzij ze nieuwe en hogere coupures bijdrukt, zoals Birindwa deed. Maar hoe sneller de geldpers draait, hoe zwaarder muntontwaarding en inflatie toeslaan. Professor Leclercq : “Het is een straatje zonder eind. Om de briefjes van 5000 NZ op een niveau van 78 dollarcent te houden, moet Kengo de staatsuitgaven afremmen. Er is geen echte begroting : hij maneuvreert en probeert daarbij zowel zijn kompanen uit de elite als de westerse observatoren te vriend te houden. Dat veroorzaakt spanningen binnen de elite. Kengo is echter een oude rot in het vak die alle knepen en achterpoortjes kent, terwijl de outsider Birindwa (ex-UDPS) nooit meegedraaid had in de aktieve politiek en het wespennest van Kinshasa. “
Dat inkrimpen van de elite, omdat de koek steeds kleiner wordt, is volgens Hugues Leclercq het meest belangwekkende fenomeen in het verloederingsproces. Het lijkt paradoksaal, maar het verschrompelen van de staatsuitgaven (omdat de geldvoorraad niet kan aangroeien) heeft aldus een heilzaam effekt : met nauwelijks 180 miljoen $ om de staatsuitgaven te dekken, wordt het potverteren met de dag moeilijker. In de betere jaren ’70 schommelden de uitgaven rond 2,5 miljard $ per jaar. In de jaren ’80 daalde dat tot 1,2 miljard $. Onder de elf maanden van de regering-Birindwa was er weer een piek van 1,4 miljard $ (gedekt door het draaien van de geldpers) ter bekostiging van de overgangsinstellingen (CNS en HCR).
“Nu is er geen geld meer, ” zegt Leclercq ; “de geldpers doen draaien is geen oplossing meer. De profiterende elite tegenwoordig beperkt tot de ministeriële kabinetten en de parlementsleden van de HCR-PT die zichzelf maandlonen toekennen tussen 1000 en 5000 $, tot en met de eerste minister staat radeloos met de rug tegen de muur, vechtend en wringend om een stukje van de overheidsuitgaven in te pikken. Dat kan zo hooguit nog een paar maanden aanslepen. En uitgerekend op het ogenblik dat zich nu aan de top van de Zaïrese maatschappij een onvermijdelijke sanering zal voltrekken, biedt het Westen nieuwe hoop en zuurstof aan. Kengo speelt dat zeer handig. “
De Europese Unie, ook België, komt over de brug met hulp. Intussen probeert de elite nog wat geld bijeen te graaien door het privatizeren van de mijnindustrie. Maar ook dat lukt haar niet, omdat buitenlandse groepen alsnog niet bereid zijn te investeren en de Wereldbank afstandelijk blijft. Zonder externe hulp of de verkoop van overheidsbedrijven is de elite aan het eind van haar Latijn.
“Dan pas kan er schoon schip gemaakt worden, ” aldus de professor. “De elite zal voor het voldongen feit staan en op basis van een politieke consensus ermee moeten instemmen het monetair beleid uit handen te geven tot de situatie gestabilizeerd is. ” (Zie kader : Estlands voorbeeld). En terwijl de elite met de dag hopelozer wordt, neemt de basis op het lokale vlak zijn eigen lot in handen met steeds groeiende kreativiteit en zelfbewustzijn.
Hugues Leclercq stelt vast dat het aantal ambtenaren in 1994 gestegen is, terwijl de 450.000 funktionarissen nauwelijks of alvast maar sporadisch betaald worden. Hoe komt dat ? Omdat men op kantoor informatie kan inwinnen, relaties aanknopen en persoonlijke zaakjes doen. Het leger krijgt ook maar nu en dan wat soldij. De soldaten staan ten dienste van de informele ekonomie, en het resultaat is dat de handelaren onder militaire bescherming (maar in een hiërarchisch verband) minder last hebben van bandietenbenden. Dorpsgemeenschappen onderhouden de wegen, brengen geld samen om een onderwijzer te betalen. “Ondoordachte buitenlandse hulp mag dat niet kapot maken, ” waarschuwt Leclercq. “Hulp kan slechts komplementair zijn, een steuntje in de rug voor lokale initiatieven. De overheidsdiensten zijn als het ware geprivatizeerd. De bevolking betaalt meer en meer voor diensten die de staat op zich zou moeten nemen, maar nu draait het tenminste. Niet optimaal, maar toch… “
ERIK BRUYLAND
HUGUES LECLERCQ (UCL) “Er is niets veranderd, Kengo doet wat Birindwa gedaan heeft. “
DYNAMISCHE VOLKSEKONOMIE Terwijl de elite met de dag radelozer wordt.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier