Kakofonie in de orkestbak

Wolfgang Riepl
Wolfgang Riepl redacteur bij Trends

Een audit maakt brandhout van de Vlaamse Opera. Hebben de rapporteurs gelijk? Of kennen ze er niets van? Autopsie van een huis dat veel kost, maar toch ook weer niet te veel mag kosten.

Het Vlaamse operawereldje staat vaak en graag in de schijnwerpers. Maar de voorbije weken klom kako-fonie uit de orkestbak. Een audit door de CVBA Nikè Consult in opdracht van de Vlaamse voogdijminister Paul Van Grembergen ( Spirit) dirigeerde de wanklanken. Een analyse van de boekjaren 2001 en 2002 ontblootte pijnlijke punten. Zoals daar zijn: almachtige vakbonden, een gebrekkige organisatie, financiële ondoorzichtigheid en dito ontsporende budgetten. De Vlaamse Opera heeft vooral nood aan een loeiharde kostensnoeier. “De druk van de artistieke vrijheid primeert absoluut ten koste van de efficiëntie van de gehele organisatie,” registreerde fijntjes Nikè Consult.

In het Vlaamse operahuis veerden de oren pijnlijk op en neer bij zoveel wanklanken. Unisono schaarden directie en raad van bestuur zich achter intendant Marc Clémeur, die er sinds 1989 de plak zwaait. Want die van Nikè Consult speelden duidelijk de verkeerde partituur. “Deze audit is gemaakt door mensen die niets van opera kennen,” intoneerde Marc Clémeur als volleerd heldentenor zijn aria.

En toch ontrafelde de doorlichting de tere puntjes van het muziekhuis. Want het nettoresultaat kleurde de voorbije twee jaar rood. In 2001 werd met 529.717 euro nog winst gehaald. Maar het gecumuleerde tekort bedroeg toen een ruime half miljoen euro. Dat bedrag zwol in de verliesjaren 2002 en 2003 naar een kleine 2 miljoen euro. En volgens de raming verdikt het tekort in 2004 met nog eens 600.000 euro.

Weg met die vijftigers

Sommige opmerkingen over het personeel kunnen ook bij directie en raad van bestuur op applaus rekenen. Ja, een opera maken, is arbeidsintensief. Maar de Vlaamse Opera is een overheidsinstelling, met een dito personeelsstatuut, dat niet de flexibiliteit toelaat die geldt binnen de CAO voor de po-diumkunsten. Dat wettelijke personeelskader bepaalt bijvoorbeeld het aantal koorleden en het aantal muzikanten dat zich in de orkestbak nestelt. Het resulteert in 300 vaste en 1300 losse medewerkers. Die vaste mensen maken aanspraak op riante loonstijgingen in het kader van ambtelijke CAO’s.

Voeg daarbij de gemiddelde leeftijd van 45 tot 50 jaar, en het gebrek aan een leeftijdspiramide. De vergrijzing woedt volop en dat is een zware dobber. Vooreerst muzikaal, want oudere uitvoerende musici, zeker zangers en blazers, presteren minder. Velen zijn zelf vragende partij voor een uitstapregeling, die echter wettelijk niet is voorzien. De vakbonden willen graag praten over die regeling. Maar tegelijk willen ze het kader eerst volledig opvullen.

Ook financieel laat het sporen na. In 2003 slokte het vaste en tijdelijke personeel 15,7 miljoen euro, of 64 %, van de totale operationele kost van 24,4 miljoen euro. Met de honoraria van solisten, dirigenten, regisseurs en ontwerpers inbegrepen, klom dit percentage naar een indrukwekkende 76 %. En 2003 was dan al gebombardeerd tot een besparingsjaar, met een lichte loonstijging bovenop de inflatie. In 2001 klom de personeelslast met 9 %, in 2002 met 7,8 %. “In 2003 hebben we 200.000 euro bespaard op de overuren van bühnetechnici,” analyseert financieel directeur Lieven Struye.

Want samen met consultant Hay Management wordt sinds vorig jaar gesleuteld aan betere arbeidsprocessen. Kleinere entiteiten, uitsluitend met pianobegeleiding, studeren afzonderlijk de partituur in. Het aantal betrokkenen groeit naarmate de productie wordt afgerond. Pas in de laatste twee weken verschijnt het voltallige orkest in zijn vertrouwde stek, onderaan het podium. Angstvallig, dagelijks, worden de budgetten bewaakt. “Er zijn zelden overschrijdingen van de budgetten,” merkt Hugo Schiltz, voorzitter van de raad van bestuur. “Maar behandel opera niet machinaal. Dit is geen lineair productieproces zoals in een gewoon bedrijf. Je spreekt over levende, beweeglijke materie.” En er wordt vandaag onderhandeld over flexibeler werkweken, die rekening houden met pieken en dalen in het seizoen.

Balsem op de wonde

Maar niet alleen de personeelskost kleurt het resultaat rood. Een andere memorabele vaste kost is het noodgedwongen gebruik van twee operazalen, in Antwerpen en Gent. Decors worden twee keer opgebouwd en afgebroken, vrachtwagens pingpongen heen en weer over de Schelde. Die meerkost wordt op 3,5 miljoen euro geraamd.

De Vlaamse Opera gaat ook gebukt onder zware afschrijvingen. Nieuwe producties worden integraal afgeschreven in het boekjaar waarin ze worden gemaakt. Meer nog: sommige werken gaan pas in een volgend boekjaar in première. Met als gevolg dat de opbrengsten een jaar verschuiven. Dit kan binnen de budgettaire boekhouding, zoals die ook door andere overheden wordt gebruikt. Bij deze financiële rapportering houdt men alleen rekening met binnengekomen en uitgaande kasstromen, terwijl rechten en verplichtingen er helemaal anders kunnen uitzien. “Het gaat hier om producties die in december beginnen en in januari doorlopen. Dit systeem keert jaarlijks terug. Je spreekt dus eigenlijk over een nuloperatie,” duidt financieel directeur Lieven Struye.

Een balsem op de wonde is dat die producties soms een tweede leven gaan leiden, via de verhuur aan andere operahuizen. Dat is mooi voor het prestige, maar schraal voor de beurs. Want die verhuur dekt hooguit een vijfde van de eigenlijke productiekosten. Die internationale verhuur was in 2003 goed voor een opbrengst van 47.809 euro.

Een psychologisch plafond

Die verbleken bij de inkomsten uit subsidies. In 2003 ontving het zanghuis ruim 19 miljoen euro van de overheid. Daarnaast zijn er eigen inkomsten voor een bedrag van 5,2 miljoen euro. Dat bestaat uit een mengeling van sponsoring, ticketverkoop, de verhuur van producties, de verhuur van de infrastructuur. De verkoop van tickets en abonnementen leverde vorig jaar 3,8 miljoen euro op, in 2002 was dat een volle 160.000 euro minder. Ondanks die prijsstijging blijft de bezettingsgraad met gemiddeld 95 % zeer hoog. Waarom gaan die tickets dan niet verder omhoog?

“Het duurste ticket kost 90 euro. Daarmee hebben we een psychologisch plafond bereikt,” oordeelt intendant Marc Clémeur. Niet dat de prijselasticiteit speelt bij de consument. “Als we nog duurder worden, zal niet het aantal toeschouwers dalen. Maar we verzanden dan in een politieke discussie. Want wij moeten met subsidiegeld opera toegankelijk maken voor een breed publiek.”

Maar dat mag diezelfde overheid ook weer niet te veel kosten. Want dat gat in de begroting van de opera moet weg worden gezongen. De Vlaamse Opera snoeit dit en volgend seizoen voor circa 1,1 miljoen euro in de programmering. Maar dat kan alleen in de productiekosten. De vaste kosten, in hoofdzaak het personeel, blijven overeind.

Wolfgang Riepl

Niet alleen de personeelskost kleurt het resultaat rood. Een andere memorabele vaste kost is het noodgedwongen gebruik van twee operazalen, in Antwerpen en Gent.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content