Is er leven na de smartphone?
De smartphone is doorgedrongen tot in alle levenssferen. Het onderscheid tussen online en offline vervaagt steeds meer. Hoe erg is het dat we altijd belbaar, mailbaar en zichtbaar willen zijn?
Waarom word ik zo onrustig als ik heel even mijn smartphone niet kan gebruiken?” Journalist Wouter van Noort verwoordt een gevoel waar velen mee kampen. Is daar iemand? is het boek dat hij daarover schreef. Het hoort thuis in een almaar langer wordende rist publicaties die de smartphone en alles waar hij voor staat, kritisch onder de loep nemen.
In de tien jaar dat hij bestaat, is de smartphone het apparaat der apparaten geworden. Hij is communicatiecentrale, kiosk, film- en fotostudio, jukebox, lunapark, gps, en zoveel meer, en niemand trekt in twijfel dat hij het leven makkelijker maakt. Tegelijk is de smartphone een embleem van iets veel groters. We leven in het netwerktijdperk, “de tijd van het Grote Verbinden”, aldus Van Noort, en de smartphone is daarvan “het glimmende middelpunt”. Het onderscheid tussen online en offline vervaagt steeds meer. “Nog voor een baby geboren wordt, staat de foto van de echo al op Facebook”, schrijft de VUB-onderzoekster Katleen Gabriels in Onlife. Dat kan niet zonder gevolgen blijven.
De smartphone is het glimmende middelpunt in de tijd van het Grote Verbinden
Sommige auteurs beweren dat onze psyche verandert door die verknochtheid aan het kleine schermpje. De Duitse neuroloog Manfred Spitzer meent zelfs dat fanatiek smartphonegebruik de hersenen doet achteruitgaan. Zijn boeken dragen de alarmerende titels Digitale dementie en Digiziek. Door al dat checken, klikken, surfen en liken daalt ons concentratievermogen, stijgt het stressniveau, en Spitzer ziet een verband tussen smartphones en burn-outs. Wie altijd belbaar, mailbaar en zichtbaar is, verliest de grens tussen werk en vrije tijd uit het oog. Die grens handhaven kan een burn-out vermijden. Spitzer juicht dan ook toe dat in Frankrijk een wet is aangenomen die werknemers het recht geeft na werktijd hun e-mails niet te beantwoorden.
Ouders maant hij aan hun kroost te vrijwaren van de verlokkingen van de smartphone. Hij schaatst net iets te vlotjes langs de vraag heen in hoe dat haalbaar is, met alles wat kinderen om zich heen zien. Want, schrijft Alexander Markowetz in Leven zonder smartphonestress, “papa moet zélf eerst nog even Facebook checken. En zijn e-mails. En Twitter. En WhatsApp.”
Ik, mezelf en mij
Dat de smartphone het sociale leven sprankelend houdt, wordt ook in twijfel getrokken. Misschien maakt de telefoon mensen juist meer in zichzelf gekeerd. We kijken meer naar het scherm, en minder naar elkaar. Denk aan het intussen vertrouwde beeld van tafelgenoten op restaurant die elkaar negeren, terwijl ze met hun mobiele telefoon bezig zijn.
80 procent van de berichten die mensen online delen, gaat over zichzelf, beweert de Franse psychiater Elsa Godart in Je selfie donc je suis. ‘Selfie’ is niet alleen de naam van een fotogenre, het is een label voor een levenshouding. Als voorbeeld van die narcistische attitude verwijst ze naar het boek Selfish, de 350 pagina’s tellende selfiescatalogus van het mediafenomeen Kim Kardashian.
Het zit zelfs in kleine dingen. Adam Alter, psycholoog en vader van een eenjarige zoon, stelt in Superverslavend tot zijn eigen afgrijzen vast: “Ik ben een minder betrokken vader als ik met mijn telefoon bezig ben.” Hij lijst de mechanismen op waarmee smartphonefabrikanten, appontwikkelaars en sociale media ons verslaafd maken. Met spanningsopbouw zoals cliffhangers, en met geluidjes, smileys en leuke kleuren – net zoals speelgoed.
En het werkt. Volgens Apple ontgrendelen iPhonegebruikers hun apparaat gemiddeld tachtig keer per dag, en Facebook berekende dat de gemiddelde gebruiker in 2016 vijftig minuten per dag met het sociale medium bezig was, vooral via de smartphone. Die verknochtheid heeft al tot nieuwe stressverschijnselen geleid, zoals plattebatterijangst en fantoomtrillingen: zelfs als de telefoon niet gaat, denk je dat hij trilt of piept in je tas of je broekzak.
Zone van Faraday
De techbedrijven uit Silicon Valley doen daar niet eens geheimzinnig over. Alleen spreken ze niet over ‘verslaving’ maar over ‘gewoontevorming’. Elk jaar is er een Habit Summit, weet Wouter van Noort, en daar delen ze de nieuwste wetenschappelijke inzichten om apps onweerstaanbaar te maken. Zo is er het blauwe ‘aangekomen’-vinkje van WhatsApp. Dat werd niet ingevoerd op verzoek van de gebruikers, meldt Alexander Markowetz, maar juist om de gebruikers sterker aan het programma te binden. Want het vinkje zet beide betrokkenen onder druk om vaker op het scherm te kijken.
Valt er ook iets te verhelpen aan die verstrooiing van aandacht, die permanente onrust en dat asociale gedrag? Verscheidene auteurs raden aan een zone van Faraday in te richten, vernoemd naar de kooi van Faraday uit de fysica, waarin geen elektromagnetische velden kunnen doordringen. Een zone van Faraday is een zelf uitgekozen plek waar de mobiele telefoon taboe is. Dat kan de slaapkamer zijn (Wouter van Noort) of de eetkamer (Alexander Markowetz). Een ander voorbeeld is de topless meeting – een vergadering waar iedereen vooraf zijn telefoon achterlaat in een parkeerbox, zodat ze er niet stiekem onder tafel mee kunnen spelen.
De verknochtheid aan de smartphone heeft tot nieuwe stressverschijnselen geleid, zoals plattebatterijangst en fantoomtrillingen.
Maar dat zijn beperkte oplossinkjes. Een alomvattendere aanpak is de 3M-methode. Die staat voor de M van mindful (sta geregeld stil bij je telefoongebruik), van meaningful (vraag je af welk gebruik zinvol is) en van moderate (matig het gebruik). Wouter van Noort, die toegeeft dat hij vier uur per dag smartphonet, vat het plan dapper aan. Maar vervolgens vertrouwt hij wel op apps om de 3M’s te handhaven. Voor de M van mindful gebruikt hij een usage tracker, die aangeeft hoeveel tijd hij per dag op de smartphone zit met welke apps. De warme stem van de app Headspace fluistert hem in “niet op iedere impuls te reageren, maar te ervaren dat je die impuls hebt, erbij stil te staan en hem voorbij te laten gaan”.
Opgaan in de cirkel
De smartphone is doorgedrongen tot in alle levenssferen, zo veel is wel duidelijk. De kwestie is niet alleen dat mensen psychisch verslingerd zijn, de maatschappij zelf verandert erdoor. De smartphone is een kruispunt van gegevens over je muzieksmaak, je surfgedrag, je onlineaankopen, je verplaatsingen en weldra, dankzij biometrische sensoren, je gezondheidstoestand. Dat maakt hem tot de hofleverancier van de Datameesters, zoals de journalist Stephen Baker ze in zijn gelijknamige boek noemt. Op basis van trommels vol cookies en een trog van overal vergaarde gegevens – met een vakterm: ‘big data’ – kunnen slimme programma’s iemand gericht het mikpunt van reclameboodschappen maken.
Wordt de privacy, die al stevig werd bedreigd in het internettijdperk, nog meer in het nauw gedreven? Katleen Gabriels ziet een belangrijke rol weggelegd voor gedragscodes in de sector en voor sterke controleorganen. De General Data Protection Regulation van de Europese Unie die in mei 2018 van kracht wordt, ligt in de lijn daarvan.
We vinden privacy wel belangrijk, maar verbonden zijn vinden we nog belangrijker
Stephen Baker stelt een heel andere aanpak voor. Waarom, vraagt hij zich af, zou je geen handeltje maken van je privé-informatie? Mensen zouden kunnen instemmen met het vrijgeven van hun gegevens tegen betaling. “Op die manier zouden ze hun eigen muisklikken kunnen oogsten in plaats van ze gratis weg te geven aan bedrijven.”
Of is onze hooggestemde opvatting over privacy aan verandering toe? In de feiten maken veel mensen nu al de afweging tussen de zegeningen van het onlinebestaan tegenover het prijsgeven van details over je leven. Katleen Gabriels ziet het met lede ogen aan: “We vinden privacy wel belangrijk, maar verbonden zijn vinden we nog belangrijker.”
Die denkoefening maakt ook Dave Eggers in de roman De Cirkel. Een jonge vrouw gaat aan de slag bij het internetbedrijf De Cirkel, dat losjes is gemodelleerd op de trojka Google-Facebook-Twitter. Ze wordt er ondergedompeld in een bedrijfscultuur waar privacy van geen tel meer is, en alles deelbaar en openbaar wordt. Wie het boek leest, kan voor zichzelf uitmaken of hij het er zou uithouden.
Slimme stad
En wat te denken van het concept van de smart city, waar de overheid big data inzet om burgers te sturen en te monitoren? Wouter van Noort schetst het voorbeeld van CityPulse. Dat is een project in Eindhoven, toegespitst op de uitgaansbuurt Stratumseind, dat criminele feiten wil voorspellen voordat ze plaatsvinden. Op elk moment van de dag weet CityPulse hoeveel mensen er rondlopen, voor welk café het meeste volk staat, waar individuen zich bevinden, hoe snel ze bewegen en wie een verdacht looppatroon volgt. Dat gebeurt met sensoren en camera’s en microfoons, maar ook hier is de smartphone een bron van gegevens: CityPulse houdt de emoties bij die genoemd worden in smartphoneberichten en op de sociale media.
Geeft het systeem op basis van al die input aan dat er mogelijk een handgemeen op til is, dan wordt de politie alerter of gaat ze preventief patrouilleren. Dat klinkt al heel erg als het klassieke sciencefictionverhaal The Minority Report uit 1956 van Philip K. Dick, waar de premisdaadafdeling van de politie de daders oppakt voordat ze de misdaad plegen die ze van plan zijn.
Nieuwe manier van denken
Toch blijven Viktor Mayer-Schönberger, hoogleraar aan het Oxford Internet Institute, en Kenneth Cukier, de bigdata-expert van The Economist, in hun boek goedgeluimd over de toekomstperspectieven. Alle digitale sporen die we achterlaten, kunnen op nieuwe manieren worden benut voor nieuwe doeleinden om nieuwe vormen van economische waarde te ontsluiten. “Maar daarvoor is een nieuwe manier van denken nodig, en onze bestaande instellingen en zelfs onze identiteit worden erdoor op de proef gesteld.”
Als nevengedachte bij al die boeken kunnen we ons afvragen wat het meest te vrezen valt: de dag dat blijkt dat de smartphone onze opvattingen over menselijke autonomie heeft uitgehold. Of de dag dat alle mobiele telefoons uitvallen. Dat laatste gebeurt in de roman Mobiel van de thrillerkoning Stephen King (uit 2006, het jaar voordat de smartphone werd geboren). De uitkomst laat zich vandaag makkelijker raden dan toen: in enkele dagen tijd stort de beschaafde wereld in elkaar.
Adam Alter, Superverslavend. Waarom smartphones, apps en social media zo verslavend zijn, Maven, 350 blz., 21 euro
Katleen Gabriels, Onlife, Lannoo, 278 blz., 22,50 euro
Alexander Markowetz, Leven zonder smartphonestress, Offline, 244 blz., 19,99 euro
Wouter van Noort, Is daar iemand? Hoe de smartphone ons leven beheerst, Thomas Rap, 224 blz., 16,99 euro
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier