IPARC restaureert oude en hedendaagse kunst: ‘Wat wij doen is wetenschap’
Bij IPARC kunnen musea en particuliere kunstverzamelaars hun werken laten restaureren, onderzoeken of opslaan. Met zijn brede aanbod heeft het bedrijf een stevige positie veroverd op de Belgische markt. Nu lonkt het buitenland.
De Wolferswinkel van Victor Horta in het Museum Kunst & Geschiedenis in Brussel. Een collectie hedendaagse Congolese schilderijen van het Africa Museum. Werken van Joseph Beuys, David Hockney en Karel Appel voor de tentoonstelling Highlights for a Future in het S.M.A.K . Ze werden allemaal gerestaureerd door IPARC (de afkorting van International Platform for Art Research and Conservation) in Kampenhout. Die coöperatieve van restauratoren, die in 2011 is opgericht, heeft vijftien mensen in dienst en werd in 2018 door Unizo uitgeroepen tot de Kmo van het Jaar.
Restauratie van kunst is een niche, en in die niche zijn wij dan nog eens een atypische speler
Dat was geen vanzelfsprekende keuze van de zelfstandigenorganisatie, vindt managing partner Leen Gysen. “Restauratie van kunst is een niche, en in die niche zijn wij dan nog eens een atypische speler.” De sector bestaat sinds mensenheugenis vooral uit kleine zelfstandigen, ieder met hun eigen specialisatie. Ook de vier restauratoren met wie Gysen IPARC oprichtte, behoorden tot die categorie. Tot ze in de aanloop naar de heropening van Museum M in Leuven in 2009 samenwerkten aan de collectie, en het idee ontstond een coöperatieve op te richten.
“De samenwerking tussen de verschillende disciplines bleek verrijkend”, vertelt Gysen. “We voelden ook dat er behoefte was aan een multidisciplinaire structuur. Als restaurator specialiseer je je al tijdens je opleiding in schilderijen of in steen, hout, polychromie, textiel of een ander materiaal. Terwijl veel werken en installaties in de hedendaagse kunst juist verschillende materialen combineren. En bij de restauratie van erfgoed worden steeds meer projecten aanbesteed als een geheel. Denk bijvoorbeeld aan het interieur van een kerk, waarbij het gaat om schilderijen, beelden, meubilair en textiel.”
Een andere drijfveer was het delen van kennis. “De restauratoren van de vorige generatie hielden hun kennis angstvallig voor zich, uit angst de concurrentie vooruit te helpen. Maar zo riskeert bepaalde kennis compleet verloren te gaan. Met IPARC wilden wij een omgeving creëren waar die kennis wordt gedeeld en doorgegeven aan de volgende generatie.”
Ervaren specialisten
Dat delen is nodig, want drie kwart van de afgestudeerde restauratoren stapt binnen de vijf jaar uit het beroep, weet Gysen. “Dat is geen goede zaak voor ons erfgoed, maar het is niet verwonderlijk: de investeringen in apparatuur zijn loodzwaar voor een beginnende zelfstandige, terwijl het minstens tien jaar duurt voor je een reputatie hebt opgebouwd. Bij ons kunnen jonge afgestudeerden meteen aan topstukken werken, onder begeleiding van ervaren specialisten in hun discipline.”
Die topstukken mag je letterlijk nemen. IPARC restaureerde al oude Vlaamse meesters – Van Dyck, Rubens, Jordaens, Bosch, Van Loon – maar evengoed werken van Tuymans, Borremans, De Keyzer, Van de Woestijne en Ensor. Het blijft prestigieuze restauratieprojecten aan zijn portfolio toevoegen: de schilderijen en de wapenschilden in de Handelsbeurs in Antwerpen die eind dit jaar opengaat, het houtwerk en de marouflages in de zuidelijke zijbeuk van de Antwerpse kathedraal, een paneel van Dieric Bouts in de Sint-Pieterskerk in Leuven, en een meubelensemble van Henri Van de Velde voor het Gentse Design Museum.
Publiek en privé
65 procent van de omzet van IPARC komt van de publieke sector: musea, kerkfabrieken, monumentenverenigingen, OCMW-collecties, steden en gemeenten. “Maar de subsidies staan onder druk”, zegt Gysen. “Al onze eieren in die mand leggen zou gevaarlijk zijn. Het grootste groeipotentieel zit in de private markt. Nergens in Europa zijn er in verhouding tot het aantal inwoners meer particuliere verzamelaars dan in België. Maar ook verder weg is er potentieel. De wereldwijde kunsthandel zit in de lift en dat zal volgens verschillende studies niet meteen veranderen, zeker nu ook millennials investeren in kunst.”
“Onze klanten zijn verzamelaars in het topsegment, maar evengoed mensen die slechts één werk bezitten. Soms gaat het om werken met een emotionele waarde, omdat ze al jarenlang in familiebezit zijn, of omdat ze zijn gemaakt door een overgrootvader. Ook zulke werken restaureren wij, in ons atelier of op locatie.”
Risico’s spreiden
Naast de voornaamste activiteit, die van conservatie en restauratie, biedt IPARC ook andere diensten aan. “Ook dat is een kwestie van diversificatie en risicospreiding. Zo zetten we sterk in op onderzoek”, zegt David Lainé, die verantwoordelijk is voor de afdeling schilderijenrestauratie en het onderzoekslabo. Dat onderzoek bestaat uit wetenschappelijke analyses in het labo in Kampenhout, met een heel arsenaal aan gesofisticeerde machines en technieken.
“Met behulp van röntgenstralen en infraroodreflectografie zien we de onderliggende schets van de schilder onder het schilderij”, vertelt Lainé. “Met ultravioletfluorescentie kunnen we eventuele schade en de vroegere restauraties bekijken. Met macro-XRF- scanning bekijken we de verspreiding van elementaire deeltjes op een schilderij of object, waardoor we inzicht krijgen in de gebruikte pigmenten, de schilderstechniek, alle schade en oude ingrepen op een object. We doen dat om onze eigen restauratieprojecten met meer inzicht te kunnen uitvoeren, maar we bieden onze onderzoeksdiensten ook aan derden aan. Er is veel vraag vanuit de private markt en de kunsthandel.”
Thermische insectenbestrijding
“Door de klimaatverandering komen problemen als textielmot, houtworm en zilvervis steeds vaker voor”, vertelt Gysen. “Tot voor kort waren er enkel extreem toxische anti-insectenmethoden op de markt. Vergassing bijvoorbeeld, waarbij tot een jaar na de behandeling nog schadelijke dampen vrijkomen. Die techniek mag in Europa niet meer worden gebruikt.”
In samenwerking met zijn Britse partner Thermo Lignum ontwikkelde IPARC een ecologische en snelle methode, die enkel werkt met warmte en water. Het object gaat voor 24 uur in een kamer die eruitziet als een gigantische koelcel. De cel wordt opgewarmd tot een temperatuur die alle ongedierte doodt, terwijl de vochtigheid tijdens de hele cyclus wordt gereguleerd. Door die vochtregulering, en omdat de behandeling zo kort is, blijft de stress op het kunstobject tot een minimum beperkt.
“Wij hebben hier zo’n vaste cel staan, maar we beschikken ook over een behandelingskamer in een truck, waarmee we ter plaatse kunnen gaan”, zegt Gysen. De behandeling kan worden toegepast op schilderijen, beelden, meubilair, textiel en zelfs papier. “We worden vaak gevraagd voor collecties die terugkomen na een bruikleen, omdat ze bijvoorbeeld aangetast zijn geraakt door het transport of door blootstelling aan de buitenlucht. Het Parijse Musée des Arts Décoratifs laat werken bij ons behandelen voor ze weer in het depot gaan.” Ook het Victoria & Albert Museum en Tate in Londen gebruiken de methode. Andere grote buitenlandse musea hebben al interesse getoond.
“We hebben trouwens ontdekt dat onze insectenbedrijdingsmethode ook de brandlucht uit werken haalt”, zegt Gysen. “We deden ervaring op bij de herstelling van de water- en roetschade aan de schilderijen, de beelden en het houtwerk van de Sint-Carolus Borromeuskerk in Antwerpen, nadat die door een brand was geteisterd.”
Kan IPARC iets betekenen voor de restauratie van de Notre-Dame in Parijs? “Het is nog niet duidelijk hoeveel schade de kunstwerken precies hebben opgelopen, en de roerende goederen zullen pas in een laatste fase worden hersteld, vrees ik. Maar we hebben al contacten gelegd.”
Lange termijn
De markt van de restauratie is een projectmarkt, met de volatiliteit en de complexe prefinanciering die daarbij hoort. “Het zijn langetermijnprojecten waarbij we niet altijd tussentijds kunnen factureren”, vertelt Gysen. “Dus hoe harder wij groeien, hoe groter het financiële risico. Dat risico kunnen we wat beperken met activiteiten die voor meer recurrente inkomsten zorgen, zoals kunstopslag in de ideale klimatologische omstandigheden.” Handig voor privéverzamelaars die die omstandigheden thuis meestal niet kunnen creëren, maar ook voor collectiebeheerders of verzamelaars met plaatstekort, of in noodsituaties.
Voluit internationaliseren
In acht jaar tijd heeft IPARC een mooi portfolio en een sterke marktpositie uitgebouwd in eigen land, en ook al buiten de landsgrenzen klanten gevonden. “We voelen dat het momentum er nu is om voluit te internationaliseren”, zegt Gysen. “Vooral met ons onderzoek en de insectenbestrijding kunnen we wereldwijd een brede markt bedienen, ook die van de kunsthandelaars, galeries en veilinghuizen. Vergeet niet dat wij als Belgen specialisten zijn in de Vlaamse meesters, die wereldwijd op grote schaal verhandeld worden. Die troef onderscheidt ons van de lokale spelers op andere markten. Met het oog op die internationalisering zijn we bezig met een private-equityronde, die we tegen het einde van de zomer hopen af te ronden.”
Klanten met waardevolle werken tellen makkelijk meer geld neer voor de garagehouder die de olie van hun Porsche vervangt
De buitenlandse markt biedt één groot voordeel: de tarieven zijn er een stuk hoger. “We werken voor Duitse, Nederlandse en Franse klanten, en daar ligt de marktprijs dubbel zo hoog. Zeker in de Angelsaksische wereld is de bereidheid groot om een correcte prijs te betalen voor de hooggespecialiseerde arbeid die restauratie is.”
Dat is volgens Gysen een groot contrast met de binnenlandse markt. “Bij grote projecten zien wij dat onze restauratoren tegen hetzelfde uurtarief werken als bouwvakkers. We constateren ook dat klanten met waardevolle werken makkelijk meer geld neertellen voor de garagehouder die de olie van hun Porsche vervangt dan voor de professional die hun schilderijen of sculpturen onder handen neemt. Op het eerste gezicht onbegrijpelijk, maar restaurator is dan ook geen erkend of beschermd beroep. Bovendien worden wij nog onterecht bij de kunstenaars gerekend. Vroeger waren de grote restauratoren inderdaad kunstenaars. Letterlijk zelfs, in die mate dat ze soms werken overschilderden, omdat ze vonden dat ze het beter konden ( lacht). Die tijd is gelukkig voorbij. Onze ingrepen moeten juist minimaal zijn, en omkeerbaar. Zijn we toch genoodzaakt een toevoeging of een ingreep te doen, dan moet die duidelijk herkenbaar zijn.”
Daarvoor gelden strenge regels, uitgetekend door internationale organisaties zoals ICOM (International Council of Museums) en ECCO (European Confederation of Conservator-Restorers’ Organisations). “Het beroep is de voorbije decennia sterk geprofessionaliseerd. Er komt nog altijd veel handenarbeid en vakmanschap bij kijken, maar wat wij doen, is voor een groot stuk wetenschap. In die zin is het een logische evolutie dat de opleiding een academische master is geworden. Maar daar mag dan ook voor betaald worden.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier