INTERNET (slot). Zee van data
Het Internet is een vloedgolf van databanken. Wat u nodig heeft om in die chaos overeind te blijven is een snelle modem en… de juiste software.
Wat hebben het museum van het Louvre, de Rolling Stones en Time Magazine met elkaar gemeen ? Ze zitten allemaal op het Internet. Roularta Media Group, de uitgever van Trends, is eveneens prezent, met informatie voor studenten.
Alle “netsurfers” kunnen langs deze weg toegang krijgen tot honderden bedrijven, organismen, instellingen en zelfs partikulieren, door middel van databanken die ze op afstand kunnen raadplegen. Dat veronderstelt uiteraard dat de gebruiker op de ene of andere manier toegang heeft tot het Internet. Ofwel individueel, met behulp van een pc en een modem, ofwel via een lokaal netwerk waarop de computer is aangesloten. In dat laatste geval kan de computer die met het Internet in verbinding staat als doorgeefluik dienen voor heel het lokale netwerk (1).
Er bestaan allerlei technieken om databanken op het Internet te konsulteren. De verschillende metoden volgen elkaar op en blijven naast elkaar bestaan, terwijl voortdurend nieuwe instrumenten verschijnen. Die dynamiek maakt één en ander niet erg overzichtelijk. Er zijn nochtans twee grote kategorieën : de technieken waarvoor u het adres van de databank moet kennen en de technieken waarmee u ook zonder dat gegeven terechtkomt, omdat de software een “navigatie-instrument” omvat. In die tweede kategorie ligt de toekomst van het Internet.
RAADPLEGING MET ADRES.
Het File Transfer Protocol (FTP, protokol voor bestandsoverdracht) is een schoolvoorbeeld van een zoektechniek naar gegevens (zie Trends van vorige week, blz. 80). Hetzelfde geldt voor de elektronische post, die eveneens gebruikt kan worden om een bestand in een server op te zoeken. In beide gevallen moet u over het adres van de server beschikken. U vindt het in boeken over het Internet of kan het gewoon vragen aan de instelling die u wil bereiken. Sommige instrumenten helpen bij het zoeken, zoals Archie, een programma dat homonieme servers afspeurt naar bestanden met een bepaald sleutelwoord in de titel of beschrijving. Het resultaat is echter niet altijd gegarandeerd.
De Telnet-techniek valt in dezelfde kategorie. Zij maakt het mogelijk een computer op afstand te bedienen, waarbij men over alle funkties kan beschikken (afdrukken, kopiëren enzovoort).
Met uitzondering van e-mail richten al deze technieken zich vooral tot ervaren computergebruikers, om niet te zeggen informatici.
RAADPLEGING ZONDER ADRES.
Opdat ook leken de servers van het Internet zouden kunnen bereiken, heeft men gebruikersvriendelijke instrumenten nodig. Sinds enkele jaren zijn die er, zodat het niet langer noodzakelijk is een adres te kennen of op te zoeken om een databank te bereiken. De nieuwe programma’s maken een intuïtieve benadering mogelijk. We beschrijven ze in stijgende volgorde van gebruiksgemak.
– Gopher is een eerste stap in de goede richting. De gebruiker kiest opties in een menu om van de ene server naar de andere over te stappen. Binnen de server verplaatst hij zich eveneens via menu’s. Als een dokument of een programma hem interesseert, kan hij het opvragen op zijn machine. Er bestaan een heleboel Gopher-sites, maar het systeem heeft een nadeel : u kan in een databank verdwalen en uren verliezen voor u de gewenste informatie te pakken heeft. De manier waarop de bestanden binnen de Gopher-servers geklasseerd zijn, is niet altijd geschikt voor een gericht zoeken. Nieuwe instrumenten hebben deze techniek dan ook terrein doen verliezen.
– De WAIS-servers (Wide Area Information Servers), ontwikkeld door Thinking Machine Corporation, Apple en Dow Jones, zijn een verbetering vergeleken met de Gophers. Ze vergemakkelijken het doorzoeken van databanken, die hier information servers heten. In de WAIS-servers zijn de dokumenten beter georganizeerd, zodat de gebruiker minder tijd verliest. Men kan bovendien de gevonden dokumenten klasseren in volgorde van hun overeenkomst met de zoekcriteria. Men kan op verscheidene servers zoeken. Hoe meer computers men op die manier raadpleegt, hoe beter het resultaat… maar hoe langer heel het proces duurt.
– De meest gebruikersvriendelijke instrumenten zijn echter ontegensprekelijk de multimedia-servers van het World Wide Web (WWW of W3). De Rolling Stones en de Belgische firma Bekaert beschikken over dergelijke servers. Het systeem werd ontwikkeld in Genève, in het Cern (Centre Européen de Recherche Nucléaire), om de wetenschappers te helpen bij het zoeken naar informatie. De programma’s die de gebruikers in staat stellen om de rijkdommen van de servers tenvolle te benutten, zijn in de Verenigde Staten ontstaan : NCSA Mosaic en sinds kort Netscape.
Het WWW vertrekt van twee principes : het werkt met multimedia en gebruikt hypertext-koppelingen. Dat eerste is eenvoudig te begrijpen : de dokumenten die men raadpleegt kunnen beelden (stilstaand en bewegend) bevatten, geluid en natuurlijk ook tekst. De hypertext-koppelingen verbinden dokumenten en servers op een niet-lineaire manier. Veronderstel dat u op een WWW-server een biografie van Lincoln leest en een verwijzing tegenkomt naar de toespraak van Gettysburg. Door op het woord Gettysburg te klikken, krijgt u de tekst van de toespraak te lezen… Bij uitbreiding spreekt men ook van hypermedia-koppelingen. Zij schakelen u door naar andere media dan tekst : een liedje, een toespraak, beelden.
MOSAIC EN NETSCAPE.
Het WWW is dus een zeer krachtig systeem. Men kan er verbanden in programmeren die gekoppeld zijn aan bepaalde woorden (op het scherm onderstreept, zodat de gebruiker ze herkent). Het WWW werd in 1991 gelanceerd door het Cern, dat vooral aan wetenschappelijke toepassingen dacht, maar ontwikkelde zich vanaf het midden van 1993 tot het Eldorado van het Net, dank zij de lancering van het programma Mosaic, een produkt van het National Center for Supercomputing Applications (Chicago).
Mosaic is bedoeld voor de gebruikers. Het is volledig grafisch en kan zowel beelden overbrengen als tekst en muziek. De maker van dit programma, Marc Andreesen in de VS een vedette à la Bill Gates heeft een privé-bedrijf gestart om een variant op Mosaic uit te geven, Netscape, dat te oordelen aan het sukses van zijn voorganger een mooie toekomst voor zich heeft. Na minder dan een jaar heeft Mosaic immers naar schatting 3 miljoen gebruikers. Het gemak waarmee men zijn eigen pagina’s kan maken, moedigt bedrijven (en partikulieren) aan om zich op het Internet te vestigen.
VOOR “ZWARE” GEBRUIKERS.
In kombinatie met de WWW-servers zijn programma’s als Mosaic en Netscape de instrumenten van de toekomst. Maar er zijn nog belangrijke hinderpalen. Zo moet de gebruiker goed uitgerust zijn : een computer met voldoende werkgeheugen (minstens 8 megabyte), een modem van minstens 14.400 baud en een aansluiting op het Internet. De beelden en de geluiden die de servers zo aantrekkelijk maken zijn erg omvangrijk en vereisen voor een vlot gebruik een heel snelle overdracht in ISDN of een transfer van 64 kbaud/sekonde, wat buiten het bereik ligt van partikulieren. Een WWW-pagina is dus vooral interessant voor organizaties en bedrijven. De expansie naar een ruimer publiek hangt af van een daling van de tarieven voor kommunikatie tegen hoge snelheid en van de prijs van het ontvangstmaterieel. In afwachting kunt u minder veeleisende en toch interessante technieken als Gopher en WAIS gebruiken.
ROBERT VAN APELDOORN
Reakties en suggesties zijn welkom op het redaktieadres (Researchpark De Haak 2, 1731 Zellik) of via CompuServe 100043,1606 of Internet : 100043.1606 compuserve. com.
(1) Zie voor de verschillende aansluitingsmogelijkheden op het Internet, Trends van 20 maart 1995, blz. 113.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier