Internet maakt niet vrij

Bruno Leijnse Redacteur bij Trends

Dacht u echt dat Twitter de Iraanse revolutie van 2009 op gang had gebracht? Nonsens, schrijft Evgeny Morozov in The Net Delusion, een hilarisch boek dat elke dag zijn waarde bewijst. De fictie van de Iraanse Twitterrevolutie valt terug te voeren op één gezaghebbende blogger, Andrew Sullivan van (toen) het tijdschrift The Atlantic, die zonder bewijs schreef dat Twitter “het cruciale instrument was om de weerstand in Iran te organiseren”. Sullivan werd door iedereen overgeschreven. Toen het ministerie van Buitenlandse Zaken vervolgens aan Twitter vroeg om een onderhoud aan de dienst uit te stellen omwille van Twitters belang in Iran, twijfelde niemand nog. Maar er werd vooral getwitterd over Iran. Het aantal twitteraars in Iran was miniem. Het nieuwsnetwerk Al Jazeera schatte begin 2010 hun aantal in Teheran, een stad die 8 miljoen inwoners telt, op 60, en op 6 nadat het regime zich met hen bezighield.

De waan uit de titel is het geloof dat informatie bevrijdt en dat het internet per definitie tot meer democratie leidt, zoals Hillary Clinton in haar Internet Freedom speech van januari 2010 stelde. Clinton had het toen over “virale video’s en blogs die de samizdat van onze tijd zijn”.

Morozov maakt heerlijk komaf met dat utopisme, dat hij de Google Doctrine noemt. Autoritaire regimes kunnen perfect internettechnologie adopteren, hun economie moderniseren én hun legitimiteit behouden, toont Morozov. Hugo Chavez twittert. China heeft meer surfers dan de VS inwoners. In feite, zegt Morozov, “geeft internet de sterken meer macht en neemt het macht van de zwakken af”. Morozov is zelf in Wit-Rusland geboren. Hij zegt dat hij daar een activistische en onsuccesvolle “cyberutopist” is geweest “met ruimhartige financiering van Washington en Brussel”. Vandaag is hij publicist en Schwartz Fellow van de New American Foundation. Francis Fukuyama is er bestuurslid en Eric Schmidt, de executive chairman van Google, voorzitter.

Internet versterkt de drie Orwelliaanse steunpilaren van autoritaire regimes, stelt Morozov – propaganda, censuur en bewaking – en voegt daar nog de Huxleyaanse verdoving door porno en entertainment aan toe. Morozov citeert daarvoor onder meer Duits onderzoek dat aantoont dat Oost-Duitsers met westerse tv-ontvangst meer tevreden waren over hun regime dan anderen.

En waar er al agitatie is, zijn internet en mobiele technologie tweesnijdende zwaarden. Internet kan simpelweg worden afgezet, zoals China tien maanden deed in Xinjiang in 2009-2010. Net zo mobiele technologie. IBM leverde aan China Mobile software om mobiele contactgroepen in kaart te brengen. Regimes – ook de VS, volgens aanwijzingen van Morozov – engageren zelf bloggers om critici te discrediteren. Censuur hoef je niet meer zelf te doen. Je kan ze uitbesteden aan internetproviders en website-uitbaters. Of je kan anonieme hackers gebruiken om onwillige sites neer te halen.

Morozov hekelt de dubbele standaard van het Westen – WikiLeaks! – maar hij blijft een kruisvaarder. Zijn pleidooi is voor realistische doelstellingen en realistische methodes. Wat niet realistisch is, waarschuwt hij, is de verwachting dat democratieën vanzelf ontluiken waar een autoritair regime verdwijnt. Morozov: “Het enige wat slechter is dan een autoritaire staat, is een falende staat.”

Evgeny Morozov, The Net Delusion, The Dark Side of Internet Freedom. Public Affairs, 2011, 411 blz., 35 euro

BRUNO LEIJNSE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content