INTERNET 2. De weg naar het Internet

Robert Van Apeldoorn redacteur Trends-Tendances

Het tweede deel van onze reeks over het Internet bekijkt de drie toegangswegen tot dit wereldwijde netwerk. Een sektor waarin het aantal gespecializeerde bedrijven stijgt en de tarieven dalen.

Terwijl er voor de telefoon slechts één leverancier bestaat, Belgacom, wordt toegang tot het Internet (zie ook Trends van vorige week, blz. 82) door een groeiend aantal ondernemingen verkocht. Deze Internet Service Providers (ISP) leveren toegang in de vorm van een telefonische of andere verbinding. De belangrijkste ISP’s zijn EUnet (Leuven), Innet (Berchem), Interpac, TFI Telegate en IBM (deze laatste drie in Brussel). Belnet, dat afhangt van de federale overheid, verkoopt geen toegang aan het grote publiek, maar werkt uitsluitend voor universiteiten en onderzoeksinstellingen.

Deze bedrijven geven een deel van hun aktiviteiten in onderaanneming aan vzw’s of bedrijven die gespecializeerd zijn in de distributie naar de partikulieren toe, waar het debiet laag is en de hulp bij de installatie belangrijk. INFOboard Telematics (Brussel) speelt deze rol voor TFI Telegate ; Iguana voor Innet. IBM biedt de partikulier een heel eenvoudige verbinding aan, die echter gekoppeld is aan het gebruik van het OS/2 Warp-programma. Dat laatste koopt u gewoon in een computerwinkel (of zelfs bij FNAC), waarna u het installeert. U sluit een modem aan en kan dan vanop afstand inloggen. OS/2 bevat verscheidene programma’s die bedoeld zijn om de verschillende mogelijkheden van het Net te gebruiken (e-mail, nieuwsgroepen, FTP-downloading…) maar het Mosaic-achtige gedeelte van het programma is nog in de beta-versie en werkt niet altijd perfekt.

Er bestaan drie verschillende soorten toegang, met verschillende prijzen en mogelijkheden : de direkte verbinding, het inbellen (dial-up) en de terminal mode (ook shell account genoemd).

– De direkte verbinding. Ze is de duurste en vereist de installatie van een permanente aansluiting via een gehuurde lijn en een uitsluitend voor deze funktie gebruikte computer. Men heeft bovendien software nodig die de kommunikatienormen van het Internet (TCP/IP) “begrijpt”. Deze software omvat ook programma’s die toegang geven tot de verschillende diensten (elektronische post, enz.). Unix-computers zijn van nature voor dit werk geschikt, omdat het TCP/IP ontworpen is voor hun systeem. De verbinding verloopt via een router. Voordeel : de gebruiker wordt een volwaardig onderdeel van het Internet, kan 24 uur op 24 diensten leveren, werkt snel (64.000 bits meer per sekonde) en moet niet wachten tot een verbinding is gevormd. Dit soort van aansluiting ligt buiten het bereik van partikulieren, tenzij ze geld te veel hebben. De aansluiting alleen al kost 40.000 frank tot 50.000 frank per maand, nog afgezien van de huur van een vaste lijn. Daarbij komen de kosten voor het materieel, het onderhoud en de beveiliging. Het Internet is immers een open net, dat onveilig wordt gemaakt door hackers die proberen in de lokale netwerken binnen te dringen. Daarom moet men voorzorgen nemen, zijn veiligheid laten testen en eventueel een elektronische barrière optrekken (een firewall) om ongewenste indringers te weren. Dit is een geschikte aansluiting voor het lokale netwerk van een bedrijf.

– De dial-up-aansluiting. Een kompromis. Het systeem geeft toegang tot alle funkties van het Internet via een telefoonlijn (of ISDN) naar een inbelpunt. De verbinding is slechts aktief wanneer de gebruiker in kommunikatie treedt met het Internet. Ze kost dus minder, maar is nog niet goedkoop vooral niet als het inbelpunt in een andere telefoonzone ligt. Om dat laatste euvel te verhelpen, installeren de geciteerde Internet-dienstenleveranciers nu in hoog tempo inbelpunten, zelfs in de kleinere telefoonzones, zodat er elke maand wel ergens een inbelpunt bijkomt. U heeft dus een goede kans dat u in uw telefoonzone aan het lokale tarief kan inbellen.

De toegangsleverancier “vervangt” in zeker zin de abonnee wanneer deze niet on-line is. Hij bewaart bijvoorbeeld de elektronische post van de gebruikers. Ook hier moet uw computer TCP/IP praten, met behulp van programma’s die op pc of Macintosh draaien. Voor de klassieke “IBM-kompatibele” pc, moet u zich een softwarepakket aanschaffen zoals LanWorkPlace van Novell, Chameleon of PCTCP, voor Macintosh een MacTCP. Dit basisprogramma wordt aangevuld met utilities die het gebruik van de verschillende diensten mogelijk maken. Voor de elektronische post wordt bijvoorbeeld veel gebruik gemaakt van Eudora (zowel op pc als Macintosh). Voor de eenvoudige raadpleging van databanken is Mosaic erg populair. Beide programma’s zijn bijna gratis verkrijgbaar. Ze zitten vaak in boeken over het Internet.

In de toekomst zullen dergelijke programma’s echter ingebouwd worden in de basissoftware van de computers, het besturingssysteem. IBM wijst de weg met OS/2 Warp, waar alles geïntegreerd is in één enkel pakket. Bovendien kan men onder OS/2 Dos- en Windows-programma’s draaien.

Om ten volle van een dial-up-verbinding te kunnen genieten, gebruikt men best een snelle modem (minimum 14.400 baud, alias bits per sekonde, nog beter 28.800 bps). De prijzen variëren. IBM vraagt 1260 frank bij de inschrijving, 540 frank maandabonnement en 145 frank per uur, met drie uur gratis per maand. Bij deze tarieven komt nog de prijs van de telefoonverbinding naar het inbelpunt.

– De terminal mode. Dit is de eenvoudigste en goedkoopste verbinding. Ze wordt ook eenvoudige dial-up of shell account genoemd. Net als de vorige vereist ze een mikrocomputer en een modem, met dit verschil dat de gebruiker geen speciale software hoeft te bezitten. De pc treedt in verbinding met de computer van de toegangsleverancier en wordt er gewoon een terminal van. De gespecializeerde programma’s draaien dus bij de ISP en worden van op afstand door de abonnee bediend. Dit is een goede eerste stap voor wie het Internet wil verkennen, maar alle funkties zijn niet altijd voorhanden. Zo verkoopt EUnet verbindingen in terminal mode die beperkt zijn tot elektronische post. EUnet-Mail (500 frank/maand ex. BTW plus een volumeprijs van 1,5 tot 4,5 frank per verstuurde of ontvangen kB). De kwaliteit van deze diensten hangt sterk af van wat de ISP’s op hun computers hebben voorzien. Er bestaan dus grote verschillen. Daarnaast beginnen de Amerikaanse on-line-diensten Internet-toegang in terminal mode van uitstekende kwaliteit aan te bieden. Momenteel verkoopt alleen CompuServe dit soort diensten in Europa ; alle funkties zijn beschikbaar, met uitzondering van het World Wide Web (de mogelijkheid om te navigeren tussen de servers op het Internet), dat verwacht wordt voor volgende zomer.

DE TAAK VAN DE ISP.

Wat is de rol van een Internet Service Provider ? Meestal kan hij de gebruiker helpen om op het Net te komen, organizeert hij desgewenst zelf de opleiding, levert hij de software die onmisbaar is voor het tot stand brengen en gebruiken van de verbinding. Hij zorgt ook voor de administratieve taken die bij de aansluiting komen kijken. Als een organizatie of bedrijf een permanente aansluiting neemt, krijgt ze een eigen elektronisch postadres (een “domein”, om de juiste term te gebruiken), waarin meestal haar naam terugkeert. De BBL, de Kredietbank en Alcatel Bell hebben hun eigen domein. Dat laatste heet se. bel. alcatel. be. Bij Alcatel Bell kan dan, om een fiktief voorbeeld te nemen, Jan Peters op zijn naamkaartje het elektronische postadres Jan. Petersse. bel. alcatel. be krijgen. De be aan het einde verwijst naar België. Toegangsleveranciers moeten hun domein inschrijven bij de persoon die in ons land met die funktie is belast, professor Pierre Verbaeten van de KU-Leuven. Deze laatste fungeert in zekere zin als een soort notaris, die moet voorkomen dat twee organizaties dezelfde naam gebruiken.

GEEN BELGISCH NET.

De ISP levert eveneens en dat is belangrijker de verbinding en verhuurt de gewenste lijnen. Een voorbeeld : EUnet, een Europese vereniging van bedrijven met dezelfde naam, gebruikt een router in Amsterdam, die het mogelijk maakt om boodschappen tussen de abonnees van het net uit te wisselen. EUnet Belgium huurt lijnen van Belgacom om de verschillende Belgische inbelpunten te verbinden met zijn router in Leuven. Boodschappen die voor elders bestemd zijn, gaan naar Amsterdam, waar ze op een transatlantische lijn komen waarvan de kosten gedeeld worden door de verschillende EUnet-bedrijven. Zo arriveren ze op de Amerikaanse netten (CIX voor de commerciële kommunikaties). Het eigenaardigste van heel de procedure is dat de boodschappen die van het ene punt in België naar het andere gaan heel goed een omweg kunnen maken via de VS. De ISP’s praten over de mogelijkheid om een gemeenschappelijke router te gebruiken om dergelijke omwegen te voorkomen. Het toestel zou onderdak kunnen vinden bij Belnet.

ROBERT VAN APELDOORN

Volgende week : elektronische post.

INTERNET Inbelpunten worden talrijker en prijzen goedkoper.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content