‘Institutionele valkuilen vermeden’

Roeland Byl redacteur bij Trends

De Vlaamse ziekenhuizen willen hun kwaliteit maar wat graag toetsen aan internationale normen. Minister Jo Vandeurzen (CD&V) toont zich van zijn meest pragmatische kant door het overheidstoezicht op die ziekenhuizen te versoepelen.

Als de gezondheidszorg een rol heeft als sterkhouder van de Vlaamse economie — zoals in het plan Vlaanderen in Actie (VIA) staat — dan heeft de zorgsector internationale geloofsbrieven nodig. Een van de sleutelelementen is een internationale accreditering. Daarvoor zijn er het Amerikaanse Joint Commission International (JCI) en het Nederlandse NIAS. Die systemen hebben in enkele jaren voor de ziekenhuiswereld een status vergelijkbaar met de ISO-normering in het bedrijfsleven bereikt.

Internationale profileringsdrang is de Vlaamse ziekenhuiswereld niet vreemd, want 57 van de 65 Vlaamse ziekenhuizen hebben zich al ingeschreven voor zo’n accrediteringstraject. Al betekent het voor de meeste ziekenhuizen een serieuze investering in tijd en middelen, zo’n traject levert de ziekenhuizen ook een direct voordeel op.

Dat hebben ze te danken aan het pragmatisme van minister Jo Vandeurzen. Die heeft besloten dat bij de ziekenhuizen die een internationaal accrediteringstraject zijn aangevangen, de rol van de Vlaamse Zorginspectie beperkt wordt tot een nalevingstoezicht in plaats van een systeemtoezicht. “Dit is een mooi voorbeeld hoe je door samenwerking met de sector de kwaliteit voor de patiënten kunt handhaven, tegelijk de ziekenhuizen kunt inschakelen in een internationale kwaliteitstoets en toch minder administratieve middelen nodig hebt.”

Meer bereiken en met minder overheidsmiddelen. Hoe hebt u dat gedaan?

JO VANDEURZEN. “Wij hebben een project gefinancierd met de ziekenhuiskoepels Icuro en Zorgnet Vlaanderen om de ziekenhuizen te motiveren zich in te schrijven in een internationaal gevalideerde kwaliteitscontrole. Het aantal ziekenhuizen dat intussen voor zo’n internationale accreditatie heeft gekozen, overtreft de verwachtingen.”

Door de toenemende nood aan transparantie moeten ziekenhuizen nochtans aan steeds meer evaluaties voldoen. Een voorbeeld is het kwaliteitsindicatorenproject dat u in november lanceerde. Wordt het niet ingewikkelder?

VANDEURZEN. “We praten hier over drie gelijktijdige maneuvers. De accreditatiebeweging is er daar maar een van. Het indicatorenverhaal hebben we opgezet met de hoofdgeneesheren en stakeholders van de ziekenhuissector. We hebben daarbij een lijst gemaakt van allerlei kwaliteitsindicatoren. Die gaan ziekenhuizen nu registreren en daarmee kunnen ze zich vanaf het midden van dit jaar tegenover elkaar positioneren. Die indicatoren zijn zo gekozen dat ze aansluiten bij de internationaal gevalideerde cijfers.

“Een derde element is de manier waarop we als overheid onze inspectie en ons handhavingsbeleid organiseren. We staan nu aan het begin van een nieuwe cyclus van erkenningen voor ziekenhuizen. We passen ons toezicht aan. De ziekenhuizen die melden dat ze bezig zijn aan een accrediteringstraject, krijgen alleen nog een nalevingstoezicht en geen systeemtoezicht. Een systeemtoezicht duurt langer en bekijkt de structuur achter de zorg, zeg maar hoe een ziekenhuis is georganiseerd. Een nalevingstoezicht gebeurt onverwacht en gaat meer in op de concrete zorgpraktijk. Het bekijkt of de normen ook consistent worden nageleefd.”

Zien ziekenhuisdirecteurs het niet als nog maar eens een controle?

VANDEURZEN. “Neen integendeel. Dat is juist het unieke. Er is al heel vaak gezegd dat we meer moeten gaan voor bestaande accreditatiesystemen in plaats van zelf allerlei handhavingsmodellen te hanteren. Het feit dat we er in overleg met de sector in geslaagd zijn om zo veel ziekenhuizen te motiveren om vrijwillig voor een internationale accreditering te gaan, is een geweldige injectie in kwaliteit.”

Als de kwaliteit van ziekenhuizen verbeteren het doel is, blijft de rol van Vlaanderen beperkt tot de erkenning van de normen die de federale overheid oplegt.

VANDEURZEN. “Dat is onze basisbevoegdheid. De federale overheid stelt de normen vast, de gemeenschappen zijn bevoegd voor de toekenning van de erkenningen. Voor een ziekenhuis als geheel, maar ook voor zware medische diensten waar specifieke erkenningscriteria en programmatiecriteria voor bestaan. We maken nu dat het kwaliteitsniveau consistent wordt bewaakt. En omdat de ziekenhuizen al veel meer inzetten op hun internationale accreditering, kunnen wij daarbij onze rol van toezichthouder aanpassen.”

Waarom was die beweging nodig?

VANDEURZEN. “Vlaanderen inspecteert Belgische erkenningsnormen, maar eigenlijk moeten we ziekenhuiskwaliteit in de internationale context meten. Een internationale accreditering is een methode om de ziekenhuizen intern te sensibiliseren om met kwaliteit bezig te zijn. Zo’n accreditatieprogramma draait om patiëntveiligheid en kwaliteit. In die zin proberen we meer en meer het resultaat van de zorg zichtbaar maken. We willen minder op structuren focussen. De outcome is wat telt. Vandaar ook het belang van de kwaliteitsindicatoren. Die moeten de resultaten van de zorg transparant en publiek maken.”

Wat krijgt de patiënt dan extra?

VANDEURZEN. “Door meer transparantie krijgt hij meer zicht op de kwaliteit van de ziekenhuizen. In het indicatorenproject worden ziekenhuizen gestimuleerd om hun resultaten publiek te maken. Ziekenhuizen kunnen zich op die manier positioneren. Op termijn willen we naar een openbaarheid van onze inspectieverslagen. Zo wordt de transparantie voor de patiënt totaal.”

Als ex-bestuurder bij Ziekenhuis Oost-Limburg (ZOL) hebt u ervaring met buitenlandse patiënten. Is de internationale positionering van onze ziekenhuizen het doel?

VANDEURZEN. “Dat was zeker niet onze eerste beleidskeuze. Ziekenhuizen zijn complexe organisaties. Goede zorg kun je niet vatten met administratieve regels alleen. De Vlaamse ziekenhuizen hebben een goede reputatie bij de patiënten, maar die moest dringend geobjectiveerd worden in een internationale context. Alleen zo vermijden we dat we een onder-de-kerktorenbeleid voeren voor organisaties die zich wereldwijd moeten meten.

“We kunnen dat beleid niet op een enge manier voeren. Ook federaal kan dat niet. Internationale praktijken en evidence based medicine moeten de norm zijn voor goede zorg. Dat kan een overheid niet bepalen zonder zich in die internationale accrediteringsbeweging in te schakelen.”

Is het een nadeel dat de bevoegdheden in ons land verdeeld zijn?

VANDEURZEN. “Door nu te kiezen voor een bondgenootschap met de sector en ons erkenningstoezicht te aligneren op de internationale accrediteringsinspanningen, hebben we institutionele valkuilen op een pragmatische manier vermeden.

“Het alternatief was misschien een heel debat over een zware reglementering. Die zou je uiteindelijk internationaal toch moeten benchmarken… Kortom een heel systeem van bureaucratische procedures die de perceptie van een betuttelende overheid laten ontstaan. Nu is dat anders. En daarvoor verdienen vooral de ziekenhuizen een pluim. Ik ben best wel trots op de samenwerking. Dit is een goed model: een sector neemt zijn verantwoordelijkheid zodat er geen zware regelgeving moet worden opgezet. Door in termen van partnerschap met de sector te denken, zijn we erin geslaagd om een stevige kwaliteitsinjectie te combineren met een selectievere inzet van onze publieke middelen.”

In het akkoord over de jongste staatshervorming wordt een aantal bevoegdheden in gezondheidszorg geregionaliseerd. Weet Vlaanderen al wat het daarmee gaat doen?

VANDEURZEN. “De grote opportuniteit in het Vlinderakkoord is dat de erkenningsnormering een bevoegdheid wordt. De vertaalslag in wetteksten is nog bezig. Bovendien werken we intussen aan een groenboek hoe we het kunnen invullen als we die bevoegdheden hebben. We spreken in dat proces elke stakeholder en hopen na de paasvakantie dat groenboek af te ronden.”

ROELAND BYL

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content