Marc Buelens
Wie kent nog het woord ‘later’?
Volgens Marc Buelens, professor-emeritus aan de Vlerick Business School, verliezen we uit het oog hoe goed we het hebben. ‘Morgen én volgende week én volgend jaar zullen in je supermarkt melk, mango’s en muntjes te koop zijn.’
Ik ben nog een kind van de vooruitgangsmaatschappij. ‘Later’ betekende dan altijd ‘beter’. Ik zie nog het spaarboekje met de bijenkorf op een sokkel van de ASLK. Als ik nu één frank spaarde, zou die later zoveel meer waard zijn. Op het oude symbool van de ASLK stonden rokende machines, een zeilschip, een handpers en een aambeeld, een verheerlijking van een nijvere en spaarzame industriële maatschappij. Welke symbolen zou u gebruiken voor onze tijden? Facebook, Uber en uw iPhone? Welk symbool u ook zoekt voor 2016, de kans is klein dat het met de toekomst te maken heeft. U gebruikt uw smartphone om nú te communiceren, u te ontspannen, u te informeren.
Het idee dat we erop vooruitgaan en dus radicaal naar de toekomst moeten kijken, is samen met de verlichting het westerse denken binnengeslopen. De middeleeuwen leken voor de meeste burgers waarschijnlijk op een soort eeuwige stilstand. ‘Duizend jaren zonder bad’, zo vatte een historicus die periode ooit onvriendelijk samen. ‘Later’ bleef toen waarschijnlijk beperkt tot ‘de hemel’. In de meeste culturen vertrekt men van eindeloze cycli, wedergeboortes, eeuwige jachtvelden.
‘Wie kent nog het woord later?’
Maar ik ben in een andere periode opgegroeid. Mijn eerste inzichten in onze economie en samenleving dateren van de jaren zestig. Zowat alles zou beter worden. Zelfs oorlogen zouden eindigen. Daar zou de Europese Gemeenschap voor zorgen, samen met nooit meer te stoppen technologische en economische ontwikkelingen. Als de toekomst beter zal zijn dan de dag van vandaag, kun je investeren, kun je schulden maken, en dan groeit de economie effectief.
Het is boeiend om te zien dat we, nu we die oorlogsvrije en welvarende situatie bereikt hebben, het woord ‘later’ stilaan uit ons vocabularium schrappen. Het is helemaal niet meer zeker of het later wel beter zal zijn. Met negatieve intresten is zelfs ons spaargeld niet meer veilig. Niemand in onze streken lijkt te geloven dat de wereld er na zes maanden, laat staan zes jaar, Donald Trump echt beter aan toe zal zijn. 2016 wordt het warmste jaar uit de wereldgeschiedenis en niemand lijkt ernstig te menen dat de temperatuurkromme vanaf 2017 steil bergaf zal gaan. Ik lees ook nergens dat de verkiezingen in dat jaar in Frankrijk of in Nederland een zoveelste bekroning zullen zijn van de democratie die we zo moeizaam hebben afgedwongen van zonnekoningen en tirannen.
‘We verliezen uit het oog hoe goed we het hebben’
De enige adverteerders die me nog aanspreken over later zijn zij die me een uitvaartverzekering willen verkopen. Alle andere verkopers menen dat ik nú recht heb op al het goede dat deze wereld te bieden heeft. Maar zal het er morgen nog zijn?
Overal ter wereld wordt herdacht dat Thomas More vijfhonderd jaar geleden Utopia schreef. Nu moeten we over dat werk vooral weten dat Utopia geen soort ideale staat is waar we met zijn allen naar moeten streven. More wou gewoon de heersers de les spellen. Vandaag zien we zelfs alle grote idealen afbrokkelen tijdens het ‘einde van de Grote Verhalen’. Trump is niet bepaald het meest hartverheffende deel van het grote verhaal ‘democratie’, dieselgate niet bepaald een deel van het grote verhaal ‘vrije markt’?
‘We hebben minder tandpijn dan alle vorige generaties. Onze televisie en vaatwasser gaan bijna nooit stuk’
Maar we dreigen te vergeten dat de grote verhalen van vandaag vooral kleine, pragmatische dingen zijn. We verliezen uit het oog hoe goed we het hebben. We hebben minder tandpijn dan alle vorige generaties. Onze televisie en vaatwasser gaan bijna nooit stuk. We kunnen voor belachelijk lage prijzen de wereld zien. Morgen én volgende week én volgend jaar zullen in je supermarkt melk, mango’s en muntjes te koop zijn. Nooit in de geschiedenis van de mensheid konden we zo gerust zijn dat we ook volgend jaar nog eten en drinken, verwarming en geneeskundige zorg zullen hebben.
Hebben we het dan echt te goed? What goes up, must come down, zeggen de Amerikanen. Hebben we een vaag gevoel dat we op een toppunt zitten? Daar is geen enkele evidentie voor. We blijven op zowat alle gebieden vooruitgang boeken. Toch durven we het woord ‘later’ nauwelijks nog gebruiken. Het lijkt wel taboe. Misschien komt er, als we nog meer met de democratie spelen, een verbod het woord te gebruiken. Want dat zou er kunnen op wijzen dat we kritiek hebben op het heden. En het nieuwe type leiders dat we wereldwijd aan het verkiezen zijn, houdt echt niet van kritiek. Want zo zal het volgens hen echt niet beter worden later.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier