‘Voor mijn generatie was Hollywood de vijand’
Had regisseur Lukas Dhont een Oscar in de wacht gesleept, dan was zijn collega Dominique Deruddere een gat in de lucht gesprongen. “Het is impressionant wat Lukas doet. Hij is niet alleen een goede regisseur, hij verzorgt ook zijn pr perfect. De Vlaamse film is nu een kwaliteitslabel geworden.”
Wie onlangs heeft genoten van de televisieserie The Offer, over de moeizame productie van de film The Godfather van Francis Ford Coppola, zal zeker ook genieten van de memoires van filmmaker Dominique Deruddere, die vorig jaar de officiële pensioenleeftijd bereikte. Maar stoppen met filmen doet hij gelukkig niet, want onlangs ging The Chapel, zijn tiende langspeelfilm, in première. En ondertussen liggen er alweer nieuwe scenario’s op verfilming te wachten.
De Amerikaanse filmindustrie zit zo in elkaar dat ze willen dat je hún film maakt
In Derudderes memoires passeren alle ingrediënten van een rijkgevuld filmleven de revue, met ups maar ook vele downs: moeizame financieringen, projecten die soms na jaren werken toch worden afgeblazen, acteurs en componisten die afhaken, een film die moet worden ingekort, een film die niet in de zalen komt door het faillissement van de verdeler of een wanbetaling van de producent, de vrouw van een producent die op de set met een tas vol geld achterstallige betalingen in orde komt brengen, een Taiwanese financier die met de noorderzon verdwijnt, een steenrijke Amerikaan die een film alleen wil financieren als zijn maîtresse de hoofdrol krijgt.
U hebt het allemaal met humor en zelfrelativering opgeschreven, maar bij momenten dacht ik wel: wat een doorzettingsvermogen! Velen zouden er bij de zoveelste tegenslag de brui aan hebben gegeven. U niet?
DOMINIQUE DERUDDERE. “Die momenten heb ik ook gehad. Maar ik heb ze nooit echt ernstig genomen. Ook al omdat je je dan afvraagt: wat moet ik dan wél gaan doen? Wat kán ik eigenlijk? Het is toch een passie, en die kun je niet doodmaken. Je wilt verhalen vertellen, ondanks het gevoel dat er misschien niemand op zit te wachten, of dat je niet volledig de baas bent over het eindproduct dat je wilt maken. Maar ik had die passie van jongs af, en die is nooit meer weggegaan.”
U debuteerde eind jaren tachtig, toen de Vlaamse film een belabberd imago had. U beschrijft hoe bij een sneakpreview in Leuven de helft van de bezoekers direct wegliep bij de pancarte ‘met steun van de Vlaamse Gemeenschap’, want die eerste minuten kregen ze hun geld nog terug. Er is veel veranderd sindsdien.
DERUDDERE. “Dat is 180 graden omgeslagen. De Vlaamse film is nu een kwaliteitslabel geworden. Dat heeft volgens mij met een paar dingen te maken. Ten eerste zeuren de filmmakers niet meer over een gebrek aan geld. Dat werd vroeger vaak gedaan, waardoor de mensen wel moesten denken dat het op niets zou lijken. Bovendien is er nu meer instroom van talent. De filmopleidingen zijn veel toegankelijker, er zijn meer mensen die film willen studeren, dus de kwaliteit is zeker gestegen. En het zelfvertrouwen van de nieuwe generatie is groter.”
Toen u werd genomineerd voor een Oscar, was dat nog een uitzondering. Sindsdien volgden Michael Roskam met Rundskop, Felix Van Groeningen met The Broken Circle Breakdown en nu Lukas Dhondt met Close. Hebt u nog tips voor Lukas Dhondt?
DERUDDERE. “Hij doet dat echt allemaal zeer goed. Hij is niet alleen een goede regisseur, hij pakt ook de pr goed aan. Hij spreekt vlot in verschillende talen, gaat altijd mooi gekleed, hij is helemaal af. Ik zou beter bij hem in de leer gaan voor als het mij nog eens zou overkomen (lacht). Nee, Lukas is op en top professioneel. Voor zo’n jonge kerel vind ik het toch redelijk indrukwekkend wat hij doet. Ik denk niet dat je dit beter kunt aanpakken.”
U schrijft dat u uiteindelijk blij was dat u niet won. Was dat ook omdat u vreesde geleefd te worden door Hollywood? En is dat dan ook een risico voor Lukas Dhont?
DERUDDERE. “Ik denk het wel, dat is altijd een gevaar. Ik wil wel zeggen: ik was zéker dat ik niet zou winnen, Crouching Tiger, Hidden Dragon van Ang Lee was toen de grote favoriet en de terechte winnaar. Ik was blij dat ik niet won omdat ik gewoon te bang was om te speechen (lacht). Maar ons verhaal in Hollywood was al iets vroeger begonnen, toen mijn debuut Crazy Love een redelijk succes was en ik Francis Ford Coppola leerde kennen, die coproducent van Wait Untill Spring, Bandini werd. Dat waren ook mijn eerste twee films, en ik was zo hot als maar zijn kon.
“Maar de Amerikaanse industrie zit zo in elkaar dat ze willen dat je hún film maakt. Ze sturen scenario’s die ze verfilmd willen zien. Zelfs voor mensen als Francis en Martin Scorsese is het moeilijk de films te draaien die ze zelf willen maken. De enige manier waarop ze dat gedaan krijgen, is omdat ze de bekende acteurs kennen. Dan verkopen ze zich samen als een package, en dan kan zo’n studio bijna niet meer weigeren. Het gaat om de bekende namen op de affiche. De producenten kiezen dus niet zozeer voor de regisseurs van wie ze denken dat ze talentrijk zijn. Ze vragen zich af: wie kent hij? Met wie schiet die goed op? Welke acteur zal ja zeggen tegen welke regisseur? In die zin is dat een wereld die niet zo prettig is om in te werken. Bovendien heb je in de Verenigde Staten naast de producers ook nog eens de executive producers, de mannen in maatpakken van de studio’s, en die komen zich ook nog eens met alles bemoeien.”
De echte arthousefilms worden in Europa gemaakt. Dat is in de Verenigde Staten nu bijna ondenkbaar
En toch hebt u er gewerkt, en de afgelopen vijftien jaar ook gewoond, terwijl u in het boek schrijft dat je in Hollywood makkelijk je ziel kunt verliezen.
DERUDDERE. “Ja, dat is ook zo. Ik kom nog van een generatie waarvoor Hollywood eigenlijk de vijand was. Een kapitalistisch monster, terwijl wij onze artistieke vrijheid wilden behouden. Iemand die naar Hollywood ging, was toch een beetje een verbrande mens, wij waren zeker niet zo happig om daarnaartoe te trekken. Maar ook dat is helemaal veranderd. Als je nu niet naar daar trekt, ben je een loser.”
En toch bent u ook redelijk snel naar de Verenigde Staten vertrokken.
DERUDDERE. “Zodra het project rond Bandini was afgelopen, ben ik wel teruggekeerd naar België. Ik heb ook heel veel projecten niet gedaan, omdat de scenario’s die me werden aangeboden me niet konden overtuigen. En ik heb toen de fout gemaakt alles in te zetten op Dipanda, een project rond een Afrikaanse film. Nu zou ik wellicht proberen meerdere balletjes in de lucht te houden en niet meer alles op één idee in te zetten. Want als dat niet doorgaat, zoals met Dipanda, is er plots niets waar je op kunt terugvallen. Maar ik heb nergens spijt van, de dingen zijn gelopen zoals ze zijn gelopen. En ook die mindere momenten brengen weer dingen mee. En soms twijfel je. Was ik niet beter in België gebleven? Maar ik denk dat twijfel gewoon de metgezel is van iedere creatieve mens.”
Vond u het leven in Amerika fijn? U woonde wel in Californië.
DERUDDERE. “Ja, en dat is heel anders dan de rest van het land, net zoals New York ook anders is. Maar Californië, en dan vooral de Bay Area met Los Angeles en San Francisco, is een hele geavanceerde staat, ook op het gebied van muziek, design en milieutechnologie. Ik vond het een hele fijne plaats om te wonen en we gaan nog vaak terug. Mijn oudste zoon woont er nog.”
Nog even terug naar de cinema. Amerikaanse films worden gemaakt met privégeld, terwijl Europese films vaker gesubsidieerd worden. Maar geen van die twee systemen lijkt écht goed.
DERUDDERE. “Als filmmaker kies ik toch voor het Europese systeem, omdat je daar de meeste vrijheid mee hebt. Uiteraard probeert men rekening te houden met enige commercialiteit, maar de echte arthousefilms worden toch in Europa gemaakt. Dat is in de Verenigde Staten nu bijna ondenkbaar.”
Toch zit er in het boek ook kritiek op het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF), dat de audiovisuele sector ondersteunt. U vindt dat het niet altijd even doorzichtig werkt. Dat heeft er deels mee te maken dat bijvoorbeeld het scenario voor The Chapel verschillende keren werd afgekeurd. Maar uw kritiek is ruimer.
DERUDDERE. “Ik geef toe dat het een moeilijke discussie is. Er is nu erg veel talent en er kunnen maar een paar films per jaar gesteund worden, dat begrijp ik heel goed. Maar de mensen die dan moeten oordelen, zijn dat wel echte kenners? En wat is een echte kenner? Een scenario schrijven is al moeilijk, maar een scenario lezen is nog veel moeilijker. Het VAF zit daar met een probleem en ik heb zeker geen pasklare oplossing. Een mogelijkheid om willekeur te vermijden, is dat je iemand aanstelt die zoveel kennis en autoriteit heeft dat hij de knopen kan doorhakken, uiteraard nadat hij ook geadviseerd is. Een beetje zoals een studiobaas in de Verenigde Staten. En ik zou het bijvoorbeeld niet slecht vinden als dat een buitenlander is.”
Zou het helpen als scenario’s anoniem worden ingediend?
DERUDDERE. “Zeker, daar heb ik altijd voor gepleit. Ik ga al lang genoeg mee om te weten dat voor sommige mensen in die commissies mijn naam alleen al voldoende is om nee te zeggen. Elke film en elke filmmaker heeft zijn voor- en tegenstanders, daar is niets aan te doen. En hoe meer persoonlijkheid een film heeft, hoe vaker je lovers en haters zal hebben. Dat zal altijd een moeilijke evenwichtsoefening blijven, maar ik denk toch dat er oplossingen zijn om het eerlijker te laten verlopen, en de belangrijkste is anonimiteit. En misschien moet je dan een aantal mensen aanwerven bij het VAF die goed genoeg betaald worden om die scenario’s ernstig te lezen, die daar misschien zelfs hun beroep van maken en degene die de knopen doorhakt correct adviseren.”
Nu bekijkt men heel erg in welke taal een film wordt gedraaid. Ik denk zeker dat we dat meer zouden kunnen opengooien
Met The Chapel was u op een bepaald moment ook in beeld voor Ierse en daarna Hongaarse subsidies. Werken we Europees nog te weinig samen?
DERUDDERE. “Ik denk dat dat zeker beter zou kunnen, gestroomlijnder vooral. Nu bekijkt men toch heel erg in welke taal een film wordt gedraaid, en daardoor blijft het soms een rare puzzel. Ik denk zeker dat we dat meer zouden kunnen opengooien. The Chapel heeft op dat vlak inderdaad wat omzwervingen gekend, in Ierland en Hongarije, maar ook in China. Maar die wilden dan weer meer horror in het scenario, dus daar zijn we niet op ingegaan. En nu is het een Vlaamse film, maar ik heb erg veel reacties gekregen uit Franstalige hoek. De film is daar beter ontvangen dan in Vlaanderen. Ik heb na de release zelfs een voorstel gekregen om een Frans scenario te verfilmen. Ik denk wel dat het mij zou aanstaan daar te werken. Als je kijkt naar Close van Lukas, dan is dat bijna een Franse film qua sfeer en feeling. En De acht bergen van Charlotte Vandermeersch en Felix Van Groeningen is een Italiaanse film, maar toch is hij door Vlamingen gemaakt. Het is dus een echte Europese film, en ik denk dat we nog veel meer moeten durven die grenzen open te gooien en Europeser te denken.”
Dominique Deruddere, Met de helm geboren. Memoires van een filmmaker, Uitgeverij Vrijdag, 312 blz., 29,50 euro
Bio
· Geboren in Turnhout in 1957
· Studeerde film aan het Sint-Lukas in Brussel
· Begon zijn carrière als regieassistent bij de film Brussels by Night van Marc Didden
· Debuteerde in 1987 als regisseur met Crazy Love
· Met Iedereen Beroemd! uit 2000 werd hij genomineerd voor een Oscar voor beste niet-Engelstalige film
· Zijn tiende langspeelfilm The Chapel loopt momenteel in de zalen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier