Stefan van der Stigchel is aandachtsexpert: ‘Je kijkt met je hersenen, niet met je ogen’
Bent u wel eens samen met uw collega’s naar een museum geweest? Dat kan een nuttige oefening zijn om anders te leren kijken, zegt Stefan van der Stigchel, hoogleraar en het hoofd van het Attention Lab aan de universiteit van Utrecht. “Je kunt niet objectief kijken. Door gedetailleerder te kijken en te horen wat anderen erover zeggen, verrijk je je waarneming.”
Stefan van der Stigchel is gespecialiseerd in aandacht. Hij is hoogleraar en hoofd van het Attention Lab aan de universiteit van Utrecht, en schreef al enkele populairwetenschappelijke boeken over concentratie en focus. Hij gaat verder op dat elan met Beter leren kijken. Meer controle over je blik: in een wereld die ons omsingelt met beelden, komt dat meer dan ooit van pas.
U begint uw boek met een bezoek aan een museum. Dat is volgens u een prima oefenterrein om beter te leren kijken.
STEFAN VAN DER STIGCHEL. “Je kunt er twee vaardigheden aanscherpen: langer kijken en samen kijken. Een museum is daar heel geschikt voor, want het is zo ingericht dat je alle tijd hebt om schilderijen grondig te bekijken. En wanneer je in gezelschap naar een tentoonstelling gaat, ziet die ander in een werk andere dingen dan jij. Door dat uit te wisselen, verrijk je je waarneming.”
Is het de bedoeling dat ik een kunstwerk zo objectief mogelijk bekijk en elk oordeel opschort?
VAN DER STIGCHEL. “Je kunt niet objectief kijken. Want je kijkt met je hersenen, niet met je ogen. Wat je ziet, is ingekleurd door verwachtingen en eerdere ervaringen. Juist door gedetailleerder te kijken en te horen wat anderen erover zeggen, ga je dat eerste oordeel bijstellen.
“Daarom wordt museumbezoek bijvoorbeeld ingezet in de opleiding van dokters. Die zullen later vaak nauwkeurige observaties moeten doen om diagnoses te stellen. De aanpak is dat medische studenten een museum bezoeken en daarna de kunstwerken beschrijven. Belangrijk is dat ze het in groep doen. Zo leren ze open te staan voor andere interpretaties. Dat is nuttig op heel veel domeinen, of het nu een medische, zakelijke of private sfeer is.”
‘Het is nuttig mensen in een team te hebben die anders naar de wereld kijken’
U ging ook langs bij luchtverkeersleiders. Dat zijn de kampioenen in aandachtig kijken.
VAN DER STIGCHEL. “Hun beroep is enorm veeleisend, want de gevolgen van een fout kunnen rampzalig zijn. Ze moeten totaal gefocust zijn, hun werk laat geen verslapte concentratie toe. Daar zijn ze zich zeer bewust van, daarom nemen ze op een werkdag verschillende rustmomenten. Dat is een ander belangrijk inzicht: aandacht is beperkt. Je kunt je daarin wel trainen, maar bij niemand is aandacht oneindig.”
Hoe kun je dat trainen?
VAN DER STIGCHEL. “Eerst en vooral: er zijn grote individuele verschillen, en die hebben met aanleg te maken. Maar met de aanleg die je hebt, kun je proberen zo sterk mogelijk te worden. Dat word je door te oefenen. Wil je het zelf proberen, dan zijn er een paar heel eenvoudige opdrachtjes. Als je bijvoorbeeld gaat wandelen, let dan uitsluitend op de bomen en probeer dat vol te houden. Of leg bij het fietsen je volledige aandacht bij je ademhaling, of bij je pedaalslag. Zo train je jezelf om een focus lange tijd vast te houden. En dat kun je dan weer gebruiken in andere situaties.”
Aanwezig blijven in het moment, is dat hetzelfde als mindfulness?
VAN DER STIGCHEL. “De link met mindfulness is heel sterk. Ook daar gaat het erom je geest in het hier en nu te houden en bezig te zijn met wat je voor je hebt. Of denk aan flow: het gevoel dat je één bent met je activiteit.”
Het lastige is: zodra je aan zelfreflectie doet, is de flow weg.
VAN DER STIGCHEL. “Zo is dat. Ik ben een fervent tennisser. In een match zitten best veel onderbrekingen, waardoor je makkelijk aan het peinzen gaat: over de puntenstand, over de stand van zon, over de scheidsrechter. Al die gedachten hebben weinig zin. Ze leiden af. Roger Federer zegt: ‘Als ik de bal geslagen heb, ben ik hem al vergeten, want hij is weg.’ Dat lukt weinig mensen.
“Hetzelfde gebeurt in een werkcontext. Het is een herkenbare situatie: je bent een presentatie aan het geven en je bent meer bezig met hoe je overkomt dan met de zaak zelf. Want wat als je de opdracht verknoeit? Ben je wel goed bezig? Hoorde je daar iemand zuchten in het publiek? Zodra de focus dreigt weg te drijven, moet je proberen terug te keren naar de kern. Om nog eens het museum aan te halen: blijf aanwezig bij dat ene schilderij, en laat je niet verstrooien doordat er iemand de zaal binnenkomt, of door een plotse gedachte aan de prestaties van het nationale elftal op het Europees kampioenschap.”
‘Het is al lang bekend dat een kantoortuin slecht is voor de concentratie. Maar toch kom ik op plekken waar het wel functioneert’
Probeer maar eens aandachtig te blijven in een landschapsbureau vol rumoer, terwijl Teams-meldingen en e-mails oppoppen.
VAN DER STIGCHEL. “Het is al lang bekend dat een kantoortuin slecht is voor de concentratie. Maar toch kom ik op plekken waar het wel functioneert. Maar dan moet het management de nodige ingrepen doen. Zo kan de ruimte ingedeeld zijn in zones waar je kunt kletsen en overleggen, en in concentratieruimtes. Waar je bijvoorbeeld eerst een hele zware deur moet openduwen. En waar er ineens tapijt ligt. Dan voel je: hier wordt iets anders verwacht. Afhankelijk van het werk dat je wilt doen, kies je de plek waar je gaat zitten.”
Wat is de pomodoro-methode?
VAN DER STIGCHEL. “Dat is een populaire techniek waarbij je een wekkertje zet op 25 minuten en die volle tijd met één ding bezig bent. Daarna neem je vijf minuten pauze, en zet je het wekkertje opnieuw. Mijn bedenking is: als je geconcentreerd bezig bent en het gaat nog goed na 25 minuten, dan ga je toch lekker door? Soms is de focus al na 12 minuten zoek, en dan heeft het geen zin het wekkertje af te wachten. Hoelang je je kunt concentreren, hangt af van je motivatie, hoe goed je geslapen hebt, wat je nog hebt gedaan die dag. En daar komt bij dat elke mens anders is. Ik verzet me dus tegen die standaard van 25 minuten, want die gaat in tegen de neurodiversiteit” (de diversiteit in het cognitief functioneren van individuen, waardoor ze verschillende vaardigheden hebben, nvdr).
U breekt in uw boek een lans voor neurodiversiteit. Ik denk dan meteen aan de extremen.
VAN DER STIGCHEL. “Dat snap ik, maar neurodiversiteit is meer dan dan. Elk brein is anders, het jouwe zowel als het mijne. Sommige mensen zijn snel afgeleid, anderen gaan helemaal op in hun taak, en we hebben ze allemaal nodig. Evolutionair gezien is het handig dat er mensen snel afgeleid zijn. Die zijn namelijk altijd alert en de eersten die merken als er ergens iets misloopt. Maar om op uw vraag verder te gaan, mensen met een bepaalde diagnose kunnen toch heel goed functioneren in een werkomgeving als hun taak erop past. Iemand met ADHD kan enorm creatief uit de hoek komen en pikt andere dingen op uit de omgeving. Autistische mensen zijn vaak sterk in het observeren van details, bijvoorbeeld bij de analyse van opnames van bewakingscamera’s. Kortom, het is nuttig mensen in een team te hebben die anders naar de wereld kijken.”
‘Ons brein zoekt continu naar bevestiging. Ik kan er alleen maar op drukken: oordeel niet te snel’
Een andere oefening in beter kijken die u in uw boek noemt, is terrasscenario’s bedenken.
VAN DER STIGCHEL. “Een vriend van mij is acteur. Hij vertelde me dat hij en zijn collega’s dat doen als ze op een terras wat gaan drinken. Ze observeren andere klanten en fantaseren welke relatie ze hebben: ‘Ik denk dat zij moeder en dochter zijn.’ ‘Nee, heb je gezien hoe ze elkaar vastpakken? Volgens mij zijn het collega’s.’ ‘En die man ginds aan dat tafeltje, dat is de jaloerse echtgenoot die zijn vrouw bespioneert.’ Het komt eropaan verregaande scripts te verzinnen die toch stroken met wat er te zien is. Het is een ideaal spel om uit elkaars waarneming te leren. En een leuke bezigheid als je even geen gespreksonderwerp hebt.”
Kent u ‘slop’? Dat zijn door artificiële intelligentie gegenereerde beelden, genre ‘Afrikaans jongetje bouwt Arc de Triomphe van colablikjes’. De visuele vaardigheid om nep van echt te onderscheiden wordt online almaar prangender.
VAN DER STIGCHEL. “Vaak is de belichting iets te gelikt of zijn de schaduwen niet correct, en er zijn altijd wel kenners die manipulaties ontmaskeren. Maar toch maak ik me zorgen. Als iets past in jouw wereldbeeld, ben je heel makkelijk te foppen. Dat heet de confirmation bias, de neiging om informatie, zoals een foto, voor waar aan te nemen als die past bij jouw overtuigingen. Ons brein zoekt continu naar bevestiging. Ik kan er alleen maar op drukken: oordeel niet te snel.”
Beter leren kijken vindt u een remedie tegen polarisatie. Dat is een grote sprong.
VAN DER STIGCHEL. “Ik ben bang dat we naar een samenleving afglijden waar iedereen in zijn eigen bubbel zit en mensen zo bevestigd worden in hun overtuigingen dat ze niet meer twijfelen. Een paar jaar geleden, in de Verenigde Staten, begon ik een praatje met een taxichauffeur, maar dat lukte van geen kanten. Zijn blik op de wereld was zo drastisch anders, dat we het nergens over eens waren. Tja, dan houdt de communicatie op natuurlijk.
“Of neem een bedrijfsomgeving. Ik merk daar te vaak dat mensen een standpunt innemen, daaraan vasthouden en anderen daar alleen nog van proberen te overtuigen. Terwijl het beter zou zijn opnieuw nauwkeuriger te kijken naar wat voorligt en daar anderen bij te betrekken. Zo kun je tot betere oplossingen komen. Net zoals je meer uit een kunstwerk haalt door er samen naar te kijken.”
Stefan van der Stighel, Beter leren kijken. Maven Publishing, 200 blz., 23,95 euro. Het boek bestaat ook in een AI-versie voor 9,99 euro. Lezers kunnen dan bijkomend via Whatsapp met het boek interactief communiceren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier