Rosa Rademakers en haar collega’s onderzoeken genetisch materiaal om de oorzaken van hersenziektes als alzheimer en ALS te ontrafelen. Ze is razend ambitieus, want die research moet uiteindelijk leiden naar een behandeling voor die aandoeningen. “We kunnen iets unieks creëren in Antwerpen.”
“Een reeks over biotechnologie? Pas ik daar wel in? Ik noem mijn werk geen biotechnologie”, zegt professor Rosa Rademakers als we de naam van deze zomerreeks noemen. Maar of het onder de noemer biotech valt of niet, haar onderzoek naar frontotemporale dementie (FTD) en ALS is er niet minder interessant door. Rademakers staat als wetenschappelijk directeur aan het hoofd van het VIB-UAntwerpen Centrum voor Moleculaire Neurologie. Ze volgde in 2019 in die rol de bekende dementiespecialiste Christine Van Broeckhoven op. Rademakers is razend ambitieus, wat hoopgevend is voor de miljoenen patiënten wereldwijd die zitten te wachten op wetenschappelijke doorbraken.
De weg van wetenschappelijke vondsten tot goed werkende en veilige behandelingen is echter vaak lang. “Zo hebben we in 2011 de belangrijkste genetische fout gevonden die frontotemporale dementie veroorzaakt. Vandaag testen verschillende bedrijven therapieën uit op patiënten, voortbouwend op die vondst. Maar tussen de eerste genetische bevindingen en de eerste behandelingen van patiënten zit al snel vijftien jaar. Het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB) stimuleert onderzoekers ook om samenwerkingen met de industrie op te zetten.”
Welke ziekten bestuderen u en uw collega’s?
ROSA RADEMAKERS. “We hebben acht onderzoeksgroepen, onder leiding van acht professoren, die werken op verschillende neurologische aandoeningen zoals de ziektes van Alzheimer en Parkinson, ALS en epilepsie, maar ook minder bekende ziektes als frontotemporale dementie en de ziekte van Charcot-Marie-Tooth (die leidt tot sensorische en motorische problemen, nvdr). Het gaat om aandoeningen van het centrale zenuwstelsel, de hersenen en het ruggenmerg, maar ook van wat wij het ‘perifere zenuwstelsel’ noemen. Dat legt de verbinding tussen het centrale zenuwstelsel en de rest van het lichaam: de zintuigen, de spieren en de organen. Wij nemen de moleculaire processen onder de loep, op zoek naar verklarende factoren voor die ziekten.
“Vroeger lag de focus in ons centrum uitsluitend op neurogenetica en het zoeken van fouten of verschillen in het DNA van patiënten. De jongste tijd zetten we ook meer in op neuro-immunologie. Door de bevindingen van de jongste jaren weten we dat het immuunsysteem bijvoorbeeld bijdraagt aan het ontstaan en verergeren van dementie, via ontstekingen in de hersenen. Bij neurodegeneratieve ziekten sterven doorgaans de zenuwcellen af die instaan voor het doorgeven van signalen in de hersenen. Soms zit het probleem in de immuuncellen van de hersenen die de zenuwcellen ondersteunen. Daarom hebben we een aantal toponderzoekers aangetrokken die daarin gespecialiseerd zijn. Zo kunnen we zorgen voor kruisbestuivingen en iets unieks creëren in Antwerpen. De ambitie is een van de beste onderzoekscentra ter wereld te worden.”
U bent zelf geneticus en u heeft les gekregen van uw voorgangster, Christine Van Broeckhoven. Bent u zo gebeten geraakt door hersenonderzoek?
RADEMAKERS. “Ik heb het vak neurogenetica gehad van Christine Van Broeckhoven, een vak dat ik nu zelf doceer aan de masterstudenten. Door haar ben ik in het hersenonderzoek terechtgekomen. Ik heb weleens gezegd dat ik op kanker zou hebben gewerkt als zij kankeronderzoek had gedaan. Haar lessen waren interessant, maar het is vooral door mijn thesis in haar laboratorium te maken en te zien hoe zij te werk ging dat ik in deze branche ben terechtgekomen. Zij was altijd bezig om professoren van over heel de wereld naar hier te halen om uit te zoeken hoe haar lab en de andere in dit onderzoekscentrum beter konden worden. Ze wist heel goed wat ze wilde en ik dacht: zo wil ik ook worden en ik wil van haar leren hoe. Al vrij snel heb ik voor mezelf beslist dat ik een doctoraat bij haar wilde maken en dat is ook gelukt. Maar eigenlijk was ik al lang voor ik les kreeg van Christine gebeten door genetica.”
‘Dat een heel simpele code van vier letters beslist hoe het hele menselijke lichaam werkt… Ik vind de systemen in ons lichaam ongelooflijk ingenieus opgezet’
Wat vindt u zo fascinerend aan genetica?
RADEMAKERS. “Dat een heel simpele code van vier letters beslist hoe het hele menselijke lichaam werkt… Ik vind de systemen in ons lichaam ongelooflijk ingenieus opgezet. Soms kan één heel eenvoudige fout in onze genetische code heel complexe ziekten veroorzaken die erg moeilijk te behandelen zijn. Ik heb zelfs even getwijfeld of ik geneeskunde zou gaan studeren. Op de opendeurdagen van de Universiteit Antwerpen zei iemand tegen mij: ‘Als je nu al weet dat je onderzoeker wilt worden, kun je dan niet beter een studie doen die minder lang duurt?’ Daardoor heb ik biochemie gestudeerd. Daar heb ik achteraf soms spijt van gehad, omdat ik vind dat artsen-onderzoekers soms toch nog iets meer begrijpen van een ziekte en op een andere manier kijken naar onderzoek. Nu ben ik hoe dan ook meer gericht op de patiënten en minder op de hardcore biochemie. Dus misschien had de combinatie van arts en onderzoeker mij nog beter gemaakt in mijn vakgebied.”
Komt het ook door Christine Van Broeckhoven dat u zich specialiseerde in frontotemporale dementie?
RADEMAKERS. “Christine werkte op verschillende vormen van dementie. Zij bracht me in contact met twee families, waarvan verschillende leden aan dementie leden. We dachten aanvankelijk aan alzheimer, maar het bleek achteraf frontotemporale dementie te zijn. Genetici proberen altijd genen te vinden die belangrijk zijn bij de ontwikkeling van ziektes. De makkelijkste manier om zulke genen te vinden, is bij families waar in elke generatie mensen met een bepaalde ziekte voorkomen. Het gen waarnaar ik tijdens mijn doctoraat zocht, heb ik uiteindelijk pas een jaar na mijn doctoraat gevonden, in 2006, toen ik aan de slag was in de Mayo Clinic in Florida.
“Heel wat successen in het genetisch onderzoek naar dementie van de voorbije twintig jaar zijn op die manier geboekt, met onderzoek naar families. Maar slechts een heel klein percentage van de patiënten met dementie heeft zo’n erfelijke vorm.”
Zou een screening op het foutieve gen, zoals bijvoorbeeld voor borstkanker gebeurt in families waar veel borstkanker voorkomt, ook een optie zijn voor dementie?
RADEMAKERS. “Ja en nee. Er zijn families waar dementie vaak voorkomt. Daar kunnen we de oorzaak van dementie vaak terugbrengen tot één grote genetische fout, maar dat is echt zeldzaam. Bovendien wordt niet iedereen met een bepaalde genetische variant ziek.”
Hoe krijgen de meeste mensen dementie? Wat weten we daar al over?
RADEMAKERS. “Zonder familiehistoriek speelt doorgaans een combinatie van factoren. Denk aan kleine genetische foutjes die op zich niet genoeg zijn om dementie te veroorzaken, maar in combinatie met bepaalde omgevingsfactoren wel. Een trauma zoals een slag op het hoofd of een val kan zo’n factor zijn. We weten ook dat roken, drinken en te weinig lichaamsbeweging kunnen bijdragen aan dementie. Maar ook wie altijd gezond heeft geleefd, kan dementie krijgen. We weten nog lang niet alles over die omgevingsfactoren.”
Helpt een doorbraak in het onderzoek naar een ziekte soms het onderzoek naar een andere ziekte vooruit?
RADEMAKERS. “Ja. Het belangrijkste gen voor frontotemporale dementie tot nu hebben we in 2011 ontdekt. Het komt voor bij een kwart van de families met een erfelijke vorm van frontotemporale dementie, maar ook bij ongeveer een derde van de families met een erfelijke vorm van ALS.”
RADEMAKERS. “Ook mijn tijd in de Mayo Clinic heb ik mee te danken aan Christine. Zij zorgde altijd voor internationale juryleden voor de thesis- en doctoraatsverdedigingen. Bij mij was een bekende professor van de Mayo Clinic aanwezig. Na afloop heb ik die meteen gevraagd of ik een tijd bij hem kon komen werken. Die privékliniek is van een hoog niveau, next level.
Hoe kan dat?
RADEMAKERS. “De opstapeling van eiwitten is een kenmerk bij alle neurodegeneratieve ziekten. Bij alzheimer gaat het bijvoorbeeld om de eiwitten amyloïde en tau. Bij frontotemporale dementie gaat het om andere eiwitten. Vaak hebben die eiwitten een voorkeur om in een bepaald deel van de hersenen neer te slaan en hersencellen te doen afsterven. Amyloïde en tau slaan doorgaans in de hippocampus neer, waar het geheugen wordt geregeld. Het eiwit bij frontotemporale dementie slaat vooral neer in de frontale kwab, wat gepaard gaat met gedragsveranderingen. Hetzelfde eiwit als bij frontotemporale dementie slaat bij patiënten met ALS neer in het ruggenmerg. We weten niet precies waarom. Maar in sommige families – of zelfs in één en dezelfde patiënt – kunnen zowel kenmerken van ALS als frontotemporale dementie aanwezig zijn.”
Heeft u aan de Mayo Clinic in Florida iets geleerd wat u nooit hier had kunnen leren?
‘In de Verenigde Staten heb ik geleerd dat patenten ervoor kunnen zorgen dat je een interessante partij wordt om mee samen te werken’
“Je bent als doctoraatsstudent heel erg gespecialiseerd in een niche en je gaat naar het buitenland om daar een nieuwe expertise aan toe te voegen. Zo wilde ik muismodellen leren maken in de Mayo Clinic. Je kunt bij een muis menselijke genen inplanten, met of zonder fout, en dan het gedrag van de gezonde en de zieke muizen vergelijken. Ik zag rondom mij dat als je een succesvolle carrière wilt hebben, het belangrijk is ook naar het buitenland te gaan. Het is belangrijk voor je cv om te laten zien dat je op verschillende plaatsen hebt gewerkt. Die tijd bij de Mayo Clinic heeft echt mijn ogen geopend.”
‘Het is goed op meer dan één plek te werken. Je pikt de goede gewoonten op van de verschillende labo’s waar je gewerkt hebt’
Heeft u het dan over de manier van werken? Het verschil in cultuur?
RADEMAKERS. “Beide. De professor onder wie ik in Florida werkte, was heel open en deelde al zijn data nog voor ze gepubliceerd waren. Die prof zei dan: ‘Ja, je kunt pech hebben dat iemand jouw bevindingen eerst publiceert. Maar negen van de tien keren leer je iets bij door je data te delen en komt er iets veel groters uit door samen te werken. Laat het los.’ Dat was nieuw voor mij.
“Het is hoe dan ook goed op meer dan één plek te werken. Je pikt de goede gewoonten op van de laboratoria waar je gewerkt hebt. Je ziet hoe proffen hun lab runnen. De meeste onderzoekers gaan voor twee of drie jaar naar het buitenland. Je hoeft er geen vijftien jaar te blijven, zoals ik (lacht). Maar mijn baas kreeg een aanbieding om in de industrie te werken en ik kreeg op mijn 27ste de kans om een lab te runnen. Zo’n kans laat je niet liggen. Hier in België had ik die kans nooit op zo’n jonge leeftijd gekregen.”
Is er meer geld voor onderzoek in de Verenigde Staten?
RADEMAKERS. “Ja. Of misschien moet ik nu veiligheidshalve zeggen: er was meer geld voorhanden toen ik in de Verenigde Staten werkte. Er zijn meer kansen om fondsen aan te vragen. In de Verenigde Staten geven rijke families vaak geld voor onderzoek, met als voorwaarde dat er patenten uit moeten voortkomen. Als je iets unieks hebt, zullen farmabedrijven ook sneller mee in je onderzoek stappen en erin investeren.
“Ik dacht vroeger dat een patent iets was waarmee je je onderzoek afschermt van de rest van de wereld. In de Verenigde Staten heb ik geleerd dat patenten er ook voor kunnen zorgen dat je een interessante partij wordt om mee samen te werken. Dat hebben ze bij het VIB heel goed begrepen. Daarom zetten we met ons onderzoekscentrum in Antwerpen ook in op het publiceren van patenten.”
Bio
• 1978: geboren in Amsterdam
• 1999: studeert af in biochemie aan Universiteit Antwerpen
• 2004: doctoraat aan dezelfde universiteit
• 2005: verbonden als postdoctoraal onderzoeker aan Mayo Clinic, Florida
• 2007: professor aan Mayo Clinic en leiding over eigen laboratorium
• 2016: wint de Potamkin Prize, die onderzoek naar dementie bekroont
• 2019: wetenschappelijk directeur van het VIB-UAntwerpen Centrum voor Moleculaire Neurologie
• 2022: wint de Prijs Generet voor Zeldzame Ziekten