Marianne Thyssen: ‘Ik ben geen supervrouw’
Marianne Thyssen, Europees commissaris voor Werk, Sociale Zaken, Vaardigheden en Arbeidsmobiliteit, hoeft niet per se te presteren in privétijd.
“Vijftien jaar is het ondertussen geleden dat een groep fietsers in Senegal aan het hotel stopte waar ik logeerde. Onder leiding van een jonge vrouw, een Senegalese wielerkampioene, reden ze door de middle of nowhere. Nauwelijks vijf, misschien tien minuten sprak ik met die vrouw, maar het klikte en ik gaf haar een kaartje. Daarna hoorde ik niets meer van haar, zoals je kunt verwachten. Tot ze me dit jaar plots mailde. Ze was getrouwd met een Belg, sprak nu Nederlands en vroeg zich af of ik nog fietste. Het was alsof ik een vriendin van vroeger terugvond.
“Samen zijn we gaan fietsen in de Westhoek, want ja, ik fiets nog. Ik denk niet dat iemand me al ooit in een zetel heeft zien liggen. Als ik mijn hoofd wil leegmaken, moet ik actief bezig zijn. Al moet ik toegeven dat mijn work-lifebalance niet helemaal in evenwicht is. Terwijl ik net het goede voorbeeld zou moeten geven, want ik maak zelf voorstellen om mensen de kans te geven dat evenwicht te verbeteren.
“Ik heb zelden weekends waarin ik niet hoef te werken. Maar als ik dat in mijn eigen tempo kan doen, ontdek ik weer hoe interessant en fijn mijn werk eigenlijk is. Het maakt dat ik niet goed ben in het omdraaien van de knop, maar ik probeer het wel. Ik heb dat ook nodig, ik ben geen supervrouw.”
Vijf kilometer lopen
“Doordat we om de twee jaar op fietsvakantie gaan en we daarop voorbereid moeten zijn, moet ik wel voldoende trainen. Van andere mensen hoor ik dat ze tijdens zo’n fietstrainingen filosoferen of allerlei nieuwe ideeën ontdekken. Dat is mij nog niet overkomen. Als ik mezelf erop betrap dat ik nog altijd met mijn hoofd bij het werk ben, probeer ik die gedachten er zo snel mogelijk uit te gooien. Terugkomen met een fris hoofd is tenslotte wat je nodig hebt.
“Toen ik enkele jaren geleden borstkanker had, besefte ik dat fietsen alleen niet voldoende was. Daarvoor doe ik het niet regelmatig genoeg. Toen ik de professor die me behandelde vroeg wat ik zelf kon doen, werd snel duidelijk dat meer bewegen belangrijk was. Ik begon dus te lopen, omdat mijn gezondheid het nodig had, want voordien deed ik dat niet graag. Deze keer werd ik aangemoedigd door verscheidene mensen. Een andere patiënte, die net zoals ik bestraling kreeg, was al aan het lopen. Hoewel ze een ergere ingreep had ondergaan en voor een zwaardere therapie stond. Als zij dat kan, moet ik dat ook kunnen, dacht ik. Ik had toen de tijd om te oefenen, en van de vrouwen van mijn partij had ik een iPod gekregen met daarop duizend nummers van vrouwen. Plots ging het zo vlot dat ik het plezierig vond. In korte tijd kon ik vijf kilometer lopen.”
In de garage
“Als er weinig tijd is om op de fiets te springen, loop ik dus nog altijd. Liefst in het bos vlak bij mijn huis, anders op de loopband in de garage. Dan zet ik een stuk van de poort net ver genoeg open om wat groen te zien. En laat ik de poort net genoeg gesloten om niet in het zicht van het hele dorp te staan lopen.
“Ik houd mijn sport graag privé. Ik heb ook even getwijfeld of ik aan dit stuk zou meewerken. De eerste keer dat ik de Mont Ventoux opreed, verbaasde een vriend zich daarover. ‘Als Guy Verhofstadt hetzelfde doet, staan daar 25 camera’s bij’, zei hij. ‘Bij jou weet niemand dat.’ Ja, ik rijd alleen tegen mezelf. Dat is genoeg. Ik zorg er zelf wel voor dat ik onderweg niet moet afstappen. Niet opgeven is deel van het plezier. Als ik goed ben voorbereid, weet ik bovendien dat ik dat kan. Verder hoef ik niet per se te presteren in privétijd.”
Marianne Thyssen (61)
Europees commissaris voor Werk, Sociale Zaken, Vaardigheden en Arbeidsmobiliteit (CD&V)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier