Inge Jonckheere schreef als enige Belg mee aan het jongste VN-klimaatrapport: ‘Groeien én emissie reduceren is mogelijk’

INGE JONCKHEERE
INGE JONCKHEERE: “De klimaatcrisis is een mondiaal probleem, maar de oplossingen zijn lokaal.” © KURT DESPLENTER
Dirk Vandenberghe freelancejournalist en podcastmaker

Het is moeilijk de ernst van de klimaatcrisis te benadrukken én tegelijk de burgers te proberen overtuigen dat hun gedrag een verschil kan maken, stelt wetenschapper Inge Jonckheere. Zij is de enige Belg die meeschreef aan het jongste IPCC-klimaatrapport van de Verenigde Naties.

Klimaatwetenschappers laten vaak iets te veel twijfel bestaan over hun bevindingen, zegt Inge Jonckheere, die als enige Belgische wetenschapper meeschreef aan het jongste rapport van het IPCC, het Intergouvernementeel Panel van de Verenigde Naties voor klimaatverandering. “Dat was tot nu een van de grote fouten van de klimaatwetenschap. Wij schrijven nooit: zó is het. Dus blijft er ruimte voor interpretatie en twijfel, om uiteindelijk te denken: zo erg zal het wel niet zijn. Het is gewoon moeilijk de vertaalslag te maken van wetenschap naar publieke informatie. Ik denk dat we als wetenschappers onze bevindingen beter en anders moeten verwoorden voor een ruim publiek.”

Individuen kunnen de broeikasemissies met 40 à 70 procent doen afnemen tegen 2050

Jonckheere werkt sinds 2009 voor de Food and Agricultural Organisation (FAO) van de Verenigde Naties in Rome. Ze leidt er een team dat de ontbossing en de degradatie van ecosystemen in ontwikkelingslanden in kaart brengt. Vanuit die expertise werd ze gevraagd om mee te schrijven aan het onderdeel ‘mitigatie’ – het inperken van de klimaatverandering door emissiereductie – van het jongste IPCC-rapport. In dat zesde rapport stonden enkele belangrijke bevindingen die eerder nog niet aan bod waren gekomen, zoals de rol die burgers en consumenten kunnen spelen in de strijd tegen de klimaatverandering. Toch bereiken die nog te weinig het grote publiek, vindt Jonckheere.

“Gelukkig beseffen meer en meer wetenschappers dat we daar een grote rol in hebben te spelen. Ik merk het ook aan vrienden die me vragen helder uit te leggen wat ik doe. Daarom heb ik een paar jaar geleden de vzw #BeTheChange mee opgericht, die aan de hand van kortfilms een duidelijke en positieve boodschap wil meegeven. Mensen kunnen niet zo goed om met onzekerheid. Ondertussen is het min of meer aanvaard dat er een klimaatcrisis is, want tien jaar geleden was dat nog niet het geval. Maar om de ruimte tot twijfel te beperken moeten we onze rol duidelijker opnemen en de positie van al te voorzichtige wetenschapper even achter ons laten.”

Is dat mogelijk in de context van een IPCC-rapport?

INGE JONCKHEERE. “Dat is heel dubbel. Aan de ene kant blijft het een politiek proces. Er schrijven bijna 300 wetenschappers aan dat rapport. Wij schrijven niet ons eigen wetenschappelijk standpunt neer, we schrijven een tekst op basis van de bevindingen van 18.000 wetenschappelijke publicaties. Eigenlijk kun je het rapport zien als een soort uitgebreide literatuurstudie. De eerste versie gaat naar een wetenschappelijke reviewcommissie en daarna naar de regeringen, die de tekst eveneens moeten goedkeuren. Dat is het positieve: het is een breed gedragen tekst waar consensus over bestaat. Maar dat is tegelijk een grote frustratie, want door die politieke filter kunnen sommige problemen niet bij naam worden genoemd. Er zijn altijd taboes, er is altijd gelobby van bepaalde landen. En misschien is het niet constructief bepaalde landen bij naam te noemen, want dan voelen die zich geviseerd, maar daardoor kun je ook de positieve zaken niet vermelden. De 24 landen die erin slagen economisch te groeien terwijl ze toch hun broeikasemissie reduceren, mogen ook niet genoemd worden, al vragen veel mensen me ernaar.”

U kunt toch schrijven hoe die landen dat hebben aangepakt?

JONCKHEERE. “Ja, maar het probleem is natuurlijk dat de basiscondities in elk land anders zijn. Bhutan, waar ik veel heb gewerkt, heeft in zijn grondwet ingeschreven dat 60 procent van het landoppervlak bebost moet zijn. Het heeft een heel ander uitgangspunt dan de westerse landen, omdat het overgrote deel van Bhutan nog bebost was bij de uitgave van die wet. Het is een van de grote problemen van deze crisis: het is een mondiaal probleem, maar de oplossingen zijn lokaal. Ze zijn overal anders en beïnvloeden elkaar. Je moet ze verzoenen en dan spelen nationale belangen. Dat maakt het voor overheden soms moeilijk. Brazilië bijvoorbeeld heeft een punt als het zegt dat het niet verantwoordelijk is voor de hele wereld, maar op wereldschaal heeft het land wel een sleutelrol te vervullen door de aanwezigheid van het Amazonewoud.”

© National

Hebben klimaatwetenschappers voldoende oog voor die lokale bezorgdheden? Vanuit het zuiden wordt vaak geopperd dat het probleem te westers wordt bekeken, met een neokoloniale bril.

JONCKHEERE. “Het grote probleem was lang dat de klimaatwetenschap niet sprak over oplossingen. Tot op het punt dat het te dramatisch werd. Dit is het eerste IPCC-rapport waarin bijvoorbeeld staat dat individuen de emissies met 40 à 70 procent kunnen doen afnemen tegen 2050. Daarbij wordt ook rekening gehouden met de sociale context waarin mensen leven, wereldwijd. Dat is nieuw.”

Maar er wordt niet in het rapport geschreven wat mensen dan precies kunnen doen.

JONCKHEERE. “Dat is weer die kloof tussen het abstract wetenschappelijke en het concrete. Maar eigenlijk weten we ondertussen wel wat we als burger kunnen doen: minder vliegen, minder vlees eten, ons huis goed isoleren, minder met de wagen rijden, minder nieuwe kleren kopen. De concrete gevolgen van die individuele acties blijven moeilijk te berekenen. De boodschap dat mensen moeten inleveren op hun comfortabel leventje, schrikt af. Daarom is het goed dat dit rapport bewees dat je heel comfortabel en toch ecologisch kunt leven.”

Het kan als burger ook frustrerend zijn om keuzes te maken. Soms lijken die alleen weggelegd voor de happy few. Je kunt wel overwegen met de trein te reizen, maar als een vlucht tien keer goedkoper is… Heeft de overheid daar toch geen belangrijke rol te spelen?

JONCKHEERE. “De twee moeten samengaan. Het hoort bij je rol als burger: of je laat het erbij, of je probeert iets te doen. En dan ben ik het ermee eens dat de overheid de juiste randvoorwaarden moet helpen te scheppen. Als je je verplaatsingen in de stad met de fiets wilt doen of meer met de trein wilt reizen, heb je een goede infrastructuur nodig. Dat regeringen daarin mee moeten, is vanzelfsprekend. Een regering kan veel doen voor het milieu. Ik pleit voor een duurzaamheidstaks, waarbij niet-duurzame producten, zoals vlees, bij aankoop extra worden belast. En zeker in België kan het systeem van de bedrijfswagens worden afgeschaft. Zoiets bestaat nergens ter wereld. Het zijn eenvoudige maatregelen die het milieu en de bewustmaking enorm helpen.

Ik pleit voor een duurzaamheidstaks die nietduurzame producten, zoals vlees, extra belast

“Maar je mag het niet overlaten aan regeringen en multinationals alleen. Als jij stopt met klant te zijn bij een bepaald bedrijf, heb je invloed en gaat de transitie sneller. Ik pleit zeker ook voor een systeemverandering, maar dat is een langzaam proces. En eigenlijk moeten we sneller handelen, want het klimaat verandert sneller dan veel wetenschappers hadden verwacht. De zware overstromingen in Wallonië en andere delen van West-Europa waren ook voor mij een verrassing.”

Toen premier De Croo zei dat we de eerste klimaatdoden in België betreurden, werd hij net niet weggelachen.

JONCKHEERE. “En toch is zijn stelling waar. Ik denk dat het daarom belangrijk is dat we als wetenschappers mensen nog duidelijker maken wat op het spel staat, dat we de gevolgen van een opwarming van de planeet met 3,3 graden tegen eind deze eeuw goed schetsen, want dat is waar we nu op afstevenen. Ik heb een stek op ’t Eilandje in Antwerpen. Tenzij we een soort dam bouwen zoals in Venetië, is de kans groot dat dat gebouw tegen 2050 onder water staat. Het lijkt alsof mensen er vertrouwen in hebben dat het allemaal wel goed komt. Maar je vraagt je af waarop dat is gebaseerd, en vooral wie de kosten voor de klimaatadaptatie voor zijn rekening zal nemen, in een land als België waar de belastingdruk al zo hoog is. Ik vind dat een veel te groot risico.”

Want u ziet geen signalen dat het wel in orde komt?

JONCKHEERE. “Van onze politici? Neen. Er worden kleine zaken aangepakt, vaak onder druk van de publieke opinie, maar structureel verandert er weinig. Ik vrees dat onze Belgische structuur ook niet echt helpt, met vier klimaatministers die niet eens onderling tot een akkoord kunnen komen. Dat is toch een gigantische verspilling van tijd en geld. Soms vraag ik me af: hoe kan dit nog goed komen? Het enige lichtpunt was de oprichting van het Klimaatcentrum eind vorig jaar in Brussel. Dat wordt onder leiding van Valerie Trouet hopelijk een katalysator voor het klimaatwerk in België. Want aan goede klimaatwetenschap is in ons land geen gebrek, integendeel. Alleen lijkt de kloof tussen de wetenschap en de implementatie groter dan ooit.”

Er zijn mensen die redeneren zoals Jean-Marie Dedecker: een paar graden meer is goed nieuws voor het kusttoerisme.

JONCKHEERE. “Dat is enorm frustrerend, iemand die op die manier zoveel inspanningen onderuithaalt. Terwijl 3,3 graden, dat wordt echt een catastrofe. Dat kunnen we nog vermijden als we snel handelen. Maar de 1,5 graden uit het akkoord van Parijs gaan we helaas niet meer halen, daarover zijn de wetenschappers het wel eens. Terwijl het officiële standpunt van het IPCC nog steeds is dat we werken aan het beperken van de opwarming tot 1,5 graden. Maar we hebben ondertussen andere tools nodig. Tenzij we nu onmiddellijk stoppen met alle emissies.”

Het blijft toch een moeilijk evenwicht: enerzijds de ernst van de crisis benadrukken met de catastrofe die wellicht op ons afkomt, anderzijds proberen de mensen te overtuigen dat hun individuele gedrag een verschil kan maken.

JONCKHEERE. “Ja, maar ik zie gelukkig wel een kentering. De oudere generaties zijn volgens mij moeilijker te overtuigen, behalve een specifieke groep zoals Grootouders voor het Klimaat. Maar velen van de jongere generaties zijn juist heel bewust bezig. Als ik kijk naar mijn neefjes en nichtjes, dan eten die bijna allemaal vegetarisch, ze dragen bewust tweedehandskledij en ook de klimaatstakingen rond de beweging van Greta Thunberg zijn nog altijd bezig. Zij zijn zich wel heel bewust van het gevaar dat op hen afkomt en ondernemen iets. Zij beseffen natuurlijk ook dat zij de gevolgen zullen ondervinden van het handelen van hun ouders en grootouders.”

Bio

· Geboren in 1977

· Studeerde bio-ingenieur aan de KU Leuven en was er na haar doctoraat gastdocent

· Was programmamanager bij de European Science Foundation in Straatsburg

· Werkt sinds 2009 bij de Food and Agricultural Organisation van de Verenigde Naties in Rome

· Schreef als enige Belgische mee als lead author aan het meest recente IPCC-rapport over klimaatverandering, onderdeel mitigatie

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content