Amir Bachrouri houdt een vurig pleidooi voor lezen: ‘Mijn achterstand werd mijn kans op een voorsprong’

Amir is één van de 8 verkozen jongerenadviseurs van de Vlaamse Jeugdraad. Daarnaast is hij ook de voorzitter van de Vlaamse Jeugdraad.
Dirk Vandenberghe freelancejournalist en podcastmaker

De prille twintiger Amir Bachrouri schreef een prikkelend boek over zijn afkomst en over hoe jongeren die opgroeien in een kansarme omgeving toch de mogelijkheden kunnen krijgen om te floreren in onze maatschappij. “Je helpt kinderen en jongeren niet door te lage verwachtingen te hebben.”

Het gruwelijkste van 2023? Amir Bachrouri, de jonge Antwerpse rechtenstudent die de afgelopen jaren de Vlaamse Jeugdraad stevig op de maatschappelijke kaart zette, hoeft er nauwelijks over na te denken. “Gaza”, zegt hij bedroefd, zonder verdere uitleg. Het mooiste moment dan? Daar hoeft hij ook geen halve seconde over na te denken. Het was niet die decemberavond in De Roma in Borgerhout, toen maar liefst zeshonderd mensen van allerlei pluimage kwamen opdagen voor de voorstelling van zijn boek Doe maar niet. Dat was een glorieus moment om van te genieten, maar Amir Bachrouri kijkt verder terug in het jaar. Hij zat bij leerlingen van het vijfde en zesde leerjaar, tien tot twaalf jaar oud, in het klasje waar hij wel vaker gaat voorlezen. Een van de leerlingen vroeg hem: “Amir, wanneer gaan we eigenlijk jouw boek eens lezen?” “Het grappige is dat ik toen net contact had gehad met uitgever Sam De Graeve van Borgerhoff & Lamberigts. Dat konden die leerlingen helemaal niet weten. Dat zo’n jong kind benieuwd is naar jouw verhaal, sterkte me enorm om het boek te schrijven.”

Schreef u het met dat klasje in gedachten?

AMIR BACHROURI. “Ik wilde in alle bescheidenheid een boek schrijven dat voor veel mensen herkenbaar zou zijn. Bij de start van mijn mandaat als voorzitter van de Vlaamse Jeugdraad in 2021 voelde ik veel optimisme, veel hoop. Ik dacht: we gaan vanuit dat mandaat en met mijn engagement de wereld mooier maken. De stem van de jongeren zal door de politiek graag gehoord worden. Maar politiek gaat tergend traag, en dat vreet aan mij. Er zijn veel sluipende mechanismen die spelen, zaken die ik nog altijd niet kan doorgronden en die maken dat je de zaken niet zomaar van de ene op de andere dag kunt veranderen. Er komt veel getouwtrek kijken bij politiek. Ik heb me daarbij neergelegd, maar het leidde er wel toe dat ik op den duur alleen maar de negatieve kanten zag en een soort van cynisme of onverschilligheid ontwikkelde. Dat is dodelijk voor je engagement. En ik merkte tegelijk dat de samenleving en het debat harder zijn geworden. Mensen trekken zich terug in hun eigen loopgraven. Het boeiende is dat ik in de literatuur iets totaal anders zie. Je bespeelt daar de ambiguïteit van het leven, dat maakt literatuur zo interessant. Schrijven was een soort bevrijding uit dat sluimerende cynisme. Ik voelde me niet langer machteloos, maar ik dacht: de wereld kan dan wel om zeep zijn, maar het is het proberen waard om deze plek toch ietsje beter te maken” (lacht).

‘De tragiek van een veranderende samenleving is dat je altijd mensen hebt die het er moeilijk mee hebben’

Al schrijvend kwam het optimisme weer bovendrijven?

BACHROURI. “Ik ben op zoek gegaan naar de verontwaardiging die mijn engagement sterkt. Ik wilde vertellen over de mensen die mij hebben gemaakt tot wie ik vandaag ben of aan het worden ben. De ontmoetingen die blijvende indruk hebben gemaakt. Ik heb een liefdevolle, slimme moeder die me de liefde voor het lezen heeft bijgebracht. Ik zat op een concentratieschool en heb daar uitstekende, geëngageerde leerkrachten gehad. Er waren mensen in het jeugdwerk die me hebben gestimuleerd. Maar ik zie ook veel jongeren die niet dezelfde kansen hebben gekregen, die niet het geluk hebben gehad om de juiste mensen op het juiste moment tegen te komen. Ik zou willen dat we als samenleving het gesprek daarover aangaan, dat we op zoek gaan naar een taal om met elkaar te communiceren, om elkaar wel kansen te bieden. Het boek is bestemd voor de mensen die mee willen nadenken over een betere samenleving, ook al weten we nog niet hoe die samenleving eruit moet zien.”

U wilt dat iedereen de juiste kansen krijgt, maar een onderdeel van uw betoog is ook: we mogen de lat ook niet te laag leggen, jongeren mogen positief worden uitgedaagd.

BACHROURI. “Ik ben opgegroeid in wat de samenleving een kansarm gezin noemt, met laagopgeleide ouders, maar ik heb dat nooit zo ervaren. Mijn achterstand werd mijn kans op een voorsprong, omdat mijn ouders er zich heel bewust van waren dat hun kinderen het beter moesten doen dan zij. Je helpt kinderen en jongeren niet door te lage verwachtingen te hebben, door telkens hun vuur te blussen met de opmerking dat het hen toch niet zal lukken. Vandaar de titel van mijn boek: ‘Doe maar niet.’ Ik heb het net een paar keer te veel gehoord en andere jongeren horen het nog veel vaker. Ik had het geluk dat taal prominent aanwezig was in onze thuiscultuur, vooral de Franstalige literatuur. Ik zou misschien kansarm zijn geweest zonder die boeken. Die boeken zijn een redding geweest, een venster op de wereld.”

En dat wilt u anderen ook meegeven, bijvoorbeeld door Michel Houellebecq voor te lezen aan leerlingen van het vijfde en zesde leerjaar. Dat lijkt me pittig, zeker voor kinderen met een taalachterstand.

BACHROURI. “Maar het prikkelde hen wel. Geen betere motivatie dan te zeggen: jij gaat Houellebecq niet kunnen lezen. Dan zeggen ze direct dat ze het tegen de dag erop hebben uitgelezen. Dat lukt natuurlijk niet, maar dan zijn ze er wel mee begonnen. Zo komen ze in aanraking met boeken, met teksten, met andere ideeën waar ze anders nooit mee geconfronteerd zouden worden. En uiteraard moet je dat allemaal wat kaderen in een gesprek en zullen er tegenstanders zijn van de ideeën van Houellebecq. Maar dan kunnen we daar tenminste wel het debat over aangaan.”

In het boek gaat het een paar keer over Çois en Hilde, twee van uw buren. Hij is een oude, ietwat conservatieve, mopperende dokwerker, zij een progressieve vrouw uit de cultuursector. Maar de twee spreken nauwelijks met elkaar, want zij noemt hem een racist en hij vindt haar te belerend. Dat wil u graag veranderen.

BACHROURI. “Ik heb niet de pretentie om te zeggen dat ik een bruggenbouwer ben. Dat kunnen andere mensen veel beter. Ik vind het gewoon zonde dat mensen van verschillende achtergronden niet met elkaar praten, want uiteindelijk hebben ze ook veel gemeen. Waarom spreek je niet uit wat de fricties zijn, de gevoeligheden, wat er steekt en schuurt, of pijn doet? Het is alleen maar goed als je daarover in dialoog gaat. En dat is iets waarin ik mee het voortouw wil nemen in de samenleving. Ik zeg ook wel eens dingen waarvan ik twee jaar later denk dat ik ze beter niet had gezegd, maar ik ben blij dat ik evolueer.

“Mijn eerste column in Knack ging erover dat ik niet zou gaan stemmen in 2024. Nu denk ik daar helemaal anders over en roep ik iedereen op om deel te nemen aan het debat en hun stem uit te brengen. Sommige mensen zeggen dan: je draait met de wind mee, je kon evengoed voorzitter zijn van de zeilclub. Maar alleen fundamentalisten en dogmatici veranderen nooit van gedacht, alleen zij blijven volharden in het halsstarrige eigen gelijk. Mohammed Ali zei: iemand van vijftig die exact hetzelfde denkt als toen hij twintig was, heeft dertig jaar van zijn leven verkwist. Zo wil ik niet leven.”

‘Ik vind het zonde dat mensen van verschillende achtergronden niet met elkaar praten, want uiteindelijk hebben ze ook veel gemeen’

Waarom is het zo moeilijk met elkaar in gesprek te gaan, denkt u?

BACHROURI. “De tragiek van een veranderende samenleving is dat je altijd mensen hebt die het er moeilijk mee hebben. Maar het is wel de essentie van de samenleving dat ze zich telkens opnieuw heruitvindt. We moeten dat behapbaar maken voor iedereen. Maar het is soms erg moeilijk de complexiteit van de samenleving te vatten, omdat we zelf zo’n complexe, soms paradoxale wezens zijn. En ik denk dat het gebrek aan een fundamenteel debat ook deels te maken heeft met het feit dat we minder lezen. Want als er een plek is waar je die complexiteit wél leert kennen en aanvaarden, dan is het net in de literatuur. Daar leer je om te gaan met die veranderende samenleving. Of je leert een wereld te begrijpen die je helemaal niet kent. Ik heb zojuist Net echt van Saskia de Coster gelezen, over een typisch Antwerps middenklassengezin, helemaal anders dan mijn achtergrond. Ik vind het mooi dat ik daar dat contrast kan opzoeken. Zo leer je jezelf te verplaatsen en het wapent je beter om in de samenleving te staan.”

Van u mag Saskia de Coster dus op de literatuurlijst van het middelbaar?

BACHROURI. “Ik wil absoluut dat er meer gelezen wordt, en dan kun je het best al die literatuurlijsten schrappen. Als de nieuwe minister van Onderwijs volgend jaar beslist de literatuurlijsten af te schaffen, trek ik naar het Martelarenplein om ze symbolisch te verbranden (lacht). Ik heb die lijsten altijd als een enorme beperking gezien. De ontluikende liefde voor het boek werd er net door in de kiem gesmoord. Literatuur mag een feest van herkenning zijn, maar mag af en toe ook wel een schok teweegbrengen, en er mag al eens gelachen worden.”

‘Het gebrek aan een fundamenteel debat heeft deels te maken met het feit dat we minder lezen’

Het woord ‘woke’ valt niet in uw boek, maar u schrijft wel dat u het soms moeilijk vindt zich te herkennen in de manier waarop de huidige strijd tegen racisme wordt gevoerd.

BACHROURI. “Ik denk dat ik dat woord niet heb gebruikt omdat woorden en taal ook een vorm van politieke strijd zijn. En ‘woke’ is ondertussen een heel beladen woord, het staat het echte debat in de weg. Je krijgt daardoor een context, een soort slagveld bijna, waarin je alleen nog maar woke of niet-woke kunt zijn. Maar als je bepaalde schrijvers wilt cancelen omdat ze honderd jaar geleden eens iets fouts hebben gezegd, dan doe ik niet mee. Ik vind ook dat een witte schrijver zich in een zwart personage moet kunnen verplaatsen, en omgekeerd. Is het goede of slechte literatuur, dat moet het criterium zijn, niet de huidskleur van de auteur. Ik heb een beetje hetzelfde probleem met het hele debat rond culturele toe-eigening. Ons hele verleden is een proces van toe-eigenen! De westerse filosofie is geïnspireerd door oosterse filosofen. Onze algebra komt van de Arabische wereld. Er is altijd een wisselwerking geweest. En ja, die invloed wordt vaak onvoldoende erkend, en er zijn zeker mensen die de cultuur van het Westen superieur vinden. Maar cultuur en samenleven zijn altijd een wisselwerking geweest.

“Paul Scheffer verwoordt dat mooi: burgerschap is je bewust zijn van wie je ooit was. Dus ja, ooit waren een deel van de westerlingen bloeddorstige kolonialen en uiteraard is dat niet oké. Maar in hoeverre kun je daar mensen vandaag nog verantwoordelijk voor houden? En omgekeerd, in hoeverre kun je moslims verantwoordelijk houden voor het feit dat iemand als Salah Abdeslam zich wil opblazen? Je moet de feiten durven benoemen zoals ze zijn, en zaken als fundamentalisme of racisme bekritiseren. Want uiteraard geloof ik in de strijd tegen discriminatie en racisme, niemand zou daaraan mogen twijfelen. Maar ze mogen me gerust bekampen met argumenten, zowel van links als rechts. Ik voel me wel goed tussen al die vuren.”

Amir Bachrouri, Doe maar niet, Borgerhoff & Lamberigts, 208 blz., 22,99 euro

Bio

Geboren in Rotterdam in 2002
2021-2023: voorzitter van de Vlaamse Jeugdraad
Columnist van weekblad Knack
Debuteerde dit jaar als auteur

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content