‘IK WIL OP DE MAAN SPELEN’
André Rieu voelde zich niet op zijn plaats in het symfonieorkest van zijn vader. Hij zocht een uitlaatklep in de amusementsmuziek. De massaspektakels van de Nederlandse walskoning trekken wereldwijd evenveel publiek als de concerten van Beyoncé, Britney Spears en Lady Gaga.
Niet commercieel genoeg.” “Oubollig en truttig.” “Aardig wat jullie doen. Helaas is er geen publiek voor.” Het zat André Rieu niet mee om met zijn Johann Strauss Orkest voet aan de grond te krijgen. Eind jaren tachtig zat niemand in de muziekindustrie te wachten op een orkest dat walsen, licht klassieke muziek en evergreens speelde. “Klassieke afdelingen vonden mijn muziek niet serieus genoeg, popproducers begonnen heel hard te lachen en verwezen me naar mijn opoe”, herinnert Rieu zich in zijn autobiografie. “Toch bleven we er heilig in geloven: juist in deze moderne, hectische tijd, waarin zo veel mensen onder stress gebukt gaan, zouden volgens ons velen op zoek zijn naar de romantiek van weleer, naar een vleugje nostalgie en vooral ook naar gezelligheid.”
In 1994 gaf het platenlabel Phonogram hem een kans. Hij mocht het album Strauss & Co opnemen. Het werd een sensatie. De single met de tweede wals uit de Tweede jazzsuite van Dmitri Sjostakovitsj stond al snel bovenaan in de Nederlandse hitlijst. De plaat bleef 88 weken in de Album Top 100 en werd de beste verkopende cd van 1995. In april dat jaar trad Rieu op tijdens de rust van de halve finale van de Champions League tussen Ajax en Bayern München. Alleen op de middenstip, in rokkostuum, playbackte hij zijn Second Waltz op zijn viool. Het hele stadion joelde de muziek mee. Ook het buitenland had nu van André Rieu gehoord.
Sinds zijn doorbraak heeft Rieu meer dan 35 miljoen cd’s en dvd’s verkocht. Elk jaar geeft hij ruim honderd concerten over de hele wereld — van Europa, Noord- en Zuid-Amerika tot Zuid-Afrika, Turkije, Korea, China en Japan. Vooral in Australië is hij een megaster: hij was er de best verkopende artiest in 2008, 2009 en 2010. In de internationale klassementen van de populairste concerttournees stond hij de voorbije tien jaar steevast in de top 25. In 2009 eindigde hij in de ranking van Billboard op plaats zes — tot nu zijn hoogste stek. Dat jaar verkocht hij wereldwijd 834.992 tickets en hij deed daarmee beter dan Britney Spears, Coldplay, Metallica, Beyoncé en Tina Turner. Op Facebook heeft hij 1,6 miljoen fans. Deze maand geeft hij twee concerten in België.
Tulpen uit Amsterdam
Rieu begon viool te spelen op zijn vijfde. Zijn vader was dirigent van het Limburgs Symfonie Orkest, nu de philharmonie zuidnederland. Rieu volgde een conservatoriumopleiding en studeerde daarna een jaar in Brussel — het enige jaar in zijn leven dat hij niet in Maastricht woonde. In 1978 werd hij violist in het orkest van zijn vader. Hij voelde zich er niet goed. “Ik vond het jammer dat er geen wisselwerking was tussen het podium en de zaal”, zegt Rieu. “Het publiek speelt geen rol in de wereld van de klassieke muziek. Je zit doodstil, je luistert aandachtig, liefst met gesloten ogen, je let niet op je omgeving, je kucht niet, je lacht niet, je huilt niet. Het is te elitair wat er gebeurt, te eenzijdig vanaf het podium.”
Zijn uitlaatklep werd het Maastrichts Salon Orkest. Met z’n vijven speelden ze een mix van klassieke en populaire muziek — van de Radetzkymars en arrangementen van opera-aria’s tot gospelsongs, Tulpen uit Amsterdam en het kenwijsje van de Fabeltjeskrant. Rieu praatte de nummers aan elkaar. De sfeer was ongedwongen. “De mensen werden blij van onze muziek en ik vond dat heerlijk”, vertelt hij. “Sinds het allereerste begin probeer ik mijn programma zo samen te stellen dat de mensen er gelukkig van worden en met een glimlach op hun gezicht naar huis gaan.” Eerst traden ze vooral op in bejaardenhuizen. Na enkele jaren hadden ze een bescheiden succes.
Rieu wilde meer. In 1987 richtte hij een orkest op dat hij vernoemde naar zijn idool, Johann Strauss jr. Walsen werden belangrijker in zijn repertoire. Zijn babbels tussen de nummers behield hij — “zonder praten met het publiek kon ik me geen concert meer voorstellen”. De eerste jaren zocht hij zijn weg. Er waren aanvankelijk twaalf orkestleden. Geld om de zaal aan te kleden, was er niet. “De dames hadden allemaal een zwarte jurk aan”, weet Rieu nog. “De critici vonden dat dat niet paste bij de vrolijke muziek die we speelden. Een van de weinige keren dat ze gelijk hadden.”
Vierhonderd blazers
Rieu leidt het orkest terwijl hij viool speelt — net zoals Johann Strauss — en kijkt het publiek aan. Hij is de schakel tussen het orkest en de zaal. “Ik maak een praatje, wat grapjes en stel de mensen op hun gemak. Bij ons kucht er helemaal nooit iemand! En mocht iemand een onbedaarlijke hoestbui krijgen, dan bied ik hem gewoon een dropje aan”, schrijft hij in zijn autobiografie.
Elk nummer kondigt hij aan alsof het heel bijzonder is. Sterkhouders als de Second Waltz, de Radetzkymars en An der schönen blauen Donau speelt hij op zowat alle concerten. Bang dat het een sleur wordt, is hij niet. “An der schönen blauen Donau blijft een prachtige wals, of ik die nu voor de eerste of de honderdste keer speel”, zegt hij. “Ik verheug me erop die bij elk concert weer te spelen, en dat komt over, zowel bij het orkest als bij het publiek. Musici die niet houden van die muziek, zal je in mijn orkest niet aantreffen.” De vijftig musici en de tien koorleden stralen enthousiasme uit. “Het publiek voelt onmiddellijk als er iemand tussen zit die er geen lol in heeft.”
Rieu kiest zijn repertoire vanuit het gevoel. “Een muziekstuk moet me raken als ik het hoor. Dan kan ik het vol overgave spelen en dat overbrengen op mijn orkest en het publiek. Het doet er niet toe of het een klassieke melodie, een chanson of een musicalsong is. We appelleren aan verschillende gevoelens die mensen hebben. Ze kunnen op onze concerten uit hun dak gaan van vrolijkheid, maar ook geëmotioneerd raken bij weemoedige melodieën. In iedere mens zitten die gevoelens. Misschien is dat wel een verklaring voor ons succes.”
De aandacht van de zaal mag nooit verslappen. De meeste klassieke stukken speelt Rieu in een ingekorte bewerking. De Bolero van Maurice Ravel duurt bij hem geen vijftien, maar zes minuten. Er zijn voortdurend verrassingen: Rieu danst met een honderdjarige, laat een aria zingen door een negenjarige sopraan, of hij haalt vierhonderd blazers of honderd doedelzakspelers op het podium. Aan het eind van een concert vallen duizenden ballonnen uit de lucht. Hij wil het publiek ademloos achterlaten.
Verzonken lagen
Op reusachtige led-schermen achter het podium wisselen sfeerbeelden –landschappen, een sterrenhemel of stadsgezichten van Wenen of Venetië — af met shots van mensen in het publiek die dansen, meezingen, lachen of huilen. De emoties kunnen hoog oplopen op de concerten van Rieu. “Van muziek kan een ongekende kracht uitgaan”, zegt hij. “Toen we met het salonorkest speelden in verzorgingstehuizen, gebeurde het dat mensen die al jarenlang op niets meer hadden gereageerd, zo werden geraakt door een melodie dat ze ineens glimlachten of met een vinger het ritme meetikten. Er wordt veel onderzoek gedaan naar de werking van muziek op de hersenen. Ik ben daar erg in geïnteresseerd.”
“Muziek die iedereen al sinds sint-juttemis kent, poetst Rieu op zo’n manier op dat ze teruggrijpt naar verzonken lagen in de herinnering”, bevestigt cultuurwetenschapper Maaike Meijer, die met twee collega’s van de Universiteit Maastricht in een boek het succes van Rieu probeert te duiden. “Nostalgie is een sleutelbegrip om de Rieu-ervaring te verklaren. Dat merk je zelfs aan de kleding van de orkestleden: de mannen dragen een rokkostuum, de vrouwen prachtige kleurige jurken. Ze roept een geïdealiseerd verleden van bals en salons op.”
“Rieu mobiliseert niet alleen een individuele, maar ook een collectieve herinnering. Er ontstaat een soort saamhorigheid in het publiek: dit is van ons, we kennen het nog, we waren het kwijt en nu krijgen we het terug. Hij brengt de emotie helemaal terug in de cultuur. Zijn succes maakt deel uit van een tegenbeweging tegen de individualisering. De pc en de tv zijn te koud, mensen hebben behoefte aan elkaars lichamelijkheid. Dat verklaart waarom massaspektakels en festivals waar je samen heftige dingen kunt beleven, zo’n enorm succes hebben. Rieu is daar een exponent van.”
Waltzing Matilda
De Rieu-ervaring werkt wereldwijd. Dat komt omdat hij zijn repertoire aanpast aan het land waar hij optreedt. In Australië speelt hij steevast Waltzing Matilda, het officieuze tweede volkslied van het land, en zijn succes is er deels te danken aan zijn samenwerking met de Australisch-Nederlandse sopraan Marusia Louwerse. In Turkije haalt hij Turkse gastmusici op het podium. Zelfs in een ver buitenland krijgt het publiek zijn eigen muziek terug.
Overal in de wereld waar hij optreedt, vertelt Rieu dat hij uit Maastricht komt. “Ik ben er geboren en getogen, ik ben er getrouwd, ik heb er kinderen gekregen en ik ben er altijd heel gelukkig geweest”, zegt hij. “Als je ergens geworteld bent, ontleen je daar kracht aan.” Sinds 2005 geeft hij elk jaar in juli zes openluchtconcerten op het Vrijthof in zijn geboortestad. Elke avond zijn er 11.000 bezoekers, de helft komt uit het buitenland. Rieu spreekt er Maastrichts en Engels.
“Dat thuisgevoel wisselt hij uit met zijn publiek”, zegt Maaike Meijer. “Ook daar zit veel nostalgie bij. Rieu roept bij mensen het gevoel op dat ze ergens thuishoren. Hij maakt ook duidelijk dat je dat kunt delen met anderen. Hij poetst de verschillen tussen mensen niet weg, hij viert die juist en benadrukt het samenzijn. Dat doet hij volkomen intuïtief.”
Als iedereen muziek zou maken, zou de wereld een betere plek zijn, vertelt Rieu op elk concert. Vorig jaar zei hij in het Algemeen Dagblad dat hij eraan dacht in de politiek te gaan, “om het respect voor elkaar terug te brengen”. Die uitspraak relativeert hij. “Zoiets komt weleens in me op, ja. Maar echt serieus mag je dat niet nemen. Ik mag het trouwens niet van mijn vrouw. Ze zegt dat ik maar in de muziek moet blijven en mijn orkest moet dirigeren, niet een heel land.”
Sieraden en gebakbordjes
Rieu is niet alleen musicus, hij is ook ondernemer. Johann Strauss jr. was ook een goede zakenman, vertelt hij graag. “Strauss was ook heel rijk. Hij had vijf orkesten, ik maar één.” Een manager heeft hij nooit gehad. “Managers, zijn dat niet die mensen die er altijd met het geld vandoor gaan? Haha, mooi niet!”, lacht Rieu. “Ik kan er absoluut niet tegen dat iemand mij voorschrijft wat ik moet doen. Mijn vrijheid is me veel waard. Er was ooit iemand van een platenmaatschappij die vond dat ik een bepaald merk kleding moest dragen, gel in mijn haar moest doen en kwartetten van Haydn moest spelen. Daar was ik heel snel weg.”
André Rieu Productions Holding is een familiebedrijf. Rieu en zijn vrouw Marjorie hebben de leiding in handen, hun zoon Pierre is vicepresident. Er zijn 110 medewerkers in vaste dienst. Naast het orkest is er een logistieke dochteronderneming die zorgt voor het vervoer van de tachtig containers met materiaal naar de concerten. Op een bedrijventerrein in Maastricht heeft Rieu een studio, waar hij repeteert en opnames maakt. Aan de overkant van de straat is een loods en een kostuumatelier. Sinds 2006 heeft Rieu ook een kantoor in New York.
In 2013 — de jongste cijfers die zijn neergelegd — haalde het bedrijf een omzet van 38,3 miljoen euro en een nettowinst van 5,7 miljoen euro. Behalve uit concerttickets haalt Rieu vooral inkomsten uit cd’s en dvd’s. Op de officiële Rieu-website zijn ook fanartikelen te koop, zoals sieraden, onderzetters, keukenmagneten, gebakbordjes en een koffieservies. Voor de fans die van ver naar de concerten komen, biedt André Rieu Travel hotelarrangementen aan.
Korte lijnen
“Ik denk niet dat het feit dat ik ondernemer ben belangrijk is om succes te hebben als artiest”, zegt Rieu. “Het staat los van elkaar. Maar het is wel belangrijk dat alles goed georganiseerd is. Ik vind het leuk dat samen met mijn vrouw te doen.” Vergaderen doet hij niet. “De lijnen zijn vrij kort. Als er iets moet worden geregeld, bespreek ik dat met degene die het moet doen, gewoon op het moment dat ik hem zie. Of ik bel even. Of ik praat met hem op de bühne voor een soundcheck of onderweg in de bus. Ik houd van tempo. Als ik ooit in de politiek ga, richt ik de Tempopartij op. Alles duurt daar altijd zo lang. Ik ben meer van: iets bedenken, en hup! Doen! Meteen! Al dat vergaderen kost gigantisch veel tijd en geld.”
Soms neemt de dromer de overhand op de zakenman. In 2008 bracht een tournee door Australië hem aan de rand van het faillissement. Rieu liet het ballet van Weense Staatsopera, tachtig Wiener Debutanten en zes lippizaners van de Spaanse Rijschool overvliegen. Voor het decor liet hij de gevel van het Schloss Schönbrunn in Wenen — het paleis van keizerin Sisi — nabouwen. Het was het grootste reizende podium ter wereld. Om in een korte periode in verscheidene steden te kunnen spelen, werden uiteindelijk vier Schönbrunn-decors gemaakt –samen meer dan 2000 ton staal. “De miljoenen vlogen hier de deur uit”, bekende Rieu anderhalf jaar later in De Telegraaf. “We waren zo diep in de ellende dat we een krediet van 23 miljoen euro nodig hadden. Nu is alles bijna weggewerkt. Ik heb Marjorie en de heren van de bank moeten beloven dat ik het nooit meer zou doen.”
Voordat Rieu besluit naar een nieuw land te gaan, verkent hij de markt. “Ik weet van tevoren wel dat ze me kennen”, legt hij uit. “In Brazilië bijvoorbeeld was ik heel bekend door de cd’s en de dvd’s. Het merendeel daarvan werd verkocht op de zwarte markt. De eerste keer dat we in São Paolo waren (in 2012, nvdr), hadden we dertig keer achter elkaar een uitverkochte hal.”
Gezond en fit
Begin vorige maand werd Rieu 66. “Aan opvolging denk ik niet”, zegt hij. “Ik wil zo lang mogelijk doorgaan met wat ik nu doe. Ik heb er enorm veel plezier in. Ik doe alles om gezond en fit te blijven. Ik rook niet, eet gezond, drink alleen af en toe een glas wijn en laat me regelmatig onderzoeken. Drie keer per week doe ik krachtsport onder leiding van een personal trainer en ik ren geregeld. Ik kijk vol spanning naar de toekomst. Ik droom ervan ooit op de maan te spelen!”
André Rieu treedt op in Paleis 12 van Brussels Expo op 13 november, en in de Ethias Arena in Hasselt op 21 november. Op 13 november komt de nieuwe cd Roman Holiday uit.
Maaike Meijer, Jac van den Boogard en Peter Peters, Rieu. Maestro zonder grenzen, Thomas Rap, 272 blz., 18,90 euro.
WIM VER ELST
“Managers, zijn dat niet die mensen die er altijd met het geld vandoor gaan?”
“Aan opvolging denk ik niet. Ik wil zo lang mogelijk doorgaan met wat ik nu doe”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier