‘Ik wil geen Amerikaanse toestanden’
Voor Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) zijn het drukke tijden. Eind deze maand moet haar beleidsnota klaar zijn. En binnenkort hakt ze de knoop van het inschrijvingsgeld voor hoger onderwijs door. “Natuurlijk wil ik meer zijn dan de uitvoerder van het masterplan secundair onderwijs”, benadrukt de West-Vlaamse politica.
Voor de verkiezingen maakte CD&V zijn appetijt voor de onderwijsportefeuille al kenbaar. Niet onlogisch na een paar decennia met socialistische en liberale excellenties op onderwijs. En hoewel onderwijs — goed voor ongeveer een derde van de Vlaamse begroting — een belangrijke ministerportefeuille blijft, is het opvallend dat Hilde Crevits — in de vorige Vlaamse regering minister van Mobiliteit en Openbare Werken — koos om minister van Onderwijs te worden. Ze komt wel uit een onderwijsgezin, maar zegt dat ze nooit de ambitie heeft gehad om in het onderwijs te werken — behalve misschien als sportleerkracht.
De West-Vlaamse christen-democrate is sinds juli de nieuwe minister van Onderwijs en stond de jongste weken al geregeld in de schijnwerpers. Omdat het school- en academiejaar van start gingen, maar ook door de heisa over het verhoogde inschrijvingsgeld in het hoger onderwijs en door de besparingen die de regering-Bourgeois aankondigde.
Tijdens het interview heeft de minister het over de grote werven waaraan ze wil werken. Blijkbaar heeft ze haar oude bevoegdheid nog niet helemaal afgelegd. “Ik heb heel graag Mobiliteit en Openbare Werken gedaan”, zegt Crevits. “Maar vooraf had ik gezegd dat er één ministerpost was waarvoor ik dat zou laten vallen, en dat was onderwijs. Het is sterker dan mezelf. Ik kan dat ook niet uitleggen. Eigenlijk is het begonnen toen we in de vorige Vlaamse regering over het masterplan secundair onderwijs discussieerden. Je bent bezig met de toekomst van jonge mensen en dus van de hele maatschappij. Ik weet het: er zijn valkuilen, maar het is een fantastische bevoegdheid.”
Wordt u een hervormer of ziet u zich eerder als de uitvoerder van het masterplan secundair onderwijs?
HILDE CREVITS. “Het masterplan is natuurlijk wel een hervormingsplan (lacht). Er is vooral één begrip dat ik de komende jaren naar voren wil schuiven: vertrouwen. Het onderwijsveld is ongerust. En dat is normaal: besparingen maken iedereen ongerust. Maar helaas, daar moeten we nu door. Tegelijk vind ik dat er moet worden gewerkt aan het vertrouwen dat leraren en schoolbesturen in de overheid hebben. Ik denk dat we kunnen tonen dat we dat vertrouwen waard zijn door de regeldruk in het onderwijs te verminderen.
“Onderwijsvrijheid staat in de grondwet. Je hebt dan als overheid de mogelijkheid om te bepalen wat kinderen moeten kunnen. Dat staat in de eindtermen; maar je moet die eens lezen. Ze zijn almaar complexer geworden. Hetzelfde geldt voor de leerplannen. Bij elk probleem dat zich voordoet, maken we nieuwe regeltjes. Het gevolg is een sfeer van wantrouwen. Overal waar ik kom, zeggen leraren me dat ze het gevoel hebben geen tijd meer te hebben om les te geven. Er gaat te veel tijd naar het invullen van verslagen en controles. Mijn taak zal dus niet zijn om nieuwe regels te maken, maar eerder om te wieden in de bestaande regels.”
En hoe wilt u dat oplossen?
CREVITS. “Door vertrouwen terug te geven aan het veld. Dat is een eerste grote werf die ik zie. Zo ontstaat de goesting om mee te werken aan de plannen om het secundair onderwijs te moderniseren. Want dat het nodig is om ons onderwijs te moderniseren, dat spreekt voor zich. Maar natuurlijk zal ik niet gewoon de uitvoerder zijn van de hervormingsplannen van de vorige regering. Dat is tegen mijn natuur.
“Een tweede grote werf is de lerarenopleiding zelf. Als we willen dat sterke mensen kiezen voor het onderwijs, moet de opleiding goed zijn en moeten jonge leerkrachten werk vinden. We zien nu echter dat maatregelen die we de voorbije jaren hebben genomen voor extra moeilijkheden zorgen. De TBS-regeling (de vervroegde uittreding uit het onderwijs, nvdr) kan bijvoorbeeld niet meer. De uitstroom van leerkrachten vertraagt dan wel, maar het betekent dat ook de instroom wat trager gaat. Met als gevolg dat jonge leerkrachten moeilijker vast werk vinden en vaak op veel plaatsen tegelijk uren moeten opnemen. Daar staat tegenover dat er volgens de prognoses van het planbureau tussen 2012 en 2022 60.000 vacatures in het onderwijs zijn.”
Voeg daarbij besparingsplannen en het idee om leerkrachten meer uren te laten werken. Dan jaagt u de jonge leerkrachten toch weg?
CREVITS. “Los van de besparingen die we volgend jaar moeten doorvoeren, zitten we al met een probleem. Bij jonge leraren duurt het te lang voor ze een vaste baan hebben. Dat is voor een stuk te wijten aan de vaste benoemingen, maar niet alleen daaraan. Feit is dat we los van de aangekondigde besparingen een loopbaanpact moeten sluiten.
“Mijn voorganger Pascal Smet (sp.a) heeft dat ook al geprobeerd, maar dat is niet gelukt. Zijn teksten waren wellicht goedbedoeld, maar de kar was te zwaar beladen. Alles wat in de onderwijsloopbaan kon steken, lag erop. Ik denk eerder dat we de problemen één voor één moeten behandelen om de spanning tussen vakbonden en koepels stap per stap te ontmijnen. Voor de jonge leraren zie ik trouwens een voordeel in het vergroten van de bestuurlijke schaal van scholen in een regio: zo kunnen ze een homogener urenpakket krijgen.
“De discussie over het aantal uren dat leraren werken, staat daar eigenlijk los van. In het lager onderwijs staat iemand 24 uur voor de klas, bachelors 22 uur en masters 20 of 21 uur. Met het loonverschil heb ik geen probleem. Tenslotte hebben masters langer gestudeerd. Maar in het derde en vierde jaar middelbaar geven zowel bachelors als masters les. Als je voor hen de opdrachtnoemer gelijktrekt, neem je inderdaad uren weg voor interims en jonge leraars. Maar dat mag de discussie niet bezwaren. De vrijgekomen middelen bieden de mogelijkheid om elders iets te doen.”
Staat de vaste benoeming ter discussie?
CREVITS. “U kunt van mij niet verwachten dat ik de vaste benoeming op de helling ga zetten. Ik wil dat ook niet. Er zijn diverse redenen waarom mensen voor onderwijs kiezen: vakanties en de vaste benoeming horen daarbij, maar ik zie vooral dat leerkrachten veel meer uren werken dan de omgeving denkt. Het personeelsstatuut kan wel verbeterd worden, vooral voor startende leerkrachten. Dat moet deel uitmaken van een loopbaanpact. Dat moet vanzelfsprekend onderhandeld worden met de vakbonden en de werkgevers.”
Intussen is het duidelijk dat u ook van plan bent een toelatingsproef in te stellen.
CREVITS. “De oriëntering van jonge mensen en studenten zie ik als een derde belangrijke werf. Het oriënteringstraject zit niet zo goed in Vlaanderen. De flexibilisering in het hoger onderwijs werkt niet. We zien daarentegen dat studenten steeds minder studiepunten opnemen. En niemand is daarmee gelukkig: studenten, rectoren, hogescholen en professoren vragen allemaal dat we daar iets aan doen.
“Flexibilisering heeft niet geleid tot een grotere democratisering, wel tot een langer studietraject. Dat valt af te leiden uit de OESO-cijfers. De toegang tot hoger onderwijs is ondanks lage studiegelden en studiebeurzen nog altijd moeilijker voor kinderen van minder begoede kringen. Ik denk dat zoiets al in de kleuterklas begint.
“We willen daarom dat de lagere en secundaire scholen hun doelstellingen beter op elkaar afstellen. In het middelbaar onderwijs willen we voorzien in veel betere oriënteringstrajecten. Er moet dus een oriënteringsproef komen. Ik zie dat niet als een baccalaureaat zoals in Frankrijk, maar veeleer als een proef die bijvoorbeeld ook in het vijfde middelbaar kan plaatsvinden om te kijken waar iemands talenten liggen. De vraag is niet ‘welk beroep wil ik later’, maar wel ‘wat zijn mijn talenten en wat is dus een geschikte studierichting’. Je zou op dat moment bijvoorbeeld ook al didactische vaardigheden kunnen testen.
“Ik merk bovendien dat er niet enkel tussen aso, bso, tso en kso schotten staan, maar ook tussen het secundair en het hoger onderwijs. Daarom is een niet-bindende toelatingsproef voor het hoger onderwijs een goed idee. Je moet dat beschouwen als een ijkingsproef, een soort testen van de noodzakelijke basiskennis voor een bepaalde richting.”
Een niet-bindende proef is toch gewoon verspilling van middelen en energie? Ook wie niet slaagt kan beginnen.
CREVITS. “Dat vind ik niet. Zo’n proef kan aangeven of je keuze wel de juiste is. Het is toch ook niet efficiënt dat mensen een richting kiezen om na enkele maanden vast te stellen dat ze niets voor hen is? Zo’n toelatingsproef werkt als een ijkpunt om te tonen welke vaardigheden nodig zijn voor een bepaalde opleiding. Trouwens: aan studenten die slagen, geeft zo’n proef ook zelfvertrouwen.
“Ik zie — en daarom noem ik het een grote werf — de toelatingsproef hoger onderwijs niet als een apart gegeven. Voor mij is dat een orgelpunt van een heel traject van oriëntering. Een toelatingsproef die als een one shot fungeert, zou niet werken. Het afgelegde traject in het secundair is even belangrijk. En juist daarom moeten we het masterplan secundair onderwijs ook uitvoeren. De modernisering is niet bedoeld om structuren te veranderen — sorry –, maar wel om leerlingen te versterken en naar goede keuzes te leiden.”
Krijgt de lerarenopleiding wel een strengere toelatingsproef?
CREVITS. “Ze zal niet strenger zijn, maar ik wil wel dat ze er sneller komt. Nog eens: ook deze proef zal niet bindend zijn. Daar is wel hard over gediscussieerd, maar de toelatingsproeven moeten fungeren als een talentzoeker die aangeeft welke vaardigheden worden verwacht van een leerkracht.”
Al bij al wilt u die werven afwerken op een moment dat u 190 miljoen euro moet besparen. Hoe gaat u dat aanpakken?
CREVITS. “Het is moeilijk. Ik ontken niet dat de besparingen lastig zijn. Onderwijs en besparen gaan eigenlijk niet samen, maar ik zie tegelijk wel opportuniteiten. In mijn gespreksronde met het hoger onderwijs bijvoorbeeld hebben we de administratieve ballast bekeken waaronder universiteiten en hogescholen kreunen. Als student kan je bij de start uit meer dan 500 opleidingen kiezen. Het aantal afstudeerrichtingen is een veelvoud hiervan. Moet je overal een volledig uitgebouwde opleiding hebben? En moeten er de volgende jaren nog nieuwe richtingen bijkomen? Daar is volgens mij ruimte voor rationalisering.
“De controles wegen ook op het aanbod. Nu wordt elke opleiding geaccrediteerd en wordt ze volledig extern gecontroleerd, de zogenoemde visitaties. We willen naar een systeem waarin een instelling aan zelfcontrole doet en de overheid de kwaliteitsbewaking van de universiteit controleert. Een instellingsreview heet dat. We willen de instellingen vooral meer zuurstof geven om effectief aan kwaliteitszorg te doen. Hoe we die zuurstof het beste creëren, onderzoeken we nu.
“De universiteiten en hogescholen steken veel tijd en middelen in die externe controles. Die geven we nu aan hen terug. Ik wil eigenlijk komen tot een verhaal waarin ze misschien minder middelen krijgen, maar die besparingen wel kunnen terugverdienen dankzij minder regeldruk. In dat debat past ook de stijging van het inschrijvingsgeld.”
Hoeveel mag het inschrijvingsgeld stijgen?
CREVITS. “De inschrijvingsgelden zijn in Vlaanderen laag. We willen dat zo houden: de belastingdruk is vrij hoog, dus mag het inschrijvingsgeld laag zijn. Zo werkt dat ook elders. Een numerus clausus willen we niet, want dat is vaak de keerzijde van gratis onderwijs.
“Beursstudenten betalen nu bij ons 104 euro, bijna-beursstudenten 409 euro. We hebben in geen van beide gevallen de intentie om dat drastisch te vermeerderen. Het inschrijvingsgeld verhogen voor wie nu al meer kan betalen, vind ik in die context gerechtvaardigd. Het aandeel private middelen in het hoger onderwijs bedraagt in Vlaanderen amper 10 procent. Dat is laag. Wat mij betreft, mag dat wat meer worden.”
Dat klinkt als een klein beetje meer marge en veel beloftes in ruil voor forse besparingen. Accepteren de instellingen dat?
CREVITS. “Er is geen andere keuze. Ik hoop dat ze het accepteren, maar ik aanvaard in elk geval dat ook onderwijs zijn steentje moet bijdragen. Waarom kiezen we voor een begroting in evenwicht? Met de vorige regeringen hebben we dat ook gedaan. Het is natuurlijk jammer dat we — net nu geld lenen zo goedkoop is — met de Vlaamse overheid geen grote investeringen kunnen doen om ze vervolgens over dertig jaar af te schrijven. Maar hoe lastig ook, in zulke omstandigheden onderwijs buiten schot houden, dat gaat niet. Trouwens: het departement Onderwijs is goed voor bijna een derde van de Vlaamse begroting, maar moet slechts 16 procent van de besparingen dragen. Verhoudingsgewijs doet Onderwijs dus minder inspanningen.”
Een alternatief voor de overheidsfinanciering kan het injecteren van private middelen zijn. Deze maand kondigde de Gentse universiteit bijvoorbeeld de oprichting van twee private leerstoelen aan. Staat u daarvoor open?
CREVITS. “Ik vind dat daar wel ruimte voor is. Maar het is belangrijk dat de universiteiten en hogescholen daar zorgzaam mee omgaan. Ik wil geen Amerikaanse toestanden. Ik vind het in dat verband ook belangrijk dat het inschrijvingsgeld voor een basisopleiding overal gelijk is. De prijs voor de toegang tot onderwijs mag niet het onderwerp van competitie zijn.”
Waarop mag u binnen enkele jaren worden afgerekend?
CREVITS. “Zowel op het harde als het zachte. Ik wil de infrastructuur vernieuwen en het pedagogisch beleid bij de leraren in orde brengen. Volgens mij is vertrouwen cruciaal. Wantrouwige leerkrachten zullen nooit meestappen in een modernisering van het onderwijs. Anderzijds: er gebeuren nu al heel mooie dingen onder de radar. Ik denk dat als we de bakens wat verzetten en een aantal valkuilen voor jonge mensen wegwerken, ik wel tevreden zal zijn.”
ROELAND BYL
“Een niet-bindende toelatingsproef voor het hoger onderwijs moet je zien als een ijkingsproef, een soort testen van de noodzakelijke basiskennis voor een bepaalde richting”
“Flexibilisering heeft niet geleid tot een grotere democratisering, wel tot een langer studietraject”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier