‘Ik ben geen harde heelmeester’
De lancering van het burgerkabinet is een succesje voor de Vlaamse minister van Cultuur Sven Gatz (Open Vld). Een opkikker die hij wel kon gebruiken na de mislukte reorganisatie bij FM Brussel. En hoe blauw kleurt het cultuurbeleid van de liberaal Gatz intussen?
Eind vorige week waren er al meer dan 750 inschrijvingen voor het burgerkabinet van Sven Gatz (Open Vld). Wie dat wou, kon tussen 18 en 28 juni een kandidatuur indienen om in het burgerkabinet zitting te nemen. Dat kabinet zal 150 leden tellen en moet democratische inspraak geven aan burgers bij het uittekenen van het cultuurbeleid.
In zijn eerste jaar als minister van Cultuur moest de Brusselaar meteen een onaangename besparingsoefening doorvoeren. Die kwam voor de zowat 260 erkende cultuurorganisaties neer op een daling van de subsidies met ongeveer 7,5 procent. “Iedereen moet besparen”, zegt de minister. “Ik zie niet in waarom de cultuursector een uitzondering zou moeten zijn. Bovendien komen er vanaf 2017 hopelijk meer middelen. Het is dus wel degelijk een kwestie van snoeien om te bloeien.”
Wanneer is het burgerkabinet voor u een succes?
SVEN GATZ. “Ik ben natuurlijk blij met de respons, maar het zal pas echt gelukt zijn als het burgerkabinet mij ideeën kan geven over cultuurparticipatie in de brede zin van het woord. Hopelijk kunnen we die suggesties en nieuwe perspectieven meenemen bij de hervorming van onze decreten over het sociaal-cultureel werk en het verenigingsleven, in het participatiedecreet.”
U gaat echt luisteren naar het burgerkabinet?
GATZ. “Dat is de bedoeling. Maar het kan ook zijn dat ik sommige adviezen niet volg, en dan wil ik het parlement en de mensen van het burgerkabinet transparant uitleggen waarom. Kijk, sommige waarnemers bekijken het burgerkabinet kritisch omdat er al zoveel adviezen beschikbaar zijn. Dat klopt, maar wij willen zowel naar de burgeradviezen als naar de specialisten in de bestaande organen en adviescommissies luisteren. We geloven dat we op die manier een nieuwe dynamiek op gang kunnen brengen. Bovendien slagen we er met dit initiatief in mensen te laten beraadslagen over een maatschappelijk thema. Daarmee geven we aan dat het niet alleen de politiek is die over cultuur beslist.”
U schrijft in uw visienota dat u in de cultuursector wil “behouden wat het goed doet” en ook dat u “meer wil doen dan subsidies verdelen”. Hoezo?
GATZ. “Wat goed draait beter laten draaien door meer middelen te geven, lijkt mij de logica zelf. Ik denk dat er keuzes nodig zijn. Tot op heden was de cultuurpolitiek er een van iedereen wat meer te geven als het goed gaat en bij iedereen de kaasschaaf boven te halen als het slecht gaat. Ik denk dat het beter is om selectiever te zijn. Dat wil zeggen dat je de spelers met groeiperspectieven beter beloont. Daar staat tegenover dat je bij een aantal anderen die met krappe jaarsubsidies amper toekomen, en al jaren tussen hangen en wurgen zitten, de stekker uittrekt. We kunnen die middelen beter aan initiatieven met groeipotentieel geven. Op die manier krijg je een nieuwe dynamiek. Het is dus een kwestie van snoeien om te bloeien. Oké, dat is beeldspraak, maar ze klopt wel.”
U wil groeiperspectief in de cultuursector introduceren?
GATZ. “Zeker wel. De besparingen die aan het begin van deze regeerperiode moesten gebeuren, betekenen niet dat er minder zal zijn. Neen, voor de meeste spelers zal er meer zijn. Ik hoop vanaf 2017 meer publieke middelen beschikbaar te kunnen maken voor cultuur en bovendien inzetten op aanvullende financieringsvormen. Op die manier zitten we aan het einde van de legislatuur opnieuw in een positief stramien. Dat zal offers gekost hebben, maar daarna is er wel een nieuw elan.
“Je moet me niet als een harde heelmeester afschilderen. Kijk, op een gegeven moment zijn er minder middelen, dan moet iedereen zich daarnaar schikken. Dat is nu eenmaal zo. Na die besparingen voor iedereen komt er nu een strengere selectie van wie mag doorgroeien en wie moet stoppen. Ik wil zo evenwichtig mogelijk beslissingen nemen. Het gros van de 262 erkende culturele werkingen met structurele subsidies zal blijven bestaan, maar sommige niet.”
Uit uw nota valt op te maken dat u wil snijden in het aanbod klassieke orkesten. Komt er een fusie tussen deFilharmonie en het operaorkest?
GATZ. “Een fusie hoeft het niet te worden. Als zodanig heb ik dat ook in mijn visie niet willen verwoorden. Het gaat mij meer om voor de drie grote orkesten in Vlaanderen nieuwe kansen te laten ontstaan door ze te laten samenwerken. Voor sommige producties zijn er te veel muzikanten en voor andere te weinig. Brussels Philharmonic, deFilharmonie en het Kunsthuis kunnen dat door meer samenwerking oplossen.”
Schaalvergroting en geografische expansie zijn in de zakenwereld vanzelfsprekend. Maar werken die recepten ook voor de verantwoorde besteding van cultuursubsidies?
GATZ. “Omdat de markt hier verzadigd is, trekken producties naar het buitenland, zodat ze beter uit de kosten kunnen komen. Het is zeker niet de bedoeling orkesten of gezelschappen die vaak in het buitenland spelen daarvoor te bestraffen. Trouwens: de markt waarop een artiest beweegt is per definitie Europees en globaal.
“Internationale excellentie of cultuur als exportproduct is voor mij echter geen doel op zich. We moeten daarvan zeker niet de enige maatstaf maken. België is een klein land. Het maakt dat wie met een kleine thuismarkt zit, dat probeert te compenseren door de wereldzeeën op te zoeken. Op dat vlak verschillen de podiumkunsten nauwelijks van de rest van de Belgische economie.”
In Vlaanderen beschikt elk dorp over zijn cultureel centrum. Geld dat in infrastructuur wordt gestoken, kan niet naar de invulling van die culturele centra gaan. Richten we ons te veel op bakstenen?
GATZ. “We willen in Vlaanderen altijd alles tegelijk. We willen grote instellingen die meespelen in de champions league van de kunsten. En tegelijk willen we in onze sociale en participatieve aanpak heel breed gaan. Door de jongste veertig jaar overal een cultureel centrum te bouwen, hebben we nu een unieke spreiding van culturele infrastructuur in Vlaanderen.
“De kwestie is hoe we daar de komende jaren mee omgaan. Een aantal van de centra zijn aan opfrissing toe. Bovendien evolueert de rol van die culturele centra in de 21ste eeuw. De komende twee jaar gaan we een inventaris maken van de staat van de culturele infrastructuur, en bekijken we welk investeringsprogramma we daarnaast zetten. Uiteraard is de verantwoordelijkheid van de lokale besturen daarbij heel groot. Maar er is altijd een wisselwerking geweest waarbij het merendeel van de investeringen voor de gemeente was en Vlaanderen daar een stuk bij legde.”
En wat dan met het centrum dat gepland werd in Ruisbroek?
GATZ. “In het regeerakkoord staat dat er een centrum zou kunnen komen. Er is op vraag van de Vlaamse regering een voorstudie gemaakt, maar voor de rest staan we daarmee nog niet ver. Er moet nu eerst nog een haalbaarheidsstudie komen en dat is vermoedelijk niet voor dit jaar.”
Nederland heeft ondernemerschap als een verplichting opgelegd aan zijn cultuursector. Hoe ziet een liberale minister van Cultuur dat in Vlaanderen?
GATZ. “De sfeer waarmee in Nederland is bespaard, waarbij op voorhand vaststond dat de sector moest afslanken en een lesje moest krijgen, dat is niet onze weg. Wie mij verdenkt op dezelfde golflengte te zitten, vergist zich.
“Daarnaast denk ik dat het zinvol is ruimte te maken voor andere technieken van financiering. De fiscale stimuli zijn bij ons beperkt. We hebben wel de taxshelter in de filmindustrie, maar daar blijft het bij. Daarom hebben we Idea Consult gevraagd een witboek over de mogelijke financieringstechnieken te maken. We willen een overzichtelijke menukaart krijgen om meer private middelen naar de culturele sector te halen, rekening houdend met de specificiteit van de kunst- disciplines. Want je kunt de taxshelter niet zomaar overzetten op podium-kunsten bijvoorbeeld, de audio-industrie heeft iets anders nodig dan de musea die hun collecties willen uitbreiden.
“Ik wil tegen het najaar weten welke selectie we moeten maken. Ik wil van artiesten geen kleine zelfstandigen maken. Het blijven in de eerste plaats artiesten. Alleen is het zinvol om te kijken hoe ze meer financiële middelen kunnen vinden — en velen doen dat trouwens al — om hun ding te doen. Ik wil hun de fiscale instrumenten geven om hun ding te kunnen doen, maar ik wil niemand verplichten zich in te lijven in het leger der creatieve industrie.”
Roeland Byl
“Iedereen moet besparen. Ik zie niet in waarom de cultuursector een uitzondering zou moeten zijn”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier