Hoop in de wanhoop

Erik Bruyland Erik Bruyland is senior writer bij Trends.

Het arme Albanië wordt sinds het uitbreken van de oorlog in Kosovo overspoeld door tienduizenden Kosovaarse vluchtelingen. Nog niet zo lang geleden ontvluchtten de Albanezen zelf hun land, op zoek naar een beter leven. “Toch kan Albanië uitgroeien tot het Texas van Europa,” menen vader en zoon Wallaert uit Wakken, die in de Albanese stad Dürres een confectie-atelier hebben. “Alles is hier nog mogelijk.”

Dürres, (Albanië).

Dürres, op zo’n 2000 kilometer van Brussel: ingezakte wegen, autowrakken langs de kant van de weg, verkankerde gebouwen en open riolen geven de Albanese stad een chaotische aanblik. De troosteloze tentenkampen, die er de jongste weken bijkwamen, en de af en aan rijdende militaire en humanitaire konvooien maken het decor nog grauwer.

Toch kan dit treurspel geen domper zetten op het optimisme van Fabrice Wallaert. “Alles is hier nog mogelijk,” verzekert de dertiger, zaakvoerder van het familiale CMT Services uit het West-Vlaamse Wakken. Behalve loonconfectie voor Belgische, Nederlandse, Duitse en Italiaanse kledingfabrikanten is Wallaert onlangs ook een kippenkwekerij begonnen. De installaties werden uit België aangevoerd en het vijftigtal Belgische militairen dat het vluchtelingenkamp Alba Lodge aan het optrekken is, eet nu de eerste eieren van Wallaerts kippenbatterijen.

In de voorbije weken leverde Modul Construct uit Zwevezele de metaalconstructie voor de 1200 vierkante meter grote fabriekshallen die Wallaert in Dürres aan het optrekken is (later worden er dat misschien 8000 vierkante meter). In een eerste fase zullen daar straks 110 stiksters aan het werk kunnen.

De nieuwe confectie-ateliers van CMT Services komen in een industriezone langs de baan naar de hoofdstad Tirana, waar onlangs ook een Italiaanse schoenenfabriek en een Duitse confectioneur zijn neergestreken. Maar iets verderop zitten kinderen in het gras van de ‘openluchtschool’ voor een Kosovarenkamp – een beeld dat de zeldzame buitenlandse investeerders niet meteen vertrouwen zal inboezemen.

Het drama van Kosovo

zal volgens Wallaert echter de aansluiting bij het moderne Europa in een stroomversnelling brengen (zie kader: Dichter bij Europa?). Vóór de crisis leidde Fabrice Wallaert nog een groepje kmo’ers rond in Dürres en Tirana – “en de interesse is er,” beklemtoont hij. “Toen wij hier zeven jaar geleden begonnen, waren er in heel Albanië hooguit tien buitenlandse confectioneurs. Inmiddels hebben vooral Italiaanse en Griekse traders zich ingeplant. Anderen zorgen voor aanvoer en verpakking van cement, storten zich in de bouw of maken hier speedboten in polyester. Coca-Cola heeft een bottelarij, de Oostenrijkse Rogner-groep en een aantal Koeweiti hopen dat ze de hotel- en toerismesector kunnen ontwikkelen, en er is zelfs een Deense winkelketen.”

Met 3,3 miljoen – vooral arme – inwoners is Albanië een kleine afzetmarkt. Maar alles staat nog te gebeuren, zodra de rust weerkeert, meent Wallaert, die momenteel met Seyntex uit Tielt de enige Belgische investeerder is (zie kader: Seyntex). “Toen we aanvankelijk met een staatsbedrijf scheep gingen, hebben we alles uit België moeten invoeren, tot en met deuren, ramen en wc-potten.” Onderverstaan: Albanië is onontgonnen terrein en een gedroomde uitdaging voor inventieve durvers. Of voor avonturiers?

Het rovershol van Europa?

Vader Roland Wallaert is ereconsul voor België in Albanië. Hij betrad in 1992 als één van de eerste buitenlandse pioniers de puinhoop die ‘roerganger’ Enver Hodja, de laatste stalinist van Europa, achterliet. Tot eind jaren tachtig produceerde Wallaert in Wakken en in Tunesië zijn eigen Wally’s-jeansmerk. “Maar Tunesië werd te duur voor confectie: 65 frank per uur, zonder sociale lasten; in Albanië schommelt het uurloon vandaag rond 25 frank (34% sociale lasten inclusief).” Even werd nog in Wit-Rusland geprobeerd, vervolgens in Polen – “maar alle concurrenten zitten daar” – en Slovenië gaat zo goed vooruit dat de lonen snel volgen. “Terwijl bootvluchtelingen massaal op de Italiaanse kust aanspoelden, stond de eerste ambassadeur van Albanië in Wakken – nog vóór hij op het Paleis van Laken werd ontvangen – om ons ervan te overtuigen in zijn land te investeren,” herinnert Wallaert zich. Nauwelijks enkele weken later verhuisde alle confectie van CMT Services naar Albanië.

“In zo’n opstartfase heb je veel tweedekeuzeproducten, maar hier was de kwaliteit van meet af aan erg goed. Aanvankelijk liet de productiviteit van de werknemers te wensen over, maar vandaag is die het tienvoudige van toen.”

In Wakken is

CMT Services – CMT staat voor Cut, Make, Trim – niet meer dan een coördinatiebureau met drie medewerkers: CMT Services koopt zelf geen stoffen, want doet uitsluitend loonwerk. In Albanië werd sedert 1992 zo’n 40 miljoen frank geïnvesteerd. Het bedrijf produceert met 400 mensen in twee ateliers in Albanië industriële bedrijfskleding (namen en financiële gegevens worden niet gegeven), groene en witte ziekenhuisuniformen én het eigen Wally’s-merk in denimjeans en fluweel; voorts produceert CMT Services er nog damesblouses en -schorten in een joint venture met Bertem-Ottevaere uit Heestert. Samen goed voor 20.000 stuks per week. In België heeft Wallaert ook nog een toeleveringsbedrijf voor automobielbekleding: Lamy-Mousse.

Fabrice Wallaert: “Ik zie dat dit land vooruitgaat. Op het eerste gezicht lijkt dat niet evident, maar Albanië komt uit vijftig jaar van de meest stompzinnige stalinistische dictatuur. Niemand durfde nog initiatieven te nemen. Het Plan dicteerde álles en toen dat wegviel, stortte de staatseconomie helemaal in. Enver Hodja deed alsof hij ons betaalde en wij deden alsof we werkten, vertellen mijn werknemers. Maar Albanezen zijn harde werkers, als je ze motiveert en loon naar werk geeft.”

Nieuwe, pompeuze gebouwen, onafgewerkt in de steigers, getuigen van ambitie bij dit deel van de bevolking dat het op de een of andere manier aan het maken is. Zodra er weer wat geld is, wordt opnieuw een muurtje of een verdieping bijgebouwd. Die dynamiek drijft de enthousiaste Wallaert-junior ertoe dit stukje Noord-Korea in de onderbuik van Europa om te dopen tot het ” Texas van Europa“.

“De cowboys liepen daar gewapend rond,” lacht Fabrice Wallaert, “en iedereen heeft hier ook een wapen in huis.” En dan ernstiger: “De anarchie van 1997 is verdwenen.” Hij alludeert op de sociale onrust die het armste land van Europa bijna deed ontploffen nadat duizenden gezinnen hun weinige spaarcenten in rook zagen opgaan door de beruchte piramidespelen. In september van vorig jaar was er nog een poging tot staatsgreep, maar de oude generatie communisten heeft plaatsgeruimd voor een jongere ploeg sociaal-democraten rond president Rexhep Mejdani en de Europees georiënteerde premier Pandeli Majko, die “een frisse wind door het land jaagt en marktconform wil werken.”

De juiste contacten

Het gebeurt dat politiemensen met een bivakmuts op wegcontroles uitvoeren. Het land is immers een doorgeefluik voor drugstrafikanten vanuit Turkije naar West-Europa. En op de automarkt in Dürres staan dure, in Europa gestolen Mercedessen en Chrysler-jeeps. Kortom, alle kwalen van een ontwikkelingseconomie tieren welig in Albanië. Maar Fabrice Wallaert verwerpt het cliché dat dit landje het “rovershol van Europa” zou zijn. “Er zijn buitenlanders die naar hier komen met twee koffers en alleen met hun valies kleren naar huis terugkeren; hun andere koffer met geld zijn ze kwijt, omdat ze met de verkeerde personen in contact kwamen en zich hebben laten pluimen. Dat gebeurt. Succes is hier een kwestie van de juiste contacten en de juiste aanpak. Een Albanees als vriend is een vriend voor het leven; het omgekeerde is ook waar: zorg ervoor dat je geen vijanden maakt.”

Hoe heeft Wallaert dat voor elkaar gekregen? “Door hard te werken en hier nagenoeg permanent aanwezig te zijn. Door de mensen eerlijk en correct te behandelen, want dan krijg je veel van hen terug.” Er zijn vakbonden, maar Wallaert heeft daar nog niets van gemerkt. “Mijn mensen gaan voor mij door het vuur, maar ze weten waar ze aan toe zijn: ik heb 400 mensen in dienst, dat zijn 400 problemen – geldtekort, behoefte aan leningen, ziekte en dergelijke. Je hebt hier als bedrijfsleider een warme, menselijke relatie met je werknemers.”

CMT Services bouwt zijn fabriek op acht hectare grond, “waarvan ik de eigendomscertificaten in mijn bezit heb,” zegt Fabrice Wallaert. “Een vennootschap oprichten kan je – net zoals in België – op drie à vier dagen; het minimumkapitaal voor een bvba bedraagt ongeveer 1000 dollar, voor een nv is dat 15.000 dollar. Kapitaal kan probleemloos binnen en buiten, op voorwaarde dat men belastingen betaalt. De wetten zijn volgens West-Europese criteria opgemaakt en worden toegepast. Volgens onze normen zijn er lacunes, maar er wordt aan gewerkt. Het is niet zo dat een buitenlander automatisch in het zand bijt omdat hij vreemdeling is.” Bij moeilijkheden met de administratie stapt Wallaert meteen naar het afdelingshoofd en zo nodig naar de bevoegde minister. “Op het hoogste niveau begrijpt men hoe belangrijk buitenlandse investeerders zijn. Dat besef is nog niet overal doorgedrongen, maar het gaat de goede kant op.”

Voor de tiende keer rinkelt de gsm. Fabrice Wallaert spreekt vlot Albanees. “Ik ben een lopende centrale aan het worden.” De Kosovo-crisis heeft een leger westerse humanitaire medewerkers, persmensen en soldaten naar hier gebracht. Nu eens moet een verdwaalde journalist worden opgespoord, dan weer heeft het Belgische leger een vertaler nodig of zoekt een hulporganisatie naar geschikte grond. Ook dat is allemaal een kwestie van de juiste contacten.

ERIK BRUYLAND

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content