Hoe kwetsbaar is China voor investeerders?
Ondanks tekenen van een aanzwellende zeepbeleconomie blijft China
‘s werelds aantrekkelijkste investeringspool. Terecht?
China overtreft de Verenigde Staten als meest geliefde bestemming voor directe buitenlandse investeringen. Dat blijkt uit de jaarlijkse FDI Confidence Index van A.T. Kearney, de internationale consultant die al sinds 1998 bij chief executive en chief financial officers van de duizend grootste ondernemingen wereldwijd peilt naar hun investeringsverwachtingen. Politieke stabiliteit, een stevige economische groei en de toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie WTO liggen aan de basis van het Chinese succesverhaal.
We vroegen aan Jan Borgonjon(InterChina Consulting) of de westerse investeerders vandaag even blind zijn als ten tijde van het zogenaamde Zuidoost-Aziatische mirakel, dat later zou instorten. Borgonjon is sedert 1994 investeringsconsulent in Peking en vice-voorzitter van de European Chamber of Commerce in China.
TRENDS. Tijdens de financiële crisis van 1997-1998 weigerde China zijn munt onder buitenlandse druk te devalueren. Nu oefent het buitenland druk uit om de yuan te laten stijgen. Zal Peking toegeven?
JAN BORGONJON (INTERCHINA CONSULTING). “China zal de yuan niet revalueren, niet in 2003 en ook niet volgend jaar. De Chinese regering laat zich geen beleid dicteren door het buitenland. De situatie in China kan je vergelijken met die van Japan in de jaren tachtig: een sterke, productieve economie met een zwak financieel bankwezen. Japan heeft toen onder druk van de VS de yen gerevalueerd. Met fatale gevolgen. Die weg wil China niet opgaan.”
Miljarden zwart geld vloeien via sluikwegen naar China, dat geen vrij kapitaalverkeer toelaat. Ook internationale beleggingsfondsen kopen sinds kort ‘A-aandelen’ in nochtans waardeloze beursgenoteerde staatsbedrijven. Speculeren ze op een muntappreciatie?
BORGONJON. “Na jaren van kapitaalvlucht is er een netto-instroom omdat de intrestvoeten in yuan veel hoger zijn dan voor de euro en de dollar en wegens de zekerheid dat er geen devaluatie komt – wat nog niet betekent dat er een appreciatie volgt. De Chinese regering wordt hierdoor verplicht buitenlandse munten terug te kopen in lokale munt, wat inflatie en speculatie in vastgoed kan veroorzaken.”
Een vastgoedbubbel ondermijnde ook het zogenaamde Zuidoost-Aziatische mirakel. En er zijn wel meer gelijkaardige symptomen: een failliet banksysteem dat kwakkelende overheidsbedrijven blijft subsidiëren en een onstabiele wetgeving bijvoorbeeld. Berust het vertrouwen in China op drijfzand?
BORGONJON. “De Chinese regering is zich bewust van de economische zwakheden. Het feit dat de munt niet vrij inwisselbaar is, beschermt China tegen speculatieve aanvallen. Niettemin gaat de liberalisering gestaag, maar gecontroleerd, voort. In de praktijk wordt het makkelijker om yuan om te wisselen in VS-dollar en naar het buitenland te transfereren. Daarvoor werden nieuwe, specifieke instrumenten ontwikkeld. Bovendien stimuleert China de invoer, die in de eerste helft van 2003 sterker is toegenomen dan de export.”
De motor achter de Chinese export en de gigantische deviezenreserves zijn de buitenlandse bedrijven, niet de Chinese. India stimuleert daarentegen zijn binnenlandse ondernemers. Leidt zoiets niet tot een meer solide economie dan de top-downbenadering van de Chinese leiders?
BORGONJON. “Sedert drie à vier jaar krijgt ook de privé-sector in China meer ruimte. Slechts 30 % van de industriële productie komt nog van staatsbedrijven. Vijftien procent staat op rekening van buitenlandse bedrijven, terwijl diezelfde buitenlandse ondernemingen goed zijn voor 60 % van de export. Dat is aan het veranderen. India heeft slechts één voordeel en dat is zijn wettelijk systeem. Op dat vlak heeft het land minstens vijftien jaar nodig om orde op zaken te stellen.”
Thomas G. Rawski van de universiteit van Pittsburg berekende dat de gemiddelde Chinese groei sedert 1997 maar half zo groot is – 3 à 4 % – als het cijfer dat officieel wordt verkondigd. In ‘The Coming Collapse of China’ voorspelt Gordong Chang het uiteenspatten van China vóór de Olympische Spelen van 2008. Overdreven pessimisme?
BORGONJON. “De vraag is niet of China het vertrouwen van buitenlandse investeerders zal blijven genieten. China is immers een synoniem van een enorme markt met nagenoeg onbeperkte en goedkope arbeidskrachten en een researchcapaciteit die over tien tot vijftien jaar die van Europa en de VS zal benaderen. De vraag is wél hoe lang de onvermijdelijke delokalisatie van productie naar China kan blijven duren zonder politieke spanningen met Europa en de VS te veroorzaken. De druk op China om zijn munt te appreciëren is daar een eerste symptoom van.”
“De yuan zal niet stijgen.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier