Hoe de Belgische textiel door China wordt genaaid
Chinese producenten kopiëren ongegeneerd Belgische ontwerpen van weefgetouwen, textiel en kleren. Als Europa niet ingrijpt, gaan er bij ons 15.000 jobs verloren, zeggen waarnemers. Wat kan de sector doen, nu hij net het zwakste decennium in zijn geschiedenis achter de rug heeft?
De dertiger die in Sjanghai naar ons toe stapt, zou in zijn zwarte, modieuze pak niet misstaan op de cocktailparty van de Manager van het Jaar. Xu Bohua heet hij en hij is een klant van Picanol, de weefgetouwenbouwer uit Ieper. De oud-leraar uit Hangzhou begon in 1992 met trading, richtte vier jaar later Hangzhou Huatex Industry op en kocht met spaargeld van de familie acht weefmachines van Picanol. De voorbije twee jaar plaatste hij 60 bestellingen. China is Picanols belangrijkste afzetmarkt geworden, goed voor een paar duizend getouwen in de voorbije jaren. 70 % van de kopers zijn privé-ondernemers als Xu Bohua. “Ze betalen cash of met een letter of credit,” zegt Hans De Gusseme, general manager van Picanol in China.
Alleen al in 2002 importeerde het land 50.000 weefgetouwen. Dat zijn er meer dan er vandaag in de hele Verenigde Staten staan. Het is een revolutie die Rex Pattyn van BarcoVision (de afdeling sensoren en elektronica voor textielapparatuur van die andere West-Vlaamse mininational) van dichtbij meemaakt. “De Chinese fabrieken zijn primitief, maar wat daaruit komt als kopie van Europese of Japanse textielmachines is meer dan behoorlijk,” vertelt de China-specialist van BarcoVision, terwijl hij digitale foto’s toont van een klant op 200 kilometer van Sjanghai. Die bouwt jaarlijks 300 open end-machines, evenveel als een Europese constructeur er zou maken.
Xu Bohua koopt zijn grondstoffen bij Chinese fabrieken, krijgt vlot krediet van de banken (“Al is dat minder dan 10 % van mijn investeringen”) en voert zijn totale productie uit naar Europa, de VS en het Midden-Oosten. Hij exporteert “omdat er in de lokale markt te veel wanbetalers zijn,” omdat hij bij export een reeks belastingvoordelen geniet en zo ook verhindert dat zijn eigen ontwerpen in China worden gekopieerd. Xu beweert de helft goedkoper te zijn dan Europese stoffenproducenten en een kwart goedkoper dan Turken, Pakistani, Indiërs of Thailanders.
Hoe stoppen we de Chinezen?
Op ShanghaiTex, een beurs van 71.000 vierkante meter voor textielmachines, stromen duizenden ondernemers als Xu Bohua toe in Buicks, Cherokee Jeeps en VW-Santana‘s van Chinese makelij. Het tentoonstellingspark ligt in Pudong, het Manhattan in glas en beton van de Chinese leiders maar volgens sceptici een opgeblazen vastgoedbubbel. Het oude China is hier ver weg: geen fietskarren of geblokte vrachtwagens uit de Mao-tijd. De beurs viert volgend jaar haar tiende verjaardag, maar ontpopte zich pas twee à drie jaar geleden van een lokaal evenement tot een internationaal forum met exposanten en bezoekers uit de hele wereld. In hall tien pronken de Chinese concurrenten van de Belgische producenten met hun weefgetouwen. Hans De Gusseme haalt er laconiek verschillende systemen uit die van Picanol zijn gepikt.
“Het gaat steeds sneller en je hebt weinig verweer. In 2001 is China lid geworden van de Wereldhandelsorganisatie ( WTO). Vóór die tijd zijn ze met ons basisonderzoek gaan lopen en daar kun je niets tegen doen. Maar voor de toekomst leggen we patenten neer, al valt het nog te bezien wat de WTO zal doen,” zegt Charles Beauduin, chief executive officer van machinebouwer Van De Wiele. En wie naar de rechter stapt, vangt bot omdat lokale overheden de industrie beschermen. Dat heeft Sven Calander, general manager van IRO (Wuxi) Textile Machinery, een dochter van deze wereldleider in tapijtmachines, zelf mogen ondervinden. “Bovendien verstoort zoiets je relaties, de fameuze guanxi,” zegt hij. “Spitstechnologie achterhouden is ook geen oplossing. Want als er behoefte is aan die technologie, zullen ze die vinden en ben je sowieso uit de markt,” filosofeert de Zweed. Hij studeerde technologie aan Qing Hua University, de evenknie van MIT en de locomotief van de Chinese ‘industriële revolutie’. Zijn advies is duidelijk: ga ondanks alles toch maar in China produceren, maar stap niet in een joint venture. “Zo hou je de zaken min of meer onder controle,” aldus Calander.
Na een slecht decennium voor de Belgische kleding- en textielsector, lijkt het onder controle houden van China dé uitdaging van de volgende tien jaar te worden. Nog meer dan onze loonhandicap, de nadelige euro-dollarkoers, het wegvallen van de textielquota op 31 december 2004 (zie kader: Winnaars en verliezers) en het productieverlies aan EU-lidstaten en hun buurlanden, zo blijkt uit gesprekken met Vlaamse textielproducenten op de interieurbeurs Heimtextil in Frankfurt (zie kader: Hoe kunnen de Belgen overleven?).
“Bij volledige vrijhandel, zonder tarieven of quota, steekt China/Hongkong boven alle overige spelers uit. De Chinese kwaliteit wordt beter en Hongkong is het complementaire management- en dienstencentrum,” meent de Amerikaanse textielconsulent David Birnbaum, auteur van ‘The Great Garment Wars’. Een rol die Sjanghai met zijn vier textielopleidingsinstituten morgen ook aankan.
De Wereldbank ziet China in 2010 ruim de helft van de wereldwijde kledinghandel voor zijn rekening nemen (tegen 20 % vandaag). En omdat het land in sneltempo de volledige productiekolom uitbouwt en moderniseert, kan het ook de textielproductie naar zich toe trekken: van grondstoffen via spinnen en weven tot het maken van meubelstoffen en ander interieurtextiel. Bankstellen, bijvoorbeeld, worden al integraal uit China ingevoerd.
Xu Bohua verzamelt Europese bestellingen voor zijn meubelstoffen op internationale textielbeurzen als Heimtextil , die hij persoonlijk bezoekt. Of hij daar ook – letterlijk – inspiratie haalt, krijgen we niet te horen maar op de textielbeurs in Frankfurt betrapten Microfibers (meubelstof) uit Laarne, Metrax-Comag (wandtapijten) uit Sint-Niklaas en enkele andere Belgische stoffenproducenten Chinese producenten op namaak van hun ontwerpen. “Ze komen met vergelijkbare kwaliteit, maar de prijzen bedragen amper 20 % van de onze. Maar het zijn overduidelijk ónze ontwerpen,” zegt Hendrik Persyn van Metrax-Comag. “Let op, meestal zijn het Vlamingen die ermee naar China lopen!”
Om die reden toont Utexbel, een derdegeneratiebedrijf met 1200 werknemers in Ronse en Moeskroen, zijn nieuwste collecties niet meer op Tissu Premier in Rijsel en Première Vision in Parijs. “Want nog dezelfde dag brengt de grootdistributie onze ideeën naar Chinese stoffenfabrikanten,” klaagt Jean-François Gribomont, CEO van katoenspinner Utexbel. Acht jaar geleden stonden er 21 Belgen op Première Vision, nu nog vijf.
Concurreren met een duikboot
Met Uco en Concordia is Utexbel een van de laatste katoenspinners in België. Jean-François Gribomont weet dat hij in de kwetsbaarste subsector actief is. “En toch kunnen wij concurreren met de Chinezen, zelfs als alle quota of tariefbarrières wegvallen. Maar dan wel op voorwaarde dat zij de wetten van de vrije markt naleven. Het is geen eerlijke match als de tegenpartij tegelijk ook met de handen mag voetballen.”
Nochtans lijken stoffenwever Xu Bohua en zijn collega’s op ShanghaiTex zich als privé-ondernemers van geen kwaad bewust. Volgens David Birnbaum komt maar 10 % van de Chinese textiel- en kledingexport uit staatsbedrijven en zijn de meeste concurrenten keurige zelfstandigen als Xu Bohua. Hans De Gusseme bestempelt ze als “extreem kostenefficiënte familiebedrijfjes: ze zijn enorm flexibel, overuren zijn geen punt en er zijn geen vakbonden”.
Uit dagelijkse contacten met de Chinese textielfabrieken ondervindt Rex Pattyn van BarcoVision dat het onderscheid tussen privé- en overheidsbedrijven moeilijk te achterhalen is. “Het kan best zijn dat de meeste exporteurs privé-bedrijven zijn, maar het hele circuit daarrond wordt op een sluikse manier gesubsidieerd: grondstoffen, de aankoop van machines met bankleningen die nooit helemaal worden terugbetaald, belastingvoordelen à la carte en allerlei exportvoordelen die niet stroken met het WTO-lidmaatschap,” werpt Fa Quix, algemeen directeur van de Belgische textielfederatie Febeltex, op. “Bewijzen kun je het niet. Net zoals westerse financiële experts die de jongste kapitaalinjectie van 45 miljard dollar in twee Chinese banken van dichtbij volgen, niet kunnen achterhalen hoeveel onbetaalde leningen die instellingen écht meesleuren.”
Elementaire rekenkunde toont volgens Quix dat er anomalieën zijn: grondstoffen maken in westerse textielproducten gemiddeld 65 % uit van de kostprijs; 35 % is meerwaarde. Het loonverschil is een feit, maar die kosten zijn door de efficiëntie van onze bedrijven per eenheid product relatief beperkt. “Bijgevolg kunnen de Chinezen niet veel efficiënter zijn dan onze fabrieken als ze marktconforme prijzen zouden aanrekenen. Maar als ze 40 % goedkoper zijn, is alleen onze grondstof al duurder. Omdat hun katoen 20 % onder de wereldprijs ligt en de meeste toeleveringsbedrijven aan die privé-ondernemingen zwaar gesubsidieerde staatsmolochs zijn. Die betalen geen energiekosten, laat staan dat ze milieunormen naleven. Het komt erop neer dat onze industrie concurreert met een Chinese duikboot.”
Ook voor de Europese koepelfederatie Euratex is de maat vol. Filiep Libeert (Libeltex/British Vita), voorzitter van Euratex, dringt erop aan dat de Europese Commissie in navolging van de VS het Chinese geweld met tijdelijke invoerbeperkingen tempert (door de vrijwaringclausule van de WTO). Terwijl hun prijsgemiddelde met 75 % daalde, steeg de Chinese textiel- en kledingexport naar de Europese Unie in 2002 met 100 % tot 600 % in volume voor diverse producten (zie grafiek: De Chinese pletwals). “Dat betekent dat de Chinezen gemiddeld 60 % goedkoper produceren dan de Europese industrie en voor dezelfde producten 22 % tot 46 % goedkoper zijn dan hun concurrerende buurlanden. Zoiets is onmogelijk, dat zijn dumpingprijzen,” zegt Libeert. “Als straks nog eens 24 productcategorieën vrijkomen waarin China zijn quota al voor meer dan 95 % invult, gaat dat een geweldige knal geven. Europa kan niet zomaar één miljoen jobs laten vernietigen.”
Elk bedrijf zijn textielplan
Wat kan er gedaan worden? Jean-François Gribomont windt er geen doekjes om: “De Europese Commissie moet afdwingen dat China ons met gelijke wapens bestrijdt. Wij vragen geen overheidssubsidies; ondernemers moeten hun eigen textielplan klaarstomen. We kunnen concurreren als China zijn munt met 40 % zou opwaarderen. De EU tikt Italië op de vingers voor de euro, in de interne markt worden concurrentieregels angstvallig in het oog gehouden, maar voor de Chinezen rollen we de rode loper uit.”
Utexbel zit in het kwetsbaarste textielsegment, maar is volgens Gribomont bij eerlijke spelregels maar 15 % duurder dan de Chinezen of Azië in het algemeen. “Dat prijsverschil – het mag zelfs het dubbele zijn – overbruggen we door dienstverlening, door onze nabijheid in de grootste consumentenmarkt ter wereld, en door een probleemoplosser te zijn voor de klanten. Zelfs in stoffen voor beschermkledij zijn we nog altijd de nummer één in Europa.”
Han Bekke, algemeen directeur van de Nederlandse kleding-en textielfederatie Modint, plaatst de quotaliberalisering en de Chinese dreiging in perspectief. “Tot nu was textiel vooral een mechanische industrie met chemische veredelingsprocessen. Spinnen, weven, breien en confectie worden steeds meer in lagelonenlanden opgezet. Maar de complexere chemische component, die belangrijker wordt in textielmaterialen – nanotechnologie, plasmamethodes, coaten en lamineren – blijft een troef voor Europa.”
Recent onderzoek van WES Onderzoek & Advies bevestigt de sterke punten van de West-Vlaamse spelers in technisch textiel: de meeste van die bedrijven vertonen een relatief sterke solvabiliteit en een hogere rentabiliteitsratio dan de overige textielbedrijven of de Belgische industrie in het algemeen.
Gribomont verwacht een terugkeer van de slinger en meer evenwicht in de plaatsen waar Europese textiel- en kledingbedrijven grondstoffen en componenten aankopen. “We merken dat de grootdistributie naar Europa terugkeert omdat afhankelijkheid van Azië beperkingen en risico’s inhoudt,” aldus de CEO van Utexbel. “Europese stoffenproducenten moeten creatief op die verschuiving inspelen. Niet de rol in de keten is doorslaggevend, maar de mogelijkheid om mee de regie te voeren.”
Bernard Cruycke van BarcoVision ontwaart de eerste tekenen van overcapaciteit. “De grote golf aankopen van westerse textielmachines deint stilaan uit.” Hij vermoedt dat de Europese textielindustrie zal opveren wanneer China over enkele jaren tot de helft van zijn katoenvezels zal moeten importeren. Wat Charles Beauduin (Van De Wiele) doet hopen dat de mythische consumptiemarkt er vroeg of laat komt, zodat Europa op zijn beurt naar China kan exporteren. “Het komt erop aan dat onze industrie tegen die tijd niet werd platgewalst.”
Erik Bruyland
“België is koploper in Europa, maar na 2005 verdwijnen er mogelijk 15.000 jobs in onze textielindustrie.””De grootdistributie loopt met Belgische ontwerpen naar Chinese stoffenfabrikanten.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier