Hoe bedrijven inspelen op de komende black-out

Luc Huysmans senior writer bij Trends

Alle middelen zijn goed om de dreigende black-out te vermijden. Wie zijn de bedrijven die mee helpen het licht aan te houden?

Op de hoofdzetel van de hoogspanningsnetbeheerder Elia wordt dezer dagen wellicht menige rozenkrans gebeden voor een zachte winter. Want de mathematische berekeningen ogen weinig hoopgevend. Indien de kerncentrale van Doel 4 beschikbaar is, dan gaat wellicht op een dag of twee ‘s avonds het licht uit voor twee tot drie uur. Bij een harde winter stijgt dat naar ongeveer tien dagen. Mocht Doel 4 niet beschikbaar zijn, dan spreken we over twintig dagen van twee, drie uur, en bij slecht weer zelfs over dertig tot veertig dagen, met onderbrekingen tot vier uur per dag.

Dat leidt tot dure lastminuteoplossingen, zoals het tijdelijk sluiten van Doel 1 en 2, die in principe volgend jaar definitief dichtgaan, om ze dan tijdens de winter alsnog te kunnen laten draaien. Dat de wet op de kernuitstap daarvoor verder moet worden uitgehold, en België als investeringsland voor energiebedrijven helemaal de status van bananenrepubliek krijgt, nemen de regeringsonderhandelaars er voor lief bij.

Maar niet alleen Elia werkt aan oplossingen. Energie-efficiëntie, meer energieproductie, meer transportcapaciteit, demand side response en bijschakelen wanneer je kan, zijn ook onderdelen van de nachtwacht: de bedrijven die proberen in donkere dagen het licht aan te houden.

1. Verbruik minder energie

Ode Vlaanderen, de koepel van de hernieuwbare energie, wees er vorige week in een persbericht nog op dat “de gebruikers zelf het net kunnen redden”. Het enige wat ze moeten doen, is zo zuinig mogelijk omgaan met energie.

Bovendien heeft de decentrale productie nog een rol te spelen, weet Ode. Het afschakelplan betekent dat sommige hoogspanningscabines worden uitgezet. Aan hernieuwbare-energieproducenten zoals wind en biomassa zal dan worden gevraagd het net maximaal te voorzien van lokale elektriciteit om het tekort te reduceren.

Het potentieel door energiebesparing is alvast enorm: tot 30 procent van de primaire energievraag (alle energie, dus ruimer dan alleen elektriciteit, nvdr) in 2030, berekende McKinsey in opdracht van het VBO.

Ook de industrie kan nog stappen doen. In samenwerking met Energyville start i-Cleantech Vlaanderen met de uitrol van een methodologie om lerende netwerken in energie-efficiëntie te activeren. Bart Vercoutere, algemeen directeur van i-Cleantech Vlaanderen: “Er gebeurt heel wat rond energie-efficiëntie bij onze bedrijven, maar er is amper tijd om binnen ons industrieel weefsel met elkaar daarover te spreken.”

De twee organisaties brengen nu telkens tien bedrijven samen, waarbij de klemtoon ligt op implementatie. “Elk bedrijf heeft wel iets gedaan, dat wellicht ook haalbaar is voor andere. Dus in plaats van met dure audits en studies te werken, krijgen ze nu bijzonder praktische tips. Veel bedrijven kunnen een energie-update gebruiken: hoe pak je dat aan?”

2. Produceer meer (groene) energie

Als er te weinig energie is, moet je er meer produceren. Met ons verouderde productiepark is het openhouden van de oudste kerncentrales een strategische miskleun. Want het is niet in de laatste plaats door de onzekerheid of ze moeten concurreren met afgeschreven kernreactoren, dat investeringen in klassieke energieproductie, zoals gascentrales, uitblijven. Daar zitten, behalve dat wispelturige overheidsbeleid, ook de ellenlange procedures én de lage marktprijs daar ook voor iets tussen.

Sinds de gas-en-stoomturbines van T-Power in 2011 in Tessenderlo commercieel in gebruik werden genomen — al lagen ze door de marktomstandigheden de eerste jaren vooral stil — is er amper productie bij gekomen. Het hernieuwbare-energiebedrijf NPG Energy opende vorige week in Antwerpen met NPG Bio II de eerste van drie biogasinstallaties die het de komende twaalf maanden wil bouwen, maar het gaat om amper 3MW. De Vlaamse wetgeving heeft de ondersteuning voor dat type centrales drastisch ingeperkt, waardoor het potentieel volgens NPG-topman André Jurres “tot nul wordt herleid. Terwijl ze op termijn wel een centrale van 400 MW zouden kunnen vervangen”.

Zoals het er nu naar uitziet, kan de eerstvolgende grootschalige productie-eenheid die in gebruik wordt genomen, weleens de biomassacentrale van Belgian Eco Energy in Gent zijn. Topman Michael Corten hoopt begin december de bouw- en milieuvergunning te hebben, en verwacht dat tegen maart-april de financiering van ruim 300 miljoen euro volledig rond zal zijn. “We voeren gesprekken met geïnteresseerde partijen, waaronder een paar wereldbedrijven, uit binnen- en vooral buitenland.”

De achilleshiel van het project, de brandstofbevoorrading, is voor 30 procent verzekerd, een percentage dat tegen november moet stijgen naar 80 tot 90 procent. “Een zeer zware oefening, omdat we met duurzame brandstoffen willen werken, zoals korteomloopgewassen die we telen in plaats van ongewenste gewassen (invader bush, dat de originele vegetatie verstoort, nvdr). Maar zodra de oefening gedaan is, kan een volgende installatie een pak sneller worden gerealiseerd, in België of elders. Onze energie verkopen we gedeeltelijk rechtstreeks aan industriële klanten, en gedeeltelijk aan nutsbedrijven. En we onderzoeken ook of we de warmte kunnen benutten in de haven en het noorden van Gent.”

3. Verhoog de importcapaciteit

Elia rekent voor de bevoorrading deze winter op 3500 MW importcapaciteit. Al is het niet zeker of er in Europa wel voldoende energie te vinden zal zijn in andere landen. De aankondigingen in het Verenigd Koninkrijk (mogelijk ook problemen deze winter), Frankrijk en Duitsland (vanaf 2016) klinken niet hoopgevend.

Hoe dan ook is het een verstandige oplossing de importcapaciteit maximaal te verhogen, want op langere termijn moet het de bedoeling kunnen zijn Noordse windenergie, stroom uit Oostenrijkse watercentrales, Franse kernenergie en Duitse, Spaanse of Italiaanse zonne-energie zo vlot mogelijk naar de plaats van consumptie te brengen. De hoogtechnologische kabels van Lamifil in Hemiksem kunnen wellicht een rol spelen. De ploeg van gedelegeerd bestuurder John Dejaeger bestormt de markt met twee producten: ultra high conductivity-geleiders (UHC), en hogetemperatuurgeleiders.

De UHC-kabels, gemaakt van aluminium met een legering van silicium, zirkonium en mangaan, zijn in de eerste plaats bedoeld om het energieverlies dat onvermijdelijk met het transport van elektriciteit gepaard gaat, te beperken. De kabels zijn uiteraard iets duurder, maar door de lagere stroomverliezen leveren ze, naast een lagere CO2-uitstoot, een jaarlijkse kostenbesparing van ongeveer 2200 euro per kilometer kabel. “Daardoor ligt de totale kostprijs voor de gemeenschap veel lager”, weet Dejaeger.

Nieuwe hoogspanningslijnen aanleggen is, weet Elia, een proces van jaren. Een eenvoudiger oplossing is de capaciteit van de bestaande lijnen te verhogen. De hogetemperatuurgeleiders van Lamifil kunnen die zelfs verdubbelen, verzekert Dejaeger. Een ‘gewone’ kabel werkt op een temperatuur van 60 tot 70 graden Celsius. De HTLS-kabels kunnen grote piekbelastingen opvangen doordat ze ook functioneren tot temperaturen van 200 graden. “Op die momenten is er wel meer netverlies, maar ook hier zijn technologische verbeteringen mogelijk. Het voordeel op korte termijn van dit type kabels is zeer groot in vergelijking met de jarenlang aanslepende procedures voor nieuwe tracés.”

4. Vergroot het afschakelbare vermogen

Bij zijn berekeningen over het te verwachten energietekort houdt Elia rekening met strategische reserves. Dat zijn enerzijds twee elektriciteitscentrales, van E.ON in Vilvoorde en EDF-Luminus in Seraing, die normaliter gesloten zouden worden, maar op verzoek van Elia toch worden opengehouden. Die leveren 750 MW op. Ook in het sturen van de vraagzijde — bedrijven die een deel van hun activiteiten tijdelijk op een laag pitje zetten — hoopt Elia 100 MW te vinden.

Die 100 MW wordt grotendeels beheerd door het Antwerpse ReStore. De staalbedrijven ArcelorMittal in Marchienne-au-Pont en Aperam in Châtelet zijn, naast ondernemingen uit de petrochemie, cementindustrie, metaalsector en agrovoeding, klant bij het bedrijf dat in 2010 werd opgericht door Pieter-Jan Mermans en Jan-Willem Rombouts.

Zij beheren een portefeuille waarin voor meer dan 1000 MW aan industriële installaties zit. Die mogen niet allemaal tegelijk worden afgeschakeld, maar door ze te bundelen, kan ReStore wel aan Elia garanderen dat het binnen de 15 seconden de energievraag voldoende kan verminderen.

Terwijl ReStore zich bewust alleen op de reservemarkt richt, mikt Actility Benelux, dat zich in maart 2013 op de markt begaf, ook op stroomverkoop op de evenwichtsmarkt. Het bedrijf is een joint venture van het Belgische Enerflexy van Pierre Verbruggen, Joeri Uyttendaele, Ivo Van Vaerenbergh en Cedric De Jonghe, met het Franse Actility. De onderneming heeft onder andere een proefproject lopen bij De Watergroep. Want, klinkt het: “Het waterleidingennet, koelinstallaties, elektrische verwarmingen, noodgeneratoren enzovoort zijn eigenlijk allemaal batterijen.”

Door voor het eerst de noodgeneratoren van ziekenhuizen aan te spreken vanop het distributienet zorgde het bedrijf in februari voor een primeur op de Belgische energiemarkt. Het oogt veelbelovend: er zijn naar schatting voor zowat 1200 MW noodgeneratoren, meer dan een grote kerncentrale. Van Vaerenbergh: “Door ze te koppelen aan ons centraal communicatieplatform, zou je een deel daarvan intelligent kunnen inzetten.”

Ten slotte is er het Franse Energy Pool, dat in 2013 met Elia een contract sloot voor een pool van 20 MW afschakelbaar vermogen. In Frankrijk beheert de groep, die een samenwerkingsakkoord sloot met Schneider Electric, naar eigen zeggen 1200 MW afschakelbaar vermogen, het equivalent van een grote kerncentrale.

5. Schakel bij wanneer je kan

Om de energieleveranciers aan te sporen in de moeilijke wintermaanden niet meer stroom te verkopen dan ze zelf produceren, heeft Elia het onevenwichtstarief vastgelegd op 4500 euro per MW. Dat tarief treedt in werking indien er een stroomtekort is en de strategische reserves worden aangesproken, maar de hoogte ervan — anderhalve keer de hoogst toegelaten marktprijs op de meeste Europese energiebeurzen — opent uiteraard perspectieven.

Daar speelt het Nederlandse Powerhouse voor een stuk op in, al gaat het aanbod ruimer dan alleen de onevenwichtsmarkt. Het bedrijf is met zijn energieplatform een jaar actief op de Belgische markt. Het mikt vooral op prosumenten: bedrijven die niet alleen zelf energie verbruiken, maar er ook produceren. De klanten komen dan ook vooral uit de glastuinbouw en industriële sectoren.

Onder meer Van Gansewinkel en Hooge Maey (afval), Deceuninck (kunststoffen), Homifreez (koel en vries), Cordeel (bouwonderneming met zonneparken), Milcobel (voeding) verhandelen zelf hun elektriciteit. Dat kunnen ze doen door ze maanden op voorhand vast te klikken op de termijnmarkt, maar ze kunnen ook intraday handelen op de onbalansmarkt.

“Bij een klassieke leverancier betaal je een gemiddelde prijs. Via onze software kunnen ze de heel dure uren vermijden om energie aan te kopen, of er juist gebruik van maken om dan hun energie te verkopen. Denk bijvoorbeeld aan de warmtekrachtcentrales in de tuinbouw”, weet CEO Jaap De Jong.

In Nederland is zowat 1700 MW opwekbaar vermogen gekoppeld aan het Powerhouse-platform, in België ongeveer 100 MW. Ook in het Verenigd Koninkrijk is het bedrijf actief, al werkt het daar samen met de Britse organisatie npower.

LUC HUYSMANS

“Elk bedrijf heeft wel iets gedaan dat haalbaar is voor andere” Bart Vercoutere

“We onderzoeken of we de warmte kunnen benutten in de haven en het noorden van Gent” Michael Corten

Hoogtechnologische kabels kunnen de importcapaciteit vergroten. John Dejaeger

Er zijn naar schatting voor zowat 1200 MW noodgeneratoren, meer dan een grote kerncentrale. Ivo Van Vaerenbergh, Olivier Hersent en Pierre Verbrugge

Powerhouse mikt vooral op bedrijven die niet alleen zelf energie verbruiken, maar er ook produceren. Jaap De Jong

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content