Het verenigde falen van Europa

Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

De cijfers zijn beschamend voor Europa. Het economische herstel in de Verenigde Staten is na de grote recessie van 2009 niet overtuigend, maar zelfs tegenover die trage groei heeft de eurozone de voorbije jaren 10 procent achterstand opgelopen. De eurozone is in vergelijking met 2008 nog altijd 2 procent armer, al zijn er grote verschillen tussen de lidstaten. Dat steekt schril af tegen de Verenigde Staten, die intussen 8 procent rijker zijn. Die kloof dreigt bovendien nog groter te worden. In de Verenigde Staten zit het herstel vrij stevig in het zadel, terwijl in Europa het gevaar van een triple dip opdoemt, na de recessies van 2009 en 2011, die werden afgewisseld met armtierige oplevingen. Triest.

Intussen doemt voor Europa ook de vrees op voor een seculaire stagnatie, of een nulgroei van tien à twintig jaar. De crisis van 2008-2009 wordt zo mogelijk het portaal naar een nieuw economisch tijdperk: van een periode van schuldgedreven groei naar een lange periode van economische winterslaap. De achterstand in private en publieke investeringen heeft grote schade aangericht. De potentiële groei in Europa is verweerd tot nog amper een procentje. Daar betaal je de vergrijzing niet mee.

Stagnering hoeft geen fataliteit te zijn, dat bewijzen de Verenigde Staten. Al heeft dat land een portie meeval. Dankzij de toenemende beroepsbevolking boeken de Verenigde Staten nog altijd een vrij stevig demografisch dividend, wat jaarlijks bijna automatisch 1 procent groei oplevert. In het eurogebied is die arbeidsbijdrage nagenoeg verdwenen. De Verenigde Staten hebben ook het geluk dat ze toegang hebben tot goedkope energie door de schaliegasrevolutie. Toch volstaat dat niet om de groeikloof met Europa te verklaren. Het overheidsbeleid speelt ook een rol. In dat vak zijn de Verenigde Staten nipt geslaagd, maar is Europa dik gezakt.

Neem het budgettaire beleid. Europa ging in 2010 te vroeg op de fiscale rem staan, waardoor het herstel weinig kans op slagen had. De sterkere eurolanden eisten een strikt begrotingsbeleid, uit wantrouwen dat de zwakkere eurolanden opnieuw te weinig inspanningen zouden doen. Die patstelling is er nog altijd. De sterkere eurolanden — Duitsland op kop — zouden hun budgettaire beleid kunnen versoepelen, als in ruil vooral Italië en Frankrijk meer zouden hervormen. Maar geen van beide kampen wil veel toegeven. Er is op termijn een gevaarlijke breuklijn tussen de landen die een zwakke Latijnse euro willen en de landen die een sterke Germaanse euro willen. Niet toevallig liep de rentespread tussen Frankrijk en Duitsland vorige week opnieuw op, net zoals in de hoogdagen van de eurocrisis in 2012. De gevaarlijke eurobreuklijn loopt nu op de grens tussen Duitsland en Frankrijk, en kan tot het einde van de euro leiden.

Het alternatief is de uitbouw van een volwaardige politieke en fiscale unie naar Amerikaans voorbeeld, die euro-obligaties kan uitgeven, die in slechte tijden een expansiever en in goede tijden een restrictiever beleid kan voeren, en die een strikte controle kan uitoefenen op hervormingen in landen in moeilijkheden. Van dat ideaalbeeld is Europa nog ver verwijderd, een paar successen niet te na gesproken. Er is vooruitgang in de begrotingsconsolidatie, er is iets wat lijkt op een bankenunie, en in een aantal landen is gewerkt aan de concurrentiekracht.

Niet alleen het begrotingsbeleid, ook het geldbeleid wordt gegijzeld door Europese tweespalt. Terwijl de Amerikaanse centrale bank de voorbije jaren het deflatiegevaar agressief heeft bekampt, heeft de Europese centrale bank onder Duitse druk te weinig gedaan. De Verenigde Staten ruimden ook veel sneller puin in hun banksector en voerden al in 2009 een geloofwaardige stresstest uit. Europa maakt pas zondag de resultaten bekend van de eerste geloofwaardige stresstest. Er mag enige hoop worden gekoesterd dat de kredietstroom naar de bedrijven eindelijk begint te ontdooien, op voorwaarde dat ondernemers opnieuw bereid zijn te investeren. Een beter macrobeleid en een scheut competitiviteit zouden al wonderen doen.

Intussen moet de zwakkere euro de meubelen redden. Maar verwacht geen mirakels, want door het gebrek aan interne vraag boekt de eurozone een stevig overschot op de handel met het buitenland. Europa is in dat opzicht het nieuwe China. Voor regio’s met handelsoverschotten is een zwakke munt eerder de uitzondering dan de regel. En devalueren om wat te kunnen groeien, is ook vrij beschamend.

DAAN KILLEMAES

In de Verenigde Staten zit het herstel vrij stevig in het zadel, terwijl in Europa het gevaar van een triple dip opdoemt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content