Het tijdperk van de transparantie
De afgelopen maanden hebben de media uitvoerig bericht over allerlei initiatieven om de fiscale transparantie te vergroten. Zo heeft zowel Ecofin als de G8 verkondigd dat er behoefte is aan meer internationale samenwerking om de strijd tegen de internationale belastingontwijking aan te gaan. Tegen eind dit jaar worden ingrijpende maatregelen verwacht die de uitwisseling van bancaire gegevens binnen en buiten Europa mogelijk maken. Bij ons heeft de regering-Di Rupo maatregelen genomen die de fiscale privacy van de burgers substantieel doen afbrokkelen — denk maar aan de afschaffing van het Belgische bankgeheim en aan de aangifteplicht voor buitenlandse spaarverzekeringen. De tendens naar meer fiscale transparantie is niet nieuw en wordt sterk gevoed door de budgettaire problemen van de overheden.
Voor de aanzet tot die omwenteling moeten we teruggaan tot de G20-top van 3 april 2009 in Londen. De OESO heeft daar een zwarte en een grijze lijst van ‘belastingparadijzen’ bekendgemaakt — landen die niet bereid waren met andere landen bankgegevens uit te wisselen voor fiscale doeleinden. Het stigmatiserende effect van die name and shametechniek heeft een sneeuwbal op gang gebracht, die tot op vandaag van de berg blijft rollen. Sinds die G20-top is de internationale gemeenschap massaal wakker geschud en worden overal ter wereld akkoorden gesloten om internationaal samen te werken. Zo heeft België sinds 2009 met 42 landen verdragen over de uitwisseling van bankgegevens afgesloten.
Sinds 2009 is een ware fiscale revolutie bezig. Het tijdperk van de fiscale transparantie is stilaan ingetreden. Vermogen dat zichtbaar wordt, is belastbaar voor de overheid. De toenemende zichtbaarheid van vermogens is daarom slecht nieuws voor de spaarder die zwart en grijs geld heeft. Ook daar speelt de regering-Di Rupo op in. Op 27 juni 2013 heeft het parlement een nieuwe fiscale regularisatiewetgeving aangenomen, die loopt van 15 juli tot en met 31 december 2013. Het is de bedoeling dat zo veel mogelijk mensen van dat regularisatiesysteem gebruikmaken.
Op een paar punten na zit die wetgeving vrij goed ineen en biedt ze mooie perspectieven voor de berouwvolle belastingzondaar. Voor de fraude die niet fiscaal is verjaard — dat wil zeggen: die niet ouder is dan zeven jaar voor de inkomstenbelasting en de btw, en niet ouder dan tien jaar en vijf maanden voor successierechten — bepaalt de wet dat de belastingplichtige die fraude kan regulariseren door het normaal verschuldigde belastingtarief te betalen. Daarop wordt dan wel een tariefverhoging van 15 procent als boete aangerekend voor gewone fraude, en van 20 procent voor ernstige fraude. Voor fraude die fiscaal verjaard is, geldt een uniform tarief van 35 procent op het te regulariseren kapitaal. Dat dekt alle mogelijke belastingschulden, wat mooie voordelen kan opleveren, gezien de tarieven van de personenbelasting oplopen tot 50 procent, en de successierechten in Vlaanderen tot 65 procent en in Brussel en Wallonië zelfs tot 80 procent.
Die regeling lijkt positief, maar dat betekent niet dat er geen problemen te verwachten zijn. Vooral de Raad van State had nogal wat fundamentele opmerkingen, die de wetgever schromelijk heeft genegeerd. Zo heeft de raad er een probleem mee dat een federale wet ook de regularisatie van de registratie- en de successierechten regelt. Ze is van mening dat de regularisatie van gewestelijke belastingen een bevoegdheid van de gewesten is. Een tweede probleem is dat de regeling volgens de Raad van State discriminerend zou werken, omdat ze voor de niet-verjaarde fraude een onderscheid maakt tussen gewone en ernstige fraude, maar dat niet meer doet voor verjaarde fraude. Toch doet de stormloop naar het Contactpunt Regularisaties nu al vermoeden dat de regularisatie een groot succes wordt.
De auteur is advocaat en hoogleraar fiscaal recht.
MICHEL MAUS
Sinds 2009 is een ware fiscale revolutie bezig. Het tijdperk van de fiscale transparantie is stilaan ingetreden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier