Daan Killemaes
Het spuug van de euro
Hopelijk is het speeksel van Herman Van Rompuy van goede kwaliteit, want echte lijm is voorlopig niet voorhanden om de euro duurzaam bij elkaar te plakken.
Niet inspirerend als het goed gaat, en onuitvoerbaar als het slecht gaat. Dat was het lot van het Verdrag van Maastricht, en dat wordt ook het lot van de aangescherpte regels die de eurolanden tot budgettaire discipline moeten bewegen. De voorstellen van de taskforce van Europees president Herman Van Rompuy en van de Europese Commissie zijn weliswaar een verdienstelijke poging om de levensvatbaarheid van de euro op langere termijn te verbeteren, maar zwaaien met boetes en straffen zijn niet meer dan een zwaktebod, omdat het enige echte alternatief, een politieke unie, te hoog gegrepen is. Met als resultaat dat reddingsfondsen van Europa en IMF en noodkredieten van de Europese Centrale Bank de euro in crisismomenten bij elkaar moeten houden.
Alleen een politieke unie kan een muntunie duurzaam aan elkaar lijmen. Een lidstaat in moeilijkheden, zoals Griekenland, zou dan kunnen rekenen op Europese federale solidariteit. Maar in ruil voor die zekerheid moeten de lidstaten een stevige prijs betalen: ze moeten politieke macht afstaan. Grieken krijgen dan bijvoorbeeld wel geld van Europa, maar Brussel en niet meer Athene zal de touwtjes in handen hebben om een beter economisch beleid af te dwingen, voor het kalf helemaal verdronken is, zoals nu. Europa moet daarbij opletten voor de Belgische fout, waarbij de ontvangende deelstaten een vetorecht hebben tegen een beter economisch beleid. Die fout is te vermijden als de zondaar Griekenland is, maar minder vanzelfsprekend als de ontvangende regio Frankrijk zou heten. Het mag in elk geval duidelijk zijn dat een politieke unie nog een verre droom (of nachtmerrie voor de eurosceptici) is. Vandaag is er zelfs met moeite overeenstemming te vinden over het flauwe afkooksel van strengere regels.
Politici lijken maar niet te willen begrijpen dat ze een soeverein economisch beleid hebben afgestaan op het moment dat ze hun handtekening hebben gezet onder de toetreding tot de euro. Deelname in een muntunie verplicht landen om een gezond economisch beleid te voeren, de overheidsfinanciën in de gaten te houden, en de concurrentiepositie te verdedigen. Slecht beleid kan, op voorwaarde dat het gecompenseerd wordt door seriële devaluaties, maar die mogelijkheid is dus afgesloten voor de eurolanden. Slecht beleid kan ook een halt toegeroepen worden als kapitaalvlucht een land dwingt tot betere inzichten. Maar net hier ging het mis in het eurogebied. De kapitaalvlucht bleef uit omdat investeerders – terecht – rekenden op een impliciete Europese waarborg. De aanhoudende instroom van kapitaal financierde op die manier lange tijd een slecht beleid in Griekenland, Portugal, Ierland en Spanje.
De aangescherpte regels pakken deze ongebreidelde kapitaalstromen niet aan. Nochtans is dit de grootste constructiefout van de euro, en daarom is een oplopend tekort op de handelsbalans of een bubbelende kredietverlening in een land een belangrijker waarschuwingssignaal dan een oplopend tekort op de begroting. Zolang deze kapitaalstromen niet worden ingedamd, zal de eurozone vroeg of laat zichzelf uit elkaar trekken. Maar landen die te veel teren op buitenlands kapitaal, zoals ook Frankrijk, worden niet aan de oren getrokken. Laat staan dat landen die te veel geld oppotten, zoals Duitsland, aangemaand worden om meer uit te geven. Zolang de lidstaten daar niet willen van weten, kunnen we alleen maar hopen dat de spuug het houdt.
Daan Killemaes, chief economist van Trends
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier