Het spel van de afrondingen

Ook dit jaar worden de bedragen in de personenbelasting aangepast aan de evolutie van het indexcijfer.

Hoeveel mag zoon- of dochterlief als jobstudent bijverdienen tijdens de vakantie? Dat hangt ervan af. Wie een kind fiscaal als persoon ten laste in aanmerking wil laten komen, moet ervoor zorgen dat het aan de gestelde voorwaarden voldoet. Die houden onder meer in dat het kind in de regel maximaal 60.000 frank nettobestaansmiddelen mag hebben, met dien verstande dat dit bedrag jaarlijks wordt aangepast aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen.

Het bedraagt op dit ogenblik – dit wil zeggen, voor het inkomstenjaar 2000, aanslagjaar 2001 – na indexaanpassing 76.000 frank. Hetzelfde dus als vorig jaar. Dat komt door het spel van de afrondingen.

Bij de indexaanpassingen worden de bedragen in de regel afgerond naar het hogere of lagere duizendtal. Als het bedrag, na vermenigvuldiging met de indexatiecoëfficiënt, wat de honderdtallen betreft, 500 bereikt of overstijgt, dan wordt het afgerond naar het hogere duizendtal; bereikt het deze grens niet, dan wordt het afgerond naar het lagere duizendtal.

Voor het aanslagjaar 2000 bedroeg de grens inzake de nettobestaansmiddelen na toepassing van de indexatiecoëfficiënt 75.552 frank; dus werd er afgerond naar het hogere duizendtal (76.000 frank). Voor het aanslagjaar 2001 bedraagt dezelfde grens 76.398 frank, met als gevolg dat nu moet worden afgerond naar het lagere duizendtal, dus opnieuw naar 76.000 frank.

Netto.

Bij de berekening van de toegelaten bestaansmiddelen is netto gelijk aan bruto min de werkelijke kosten die men bewijst te hebben gemaakt om de bestaansmiddelen te verkrijgen of te behouden. Bij gebrek aan bewijskrachtige gegevens mag in ieder geval 20% worden afgetrokken (met, wanneer de bestaansmiddelen uit beroepsinkomsten bestaan, een minimaal bedrag van 13.000 frank). In de veronderstelling dat men toepassing maakt van het kostenforfait van 20%, is 76.000 frank netto derhalve gelijk aan 95.000 frank bruto.

Hoger.

Het toegelaten bedrag van de nettobestaansmiddelen is hoger wanneer het gaat om kinderen van een alleenstaande (in de fiscale betekenis van het woord, dat wil zeggen, iemand die niet gehuwd is; of die wel gehuwd is, maar al minstens sedert het voorbije jaar feitelijk gescheiden leeft). Die kinderen mogen voor het aanslagjaar 2001 netto 115.000 frank bestaansmiddelen hebben (2000 meer dan vorig jaar). In de veronderstelling dat ook hier weer toepassing gemaakt wordt van het kostenforfait van 20%, komt dit neer op een brutobedrag van 143.750 frank. Een gehandicapt kind dat ten laste van een alleenstaande is, mag een nog hoger bedrag aan bestaansmiddelen hebben: voor het aanslagjaar 2001 ligt de grens op netto 153.000 frank (ook hier 2000 frank meer dan vorig jaar), wat bruto – bij toepassing van het kostenforfait van 20% – uitkomt op 191.250 frank.

Minimum.

Het belastingvrije minimum van fiscale alleenstaanden stijgt voor het aanslagjaar 2001 onder invloed van de indexatie naar 210.000 frank (2000 frank meer dan vorig jaar). Het belastingvrije minimum van echtgenoten bedraagt voor hetzelfde aanslagjaar 167.000 frank per echtgenoot. Dat is ook 2000 frank meer dan vorig jaar, maar nog steeds veel minder dan het belastingvrije minimum waarop alleenstaanden recht hebben (210.000 frank). De kloof blijft dus groot, en dit ondanks de verhoging die de vorige regering nog heeft doorgevoerd. Maar die verhoging bedroeg dan ook slechts 1000 frank per echtgenoot.

Verhoging.

Ook de verhogingen van de belastingvrije som gaan onder invloed van de indexatie omhoog. Wie één kind ten laste heeft, heeft voor het aanslagjaar 2001 recht op een verhoging van de belastingvrije som met 45.000 frank (1000 frank meer dan vorig jaar); bij twee kinderen is dat 115.000 frank (2000 frank meer dan vorig jaar), bij drie kinderen 258.000 frank (plus 3000 frank), bij vier kinderen 417.000 frank (plus 5000 frank), en vanaf het vijfde, per kind boven het vierde, 159.000 frank (2000 frank meer dan vorig jaar).

Noteer in dit verband dat niet meer samenwonende ouders met gemeenschappelijke kinderen, met ingang van het aanslagjaar 2000 het recht hebben om deze verhogingen van de belastingvrije som onder elkaar te verdelen. Maar of deze maatregel in de praktijk veel succes zal kennen, is nog zeer de vraag. Voor de omdeling is immers vereist dat de beide ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen en gezamenlijk het hoederecht hebben over de kinderen. Bovendien moeten zij gezamenlijk en schriftelijk een aanvraag indienen en bij de aangifte voegen. Aan de omdeling is voorts een verrassend gevolg verbonden: voor de kinderen waarvoor de omdeling wordt gevraagd, kunnen geen onderhoudsgelden in aftrek worden gebracht.

Overlijden.

Het belastingvrije minimum wordt daarnaast, in voorkomend geval, nog met andere bedragen verhoogd. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer het huwelijk in het inkomstenjaar door overlijden ontbonden is. Voor wie daarmee te maken heeft, weze vermeld dat de wijze waarop deze verhoging berekend wordt, vorig jaar – net voor de parlementsontbinding – gewijzigd werd. Voorheen, dit is tot en met het aanslagjaar 1999, werd de belastingvrije som van de langstlevende echtgenoot onder bepaalde voorwaarden met een vast bedrag verhoogd. Maar die manier van werken had tot gevolg dat het voordeel van het (door het overlijden) weggevallen huwelijksquotiënt niet altijd volledig werd gecompenseerd. Vandaar dat men de verhoging nu anders berekent. De nieuwe berekeningswijze moet garanderen dat het weggevallen huwelijksquotiënt nu wel volledig wordt gecompenseerd. Maar de manier waarop dat gebeurt, is erg ingewikkeld. Een goed belastingberekeningsprogramma is geen overbodige luxe.

Drie.

De belastingvrije som wordt met een bijkomend bedrag verhoogd voor ieder kind dat jonger is dan drie jaar en voor wie geen kinderoppaskosten in aftrek worden gebracht. Tot en met het aanslagjaar 1999 bedroeg het basisbedrag van deze verhoging 10.000 frank (aangepast aan de index was dat 13.000 frank). Dat basisbedrag werd op initiatief van de nieuwe regering verhoogd naar 13.000 frank. Aangezien dat nieuwe basisbedrag nog aan het indexcijfer van de consumptieprijzen moet worden aangepast, klimt de verhoging voor het aanslagjaar 2000 op naar 16.000 frank, en voor het aanslagjaar 2001 naar 17.000 frank.

Sparen.

Enkele andere opvallende bedragen. Het maximaal bedrag van het fiscaal vriendelijk pensioensparen blijft, ook weer door het spel van de afrondingen van de aan de index aangepaste bedragen, voor het aanslagjaar 2001 geplafonneerd op 22.000 frank.

Een status-quo ook voor het maximaal bedrag van de belastingvrije interesten op een spaarboekje (56.000 frank). Idem voor het maximaal bedrag van de kapitaalaflossingen en de premies van individuele levensverzekeringen die in het kader van het langetermijnsparen voor belastingvermindering in aanmerking komen (67.000 frank).

Giften.

En het minimumbedrag van een gift die men fiscaal in aftrek wil brengen, wijzigt evenmin: 1000 frank. Een en ander betekent dat het aan de index aangepast minimumbedrag van de aftrekbare giften nog steeds gelijk is aan het niet-geïndexeerd basisbedrag. Dat minimumbedrag is weliswaar ook aan het indexmechanisme onderworpen. Maar door de gevolgde afrondingsregels zal het nog vele jaren duren voor dit bedrag effectief een wijziging zal ondergaan.

Voor de belastingplichtigen is dit uiteraard, in dit geval, geen slechte zaak: want hoe langer het duurt vooraleer het minimumbedrag van de aftrekbare giften wordt aangepast aan de evolutie van het indexcijfer, hoe langer kleine giften in aftrek kunnen worden gebracht. En door de munterosie worden die giften verhoudingsgewijs steeds kleiner. Een aftrekbare gift van 1000 frank anno 2000 is immers niets in vergelijking met een zelfde (ook aftrekbare) gift van tien jaar geleden.

Tarief.

Belangrijk is dat de schalen van de personenbelasting ook voor het aanslagjaar 2001 aangepast worden aan de evolutie van het indexcijfer. Men zal zich immers herinneren dat deze automatische indexatie in het voorbije decennium gedurende verschillende jaren buitenspel is gezet. Die non-indexatie kwam neer op een sluipende belastingverhoging. Zodra de lonen onder invloed van de inflatie verhoogden, en dus aangepast werden aan de evolutie van het indexcijfer, kwamen zij terecht in hogere belastingschijven die zelf niet aangepast werden aan de indexevolutie.

Die sluipende belastingverhoging werd met ingang van het aanslagjaar 2000 stopgezet. De schijven van het belastingtarief werden opnieuw geïndexeerd. En hetzelfde is voor het aanslagjaar 2001 gebeurd.

En wat met de toekomst? Als alles volgens plan verloopt, moet de regering na de zomervakantie uitpakken met een ambitieus plan om de personenbelasting ten gronde te hervormen. Welke richting die uitgaat, is op dit ogenblik nog niet geweten. Maar dat die hervorming de jaarlijkse indexatie zou kunnen vergeten, mag hopelijk bij de onwaarschijnlijke veronderstellingen worden gecatalogiseerd.

jan van dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content