“Het personeelsbeleid in het onderwijs loopt 20 jaar achter “
Jongeren hebben geen negatief beeld van ondernemers, maar toch richten ze zelden een bedrijf op. Wat schort er precies? Trends stuurde een week lang twee bedrijfsleiders terug naar school. En omgekeerd liepen twee leerkrachten stage in het bedrijfsleven. Wat leerden ze uit dit merkwaardige experiment?
Hoe overbrug je de kloof tussen onderwijs en bedrijfsleven? Simpel: je brengt de twee samen. Eddy Geysen, de voormalige topman van General Motors Belgium en voorzitter van de Agoria task force voor de automobielsector, trok naar de Technische Scholen Mechelen; zijn collega Walther De Reuse, de voormalige chief executive officer (CEO) van de Ieperse weefgetouwenproducent Picanol en de plaatbewerkingsmachineproducent LVD, liep stage in een ASO-school, het Koninklijk Atheneum in Denderleeuw.
Omgekeerd trokken de economieleerkrachten Monique Kellens (Koninklijk Atheneum in Turnhout) en Pieter Dhuyvetter (Spes Nostra in Heule) naar GM Belgium en Picanol. Hun opdracht: onderzoeken wat scholen kunnen leren van het bedrijfsleven en wat ondernemingen kunnen opsteken van het onderwijs.
Vandaag, donderdag 17 februari, proberen ze samen met Vlaams minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (SP.A) en zijn collega van Economie Fientje Moerman (VLD) bruggen te bouwen tussen industrie en school. Professor Hans Crijns van de Vlerick Leuven Gent Management School en expert in ondernemerschap, reflecteert over de stellingen en de antwoorden van de politici.
Laten we positief beginnen: jongeren hebben wellicht een minder negatief beeld van ondernemers dan soms wordt gedacht. “Balthazar Boma uit de televisiereeks FC De Kampioenen en andere tv-ondernemers zijn voor onze jeugd níét het archetype van de ondernemer,” vindt Walther De Reuse. “Er zijn nog steeds aardig wat scholieren die het zien zitten om een eigen zaak te starten; in sommige klassen zelfs meer dan de helft van de leerlingen. Al valt wel op dat ze zichzelf bepaalde eigenschappen, die ze nodig achten voor een geslaagd ondernemerschap, níét toedichten: creativiteit, initiatief nemen. Normaal zijn er twee soorten ondernemers. De enen worden het omdat ze een opportuniteit zien, de anderen uit noodzaak: omdat ze geen andere manier zien om een inkomen te verwerven. Wel, die laatste soort vind je in Vlaanderen niet.”
Maar tussen het imago en de droom van een naadloos in elkaar vloeiende overstap van de schoolbanken naar een carrière als ondernemer zitten nog wel een paar struikelstenen. Een groepsgesprek over zes stellingen.
1. Scholen moeten makkelijker toegang krijgen tot moderne apparatuur
Mechelen, 14 januari, 9.00 uur. Eddy Geysen overlegt met een groep leerlingen van de Technische Scholen Mechelen. De school van directeur ad interim Karel Hertens kan pronken met hypermoderne machines van remsystemenfabrikant Continental Teves. “Maar,” krijgt Geysen voor de voeten geworpen van leerling Yannick Van Asch uit het zesde jaar Auto TSO, “meer dan de helft van de wagens in België rijdt op diesel en die zien we hier amper.” “Niet dat we dat de school verwijten, die heeft geen geld,” pikt zijn klasgenoot Brecht Keuleers in. “Maar ik betwijfel toch een beetje of bedrijven de scholen willen bijstaan. Zij moeten winst maken, hé,” vult Thomas Huybrechts aan.
Eddy Geysen. “De technologie evolueert snel en iemand opleiden in verouderde technieken bevordert de integratie van die persoon op de werkvloer niet echt. De leerlingen vroegen tijdens mijn bezoek of het mogelijk was om in te haken op de moderne technieken. Bedrijven zouden bijvoorbeeld een meetsysteem, een nieuw autotype of een onderdeel ter beschikking moeten stellen van de scholen, vinden ze. Ik denk dat die bereidheid bij de industrie zeker aanwezig is, hoewel het natuurlijk niet mogelijk is om elke school uit te rusten met de nieuwste apparatuur. Er zijn in Vlaanderen enkele regionale technische centra, waar scholen hoogtechnologische toepassingen delen, maar ik denk dat er best een overheidsinstantie komt die als coördinator optreedt. Die kan er dan voor zorgen dat apparatuur die een Limburgs bedrijf ter beschikking stelt, bijvoorbeeld ook een tijdje in een regionaal technisch centrum in West-Vlaanderen terechtkomt.”
2. Het uitwisselen van praktijkervaring tussen bedrijven en scholen moet beter
Eddy Geysen. “Met apparatuur alleen kom je er natuurlijk nog niet. Je hebt ook een wettelijk kader nodig zodat experts uit het bedrijfsleven en leraren praktijkervaring kunnen uitwisselen. In een ideale wereld zijn leerkrachten volledig op de hoogte van de recentste technologische evoluties. Maar in de praktijk merk je dat er op veel plaatsen een tekort is aan technisch geschoolde leerkrachten. De leraren hebben eigenlijk geen tijd om stage te lopen, tenzij op vrijwillige basis en tijdens een vakantie. Het vervangingssysteem met de zogenaamde pool die door de VDAB wordt beheerd, voldoet niet. Er zijn te weinig vervangers en als er al zijn, krijgen ze geen inlooptijd om de leerkracht te vervangen. In de school waar ik stage liep, merkten de leerlingen op dat vooral de leerkrachten die theoriecursussen geven, minder vaak op stage gaan. Gevolg: het verschil met de praktijk wordt almaar breder.”
Dinsdag 7 december 2004. Monique Kellens, economielerares aan het Koninklijk Atheneum van Turnhout, werkt een driedaagse stage af bij het Antwerpse automobielbedrijf GM Belgium. Gisteren kreeg ze uitleg over alle aspecten van het productie- en veiligheidssysteem. Vandaag staat ze al sinds 6.00 uur aan de band. Aan T2-Z-16 (trim 2, zuid, post 16) legt ze de deurkrukken klaar in de nieuwe Opel Astra’s. Met succes, want zegt collega Inge: “Ze mag altijd terugkomen.” Morgen zal ze gesprekken voeren met de financiële dienst, het logistieke departement en de personeelsdirecteur van GM Bel- gium. Bedoeling: het ‘leane’ productiesysteem van naderbij bekijken. Een tip voor scholen?
Monique Kellens. “Ik ben een groot voorstander van uitwisselingsprojecten tussen het onderwijs en ondernemingen, ziekenhuizen, bibliotheken enzovoort. Het is ongelooflijk hoeveel je haalt uit een stage bij een bedrijf als GM: over toelevering, over kostprijsberekening… Allemaal zaken waarover ik met heel veel enthousiasme zal vertellen in het klaslokaal. De indifferentiecurve van hoor mij nu zeuren zal beduidend lager komen te liggen.”
3. Scholen moeten niet alleen op ‘kennis’ mikken, maar ook op ‘talent’
Vanzelfsprekend moet een leerkracht niet alleen zijn kennis over de technologie kunnen overdragen, maar ook de attitudes. Hoe zijn bedrijven georganiseerd, wat wordt er in de praktijk van leerlingen verwacht? Veel scholen trekken wel eens naar een bedrijf, maar daar krijgen ze meestal een vrij algemeen beeld te zien. Dat kan makkelijk worden verfijnd, zodat scholen een gedetailleerder beeld krijgen van het proces binnen een onderneming, de organisatie op de werkvloer en hoe iedereen daar een rol heeft en zijn verantwoordelijkheid moet opnemen.
Eddy Geysen. “Een beetje tot mijn verbazing merkte ik dat de Technische Scholen Mechelen zélf al werken met een schaal voor attitudemeting. Toch zou wat structuur rond dit thema geen kwaad kunnen. Attitudemeting mag niet iets zijn van één school.”
Monique Kellens. “Samen met een diploma voor kennis moeten afstuderende jongeren een talentenkaart hebben waarin hun competenties en attitudes werden geprofileerd. Eigenlijk gaat het om een aantal vaardigheden die vakoverschrijdend in het leerplan moeten worden geïntegreerd. Een leerling die nooit op tijd komt en geen afspraken kan naleven maar wel voldoende punten scoort, wandelt fluitend naar zijn diploma middelbaar onderwijs. Terwijl je je zoiets in het latere leven, op de werkvloer, niet kunt veroorloven.”
Maandag 17 januari 2005, Koninklijk Atheneum Denderleeuw. Walther De Reuse, ex-gedelegeerd bestuurder van weefgetouwenproducent Picanol en van engineeringbedrijf LVD, staat nu voor de klas. Hij wil ‘zijn’ leerlingen die dag iets meegeven over… Hun talenten. “Ons Stephanie hier, is dat een leidster?” De klas grijnst van wel.
Walther De Reuse. “Ik ben ervan overtuigd dat we in België een goed kennisonderwijs hebben. Maar het systeem stimuleert geen talentontdekking en -ontplooiing. Ik besef ook dat wanneer je meer op creativiteit mikt, je wellicht iets minder zult scoren op kennis, maar kennis is niet de ultieme graadmeter. De primus van mijn middelbare klas heb ik later geen carrière zien maken. Daarom pleit ik voor een talentenkaart. Een diploma is rangschikkend en werkt voor sommigen ook demotiverend, want er kan er maar één de eerste zijn. Een talentenkaart moet vooral profilerend zijn: de slechtste behaalt evenveel ‘punten’ als de beste, alleen heeft hij een ander profiel. Dat heeft niets te maken met een katholieke of vrijzinnige visie op onderwijs, maar met een methodiek. Voor bedrijven zou dat trouwens ook beter zijn. Nu stellen ze een profiel op voor een vacature en vragen een aantal competenties en vaardigheden. Maar net daarover hebben ze geen informatie.”
4. Het Vlaamse onderwijs moet komaf maken met het watervalsysteem
Maandag 17 januari 2005, Koninklijk Atheneum Denderleeuw. Nadat hij eerst zelf heeft lesgegeven, neemt Wal- ther De Reuse een uurtje later plaats op de schoolbanken. Leraar Jan Vernaillen doceert over de kiesrechthervormingen en “de idioten aan de macht”. ‘Leerling’ De Reuse schat dat in 1845 ruwweg 15,6 % van de bevolking stemrecht had. Het blijkt 1,45 % te zijn. Leraar Vernaillen: “Als bij de resultaten in uw bedrijf het ook alleen maar een komma is die verkeerd staat…”
Walther De Reuse. “De eisen en verwachtingen die bij ons kennisonderwijs horen, maken sommige jongeren schoolmoe. Voor je het weet, belanden ze in het watervalsysteem. Ze gaan van de afdeling winkunde naar de afdeling economie, vervolgens van ASO naar TSO of BSO. Terwijl dat helemaal geen minderwaardige richtingen zijn. In het bedrijfsleven heb je precies dezelfde kloof tussen experts en managers. In sommige bedrijven zie je experts soms opklimmen tot manager, maar in veel gevallen loopt dat mis. Maar daarom is een expert niet de mindere van de manager, want zonder experts heeft een manager ook geen goed bedrijf. Die hiërarchie tussen ASO en TSO moeten we op dezelfde manier slopen.”
5. Leerkrachten moeten de ruimte krijgen om vakoverschrijdend te werken
Maandag 24 januari. Pieter Dhuyvetter, leraar economie en IT-begeleider van Spes Nostra in Heule, volgt die dag bij de Ieperse weefmachineproducent Picanol de opleiding ‘world class manufacturing system’. Die wil het werken in kleine groepjes stimuleren, iets wat ook in een school best nuttig kan zijn. Eerder volgde hij trainingen over ‘reverse mentorship’ (jongeren die hun kennis uitwisselen met ouderen) en werd hij ondergedompeld in de wondere wereld van de interne en externe bedrijfscommunicatie.
Pieter Dhuyvetter. “Ik vind dat leerkrachten de ruimte moeten krijgen om vakoverschrijdend te werken rond projectonderwijs. Leerplannen zijn belangrijk, maar ze zijn vandaag te overladen. Daardoor krijg je de kans niet meer om andere dingen te doen. Bovendien is het leerplan al te strikt. Vanuit het werkveld zijn er weinig mogelijkheden om kort op de bal te spelen en het aan te passen. Veel leerplannen liggen zelfs vast voor jaren. Ik vind dat je die vakoverschrijding desnoods moet opleggen en dat je er ook de nodige middelen voor moet voorzien. Weet je dat ik leerkrachten ken die zeggen dat ze pas met internet zullen werken wanneer het wordt vergoed door de overheid?
Monique Kellens. “Minister Fientje Moerman heeft met haar pleidooi om ondernemerschap in het leerplan op te nemen, in ieder geval een punt. Zin voor initiatief, responsabilisering… Het zijn zaken die niet te toetsen zijn, maar wel waar te nemen en daar kan je eigenlijk al in de kleuterschool mee beginnen.”
6. Leraars moeten worden beloond volgens prestatie
Volgens Walther De Reuse staat het onderwijs op het vlak van personeelsbeleid daar waar bedrijven twintig jaar geleden stonden.
Walther De Reuse. “Vandaag werkt het onderwijs volgens het principe: pay the job. Iedereen komt in dezelfde weddeschalen terecht, elk jaar krijgen leraars één of twee procent meer. Terwijl je moet evolueren naar pay the man: belonen naar prestatie. Het huidige systeem heeft zijn verdiensten, maar is vastgeroest, bevordert niet de noodzakelijke veranderingen. Ik ga akkoord met minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke dat je momenteel nog niet moet raken aan het systeem van de vaste benoemingen. Dat zou een te grote verandering zijn voor de meeste leerkrachten. Maar als het waar is dat de belangrijkste troef van Vlaanderen zich gemiddeld 1,75 meter boven de grond bevindt, dan moeten we onze beste mensen de vorming van onze jeugd toevertrouwen en ze goed belonen. Een goede leerkracht moet je met méér kunnen belonen dan met wat schouderklopjes en een iets uitgebreider takenpakket.”
Luc Huysmans
“Een leerling die nooit op tijd komt maar wel voldoende punten scoort, wandelt vandaag fluitend naar zijn diploma middelbaar onderwijs. Terwijl je je zoiets op de werkvloer niet kunt veroorloven.”
“Op veel plaatsen is er een tekort aan technisch geschoolde leerkrachten. De leraren hebben eigenlijk geen tijd om stage te lopen, tenzij op vrijwillige basis en tijdens een vakantie.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier