Het is wél waar: Afrika komt uit de startblokken
Naar jaarlijkse gewoonte vraagt 11.11.11 solidariteit met het arme Zuiden. Het kan helpen, maar na vier decennia ‘hulp’ komt Afrika steeds meer zélf in beweging. Boeren en stedelingen eisen zeggingschap en controle over ontwikkelingsgeld, ze vragen rekenschap van arrogante elites en buitenlandse ontwikkelingshelpers. Heeft het Westen dat signaal begrepen?
Sauri, Nairobi (Kenia).
Elk Afrikaans land ontving in de jaren negentig gemiddeld meer dan 15 % van zijn inkomen uit donorgelden van buiten Afrika (voor Congo is dat momenteel bijna 60 %). De economische groei was nochtans omgekeerd evenredig met die hulpstroom – zoals blijkt uit een grafiek van William Easterley, voormalig econoom van de Wereldbank en een gerenommeerde scepticus op het gebied van ontwikkelingshulp. Pal tegenover Easterley, auteur van The White Man’s Burden, staat een andere Amerikaanse professor: Jeffrey Sachs, schrijver van Het einde van de armoede. Met rocker Bono van U2 kreeg Sachs in juli 2005 de wereldleiders op de G8-top in Schotland achter zijn plan om de armoede tegen 2025 uit Afrika te bannen. Sachs vindt dat de hulp aan Afrika verdubbeld moet worden, omdat alleen een Big Push Afrika uit de armoede kan tillen. Maar dan wel op een meer doordachte manier dan in de voorbije veertig jaar is gebeurd. Om zijn doel te bereiken, formuleerde professor Sachs acht millennium-ontwikkelingsdoelstellingen. Hij reikt een stappenplan aan om in een eerste fase, tegen 2015, de armoede te halveren door extreme honger te bestrijden, basisonderwijs te veralgemenen, sterfte bij kinderen en jonge moeders te verminderen; aids, malaria en andere ziekten terug te dringen, en toegang tot drinkbaar water te verzekeren. En door een engagement van de rijke landen om vrijhandel te bevorderen, schulden uit te wissen en nieuwe technologieën ter beschikking te stellen. Die strategie zou getest worden in een aantal experimentele dorpen in tien landen van Afrika: het Millenniumproject (zie kaart).
Eerst de landbouw
Trends trok naar Sauri, elf dorpjes in de armste provincie van Kenia, waar het experimenteren met de millenniumdorpen het verst is gevorderd (zie kader: Sauridorpen, modelexperiment voor Afrika?). Dit ontwikkelingsmodel zal uitgebreid worden naar omliggende dorpen. Tegen 2009 rekent Sachs op duizend dorpen in de tien testlanden, waarna het aantal exponentieel moet groeien over heel Afrika. Omdat 70 % van de bevolking op het platteland woont, is de ontwikkeling van dorpen essentieel om Afrika uit de startblokken te krijgen. Economische groeicijfers van gemiddeld 5,4 % voor Afrika vertekenen de realiteit, want ze weerspiegelen alleen wat in de steden gebeurt. Terwijl de landelijke gebieden stagneren of achteruitgaan.
Afrikaanse regeerders keken op het platteland neer, landbouwontwikkeling was geen prioriteit (behalve in Tanzania, waar communistische dwangmethodes in de jaren zeventig en tachtig uitdraaiden op een fiasco). Hogere landbouwproductiviteit vertaalt zich meteen in betere inkomsten. “Tegenover vorig jaar is mijn maïsoogst verdrievoudigd,” zegt de 65-jarige Mary Asiko trots. Malariagevallen zijn in Sauri gehalveerd, de basisschool, die nauwelijks iets betekende, prijkt nu in de top tien van de provincie. “Maaltijden voor de kinderen, dát maakt het verschil,” weet onderwijzer Joseph Lanyo. De ouders staan 10 % van hun oogst af voor het voedselprogramma van de school.
Tot voor de komst van Jeffrey Sachs in juli 2004 en de daaropvolgende 70 dollar (zo’n 56 euro) donorgeld per jaar voor elk van de 5184 inwoners, waren de Sauridorpen chronisch ondervoed. Ziekten ondermijnden elke poging tot economische activiteit, de gronden waren na twee eeuwen landbouw zonder meststoffen uitgeput. “Meststoffen konden we niet betalen,” vertelt Asiko. Nu trekken regeringstuigen wegen door de velden, vermenigvuldigt het Wereldonderzoeksinstituut voor Landbouw en Bossen (Icraf) uit Nairobi, het gebruik van stikstofweerhoudende planten die de bodem in minder dan één jaar opnieuw vruchtbaar maken. Her en der verschijnen winkeltjes en zelfs de mobiele telefoon is in opmars. De boeren brengen hun handarbeid en materialen in voor de bouw van waterputten, voor het optrekken van de kliniek en huisjes voor weduwen van aidsslachtoffers.
‘Big Push’
“We zijn nog maar anderhalf jaar bezig. Het is te vroeg voor precieze cijfers over gestegen landbouwproductiviteit en gezinsinkomsten,” zegt Patrick Mutuo, science coordinator van het Millenium Villages Project in Sauri. Een boer getuigt: “We zijn met reuzenstappen vooruitgegaan. Ik kan nu leven van mijn land en ik kan schoolgeld betalen.” Zijn brede glimlach bevestigt dat er in Sauri een dynamiek op gang is gekomen. Vraag is waarom Sauri niet zelf van de grond kon komen, zonder externe Big Push?
In 1981 opperde econoom Peter Bauer: “Als alle voorwaarden voor ontwikkeling – behalve kapitaal – voorhanden zijn, dan zal dat nodige kapitaal ofwel lokaal ter beschikking gesteld worden, ofwel van buitenaf aan de overheid of aan ondernemers en zakenlui tegen commerciële voorwaarden. Zijn die voorwaarden er niet, dan is externe hulp inefficiënt en bij voorbaat verloren.” Een stelling die William Easterley bijtreedt, maar die door Jeffrey Sachs als kort door de bocht wordt afgewezen.
Dorpen als Sauri, in arme onherbergzame gebieden (een van de criteria waarop Millenium Villages geselecteerd worden), verstoken van moderne infrastructuur en daarom ook van potentiële commerciële activiteiten, kunnen volgens Sachs onmogelijk op eigen kracht uit de armoede geraken. De mensen zijn te arm om zelf te zorgen voor goede wegen, scholen, vaccinatieprogramma’s, schoon water en de plek is onaantrekkelijk voor investeerders.
In zulke gebieden is volgens Sachs een externe katalysator nodig. De Groene Revolutie in India was zo’n ontstekingsmechanisme. De tweede factor is betere gezondheidszorg, voeding en drinkbaar water, de derde is handel om het isolement te doorbreken. En daaraan wordt gewerkt in Sauri, met externe financiële hulp en technologie.
Inspraak
Maar zijn het niet alweer externe donoren en betweterige westerlingen die hier de dans leiden en massaal met centen over de brug komen? Boer Edwar Oyier zet zich schrap: “Neen, het comité beslist.” Voor elk van de millenniumdoelstellingen is er een overeenkomstig comité, waar een vertegenwoordiger afgevaardigd wordt uit elk van de dorpen. “Zij leggen de noden vast en bepalen de prioriteiten,” zegt Oyier. Ligt in deze democratische aanpak een waarborg om Sachs’ Millenniumproject ook op termijn werkbaar te maken?
Scepticus William Easterley huivert van verstikkende bemoeienissen door hulpverleners van buitenaf. “Outsiders zijn doorgaans plannenmakers, terwijl insiders, aangemoedigd door andere insiders, veeleer zoekers zijn of noem ze plantrekkers,” aldus Easterley. Klassieke donoren, of het nu VN-organisaties zijn, de Belgische ontwikkelingssamenwerking of westerse niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) zijn planners. Zoekers nemen het heft zelf in handen, houden het kostenplaatje in het oog en hebben voeling met de gebruikers aan de basis. In plaats van (zoals planners) vanuit de hoogte toe te zien hoe alles in goede banen geleid kan worden. “Grote Plannen zijn aantrekkelijk voor politici, voor celebrities als Bono of activisten als Bob Geldof, maar of ze de realiteit op het terrein kennen, is zeer de vraag,” werpt Easterley op. Kortom: Jeffrey Sachs’ Big Push voor Afrika dreigt in hetzelfde bedje ziek te zijn.
Zeker is dat Sachs het warme water niet heeft uitgevonden. Er zijn honderden regionale ontwikkelingsprojecten als de Saurimillenniumdorpen, verspreid over heel Afrika – het CDI-Bwamanda in Noordwest-Congo staat zelfs al decennia verder. Patrick Mutuo, coördinator van het Sauriproject, beklemtoont dat externe subsidies over de jaren heen geleidelijk afgebouwd worden, zodat de dorpen na vijf jaar op eigen benen staan door het ontwikkelen van plaatsgebonden economische activiteiten. Met de woorden van Easterley: de planners (van buitenaf) zullen het geleidelijk overlaten aan de zoekers (van Sauri). “We willen niet dat er donorafhankelijkheid optreedt. Inspraak van onderuit is daarom belangrijk en we vragen aan de dorpelingen steeds een minimale persoonlijke financiële inbreng,” onderstreept Patrick Mutuo. Momenteel is die individuele bijdrage 10 %.
Afbouw subsidies
De buitenlandse donorfinanciering van het Sauriproject komt neer op 240.000 euro per jaar (nagenoeg 40.000 euro managementkosten incluis). En dat voor een periode van vijf jaar of 1,2 miljoen euro. Dat is 40 euro per inwoner. Met nog eens 16 euro van partnerorganisaties bovenop – met schenkingen van onder meer het Japanse Sumitomo, de Noorse meststoffenproducent Yara International en de Amerikaanse Len-fest Foundation – komt de externe financiering op 56 euro per jaar en per inwoner. Dat stemt overeen met 0,5 % officiële hulp uit de rijke landen, terwijl op de G8 in Schotland afgesproken werd om naar 0,7 % te gaan.
Bovenop de 56 euro uit het buitenland, dragen plaatselijke overheden en de Keniaanse regering 30 dollar of 24 euro bij (voor wegen, elektriciteit) en de dorpelingen zelf 10 dollar (8 euro). “Met 110 dollar of 88 euro per jaar en per inwoner geven we de 5000 inwoners van Sauri een Big Push, die het hen mogelijk maakt om na vijf jaar op eigen kracht verder te boeren,” berekende Jeffrey Sachs. En dat schema wordt geleidelijk vermenigvuldigd in nieuwe clusters van dorpen.
Waarin verschilt Sauri van, bijvoorbeeld, CDI-Bwamanda in Congo? Millennium Villages zitten ingebed in het wereldomvattende concept van millenniumdoelstellingen, zodat er een rechtstreekse lijn loopt van Sauri over de regering in Nairobi tot de bilaterale donoren en VN-agentschappen. De kans bestaat dat er daardoor een nieuwe dynamiek op gang komt van elkaar ondersteunende en versterkende stimuli omdat millenniumdoelstellingen op elk beslissingsniveau tot centraal aandachtspunt verheven worden. En vooral – en dit is nieuw in Afrika – gedreven door gemeenschappen van onderuit. Een uiting daarvan was de Africities-conferentie (mee georganiseerd door het Belgische Echo Communications) die onlangs werd gehouden in Nairobi.
Vierduizend lokale bestuurders uit heel Afrika debatteerden er gedurende vijf dagen over concrete problemen onder het thema Local authorities, the driving force for Africa. Kernpunt: “Hoe vorm je lokale coalities om de millenniumdoelstellingen te verwezenlijken? Tegen onze aanvankelijke scepsis tegenover dergelijke grootschalige praatevenementen in, was Africities een verademing, een revelatie. De debatten in discussiegroepen waren van hoge kwaliteit, met kennis van zaken en uitzonderlijk kritisch ten aanzien van overheden en regeringen – en niet minder voor westerse donoren en ngo’s.
Lessen voor donoren
“Afrika heeft meer behoefte aan nieuwe leiders, ideeën, benaderingen en technologieën dan aan geld,” schrijft gewezen Wereldbankdirecteur Robert Calderisi in The Trouble With Africa, Why Foreign Aid Is Not Working. De vertegenwoordigers op Africities leverden het bewijs dat Afrika daar volop mee bezig is. In die mate dat Nicéphore Sogo, oud-president van Benin, gewaagde dat “de basisgemeenschappen het ontstekingsmechanisme aanbrengen voor een nieuwe toekomst.”
Jean Bossuyt, onderzoeker bij het Europese Centrum voor Ontwikkelingsbeleid en Management (ECDPM) uit Maastricht, was bijzonder enthousiast over Africities: “Bilaterale donoren, ook de Belgische ontwikkelingssamenwerking en ngo’s beseffen te weinig hoezeer de klassieke projectensamenwerking en haar falen steeds meer afgewezen worden. De software van ontwikkelingssamenwerking is fundamenteel aan het veranderen. Deze mensen schreeuwen uit dat ze het beu zijn om slecht bestuurd te worden, ze hebben genoeg van uitzichtloze armoede en afhankelijkheid van hulp.”
Bossuyt vindt de millenniumdoelstellingen sensibiliserend en stimulerend qua aanpak, maar stelt dat Jeffrey Sachs te weinig aandacht heeft voor twee structurele veranderingen die op Africities duidelijk voelbaar waren: “De eis voor goed bestuur, die weerklinkt tot in de kleinste dorpen, en het feit dat de basis niet langer zomaar pikt wat door centrale overheden of externe donoren opgedrongen wordt. Alle actoren, vooral aan de basis, eisen hun rol op. Dat betekent dat je een heel andere vorm van samenwerking krijgt, waarin er geen regisseur meer is.”
In het verleden was ontwikkelingssamenwerking opgesplitst in hokjes: bilaterale dialoog over programma’s van westerse regering tot Afrikaanse regering, afspraken tussen ngo’s en overheden, tussen de Europese Unie en Afrikaanse machthebbers. “Nu stellen lokale besturen in Afrika hún prioriteiten. Donoren kunnen die bestaande plannen stimuleren en verder invullen in wederzijdse dialoog. Goed bestuur, transparantie en rekenschap worden van onderuit afgedwongen en dat is een politieke strijd,” oordeelt Bossuyt.
Geen wonder dat gemeentebesturen en dorpen op Africities eisen dat budgettaire hulp van westerse donoren van het nationale niveau ook rechtstreeks naar basisgemeenschappen gaat. Er werden indicatoren voorgesteld om goed bestuur te meten. Het internet en lokale radio’s blazen democratische tegenkrachten nieuw leven in. The Impact Alliance, een netwerk van een honderdtal actoren uit tientallen landen van Afrika, ontwikkelde een Local Government Barometer met indicatoren die online tot in afgelegen dorpen opgevolgd kunnen worden. Zo zijn er talrijke initiatieven. Uitgewisselde visitekaartjes, e-mailadressen en websites dragen bij tot een Big Push – van binnenin Afrika en van onderuit tot in de kleinste dorpen.
“Afrika beweegt, Afrika verandert snel,” zei een Europese waarnemer. “Over vijf jaar is Afrika uit de startblokken, maar in Europa willen we dat niet zien.” Na al het afropessimisme is vijf jaar misschien te veel afro-optimisme. Hoe dan ook, Sauri en Africities bewijzen dat er in Afrika een nieuwe, opwaartse dynamiek ontstaat.
Erik Bruyland
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier