HET IBRAMCO SPOOK. Een “parel” uit Perzië
Begin de jaren zeventig droomde Iran van een stevige uitbouw van zijn oliebelangen op de Westeuropese markt. De toen nog Belgische Socialistische (eenheids)Partij BSP zag daarin een kans om een “staatsgreep” te plegen op de energiesektor.
Het begon als een sprookje van duizend-en-één nacht : de sjah van Perzië had zijn oog laten vallen op België voor de bouw van een splinternieuwe olieraffinaderij met een verwerkingskapaciteit van 6 miljoen ton. Zo althans hadden toenmalig premier Edmond Leburton en minister van Ekonomische Zaken Willy Claes de zaak voorgesteld tijdens een persreis naar de Iraanse hoofdstad Teheran. Het persheir kreeg de topspelers in dit dossier voorgeschoteld : de sjah én zijn premier Amir-Abbas Hoveyda. Van aversie voor diktatoriale regimes was niet veel te merken. De doorgeseinde persartikels zouden op het thuisfront, en niet in het minst bij de koalitiepartners in de tripartite-regering, de laatste twijfels wegnemen. De inzet was niet min : een olieraffinaderij op Belgische bodem ter waarde van tien miljard frank, 250 tot 350 nieuwe jobs in Ternaaien (op z’n Frans : Lanaye) op de grens van Limburg en Luik tegen Nederlands-Limburg aan, een aan te leggen netwerk van pijpleidingen door Vlaanderen en Wallonië met vertakkingen naar de buurlanden, en tenslotte de uitbouw van een Iraans benzinenetwerk in België.
De kontraktanten zagen, aan de vooravond van een toen al dreigende internationale oliekrisis, “de lamp branden”. Maar Ibramco (zo zou de Iraans-Belgische raffinaderij heten) kwam nooit van de grond. Al bij het vertrek van Leburton en Claes uit Iran bleven sleutelvragen onbeantwoord in het Midden-Oosten.
INTERVENTIONISME.
Het hele Ibramco-verhaal werd gedragen door de socialistische drang om greep te krijgen op zoveel mogelijk maatschappelijk relevante sektoren. En welke sektor leende zich daar beter toe dan uitgerekend de energievoorziening ? Ibramco, en dus de oliebusiness, zou een eerste stap in de goede richting betekenen. Distrigas en de “Algerijnse konnekties” (zie Trends volgende week) pasten in datzelfde denkschema. Op het departement van Ekonomische Zaken kon Claes rekenen op een socialistisch kopstuk met hetzelfde ideeëngoed : sekretaris-generaal André Baeyens. Deze Franstalige Brusselaar was kabinetschef geweest voor een rist socialistische ministers (Merlot, Terwagne, Leburton en Cools). Uiteindelijk benoemde André Cools zijn 45-jarige protégé in 1971 tot sekretaris-generaal van het ministerie van Ekonomische Zaken, waar hij gaandeweg een stevige machtspositie ging bekleden : leidinggevende figuur van het Kontrolekomitee voor Gas en Elektriciteit, van de NIM en van de NMKN, voorzitter van het SCK in Mol enzovoort.
Het was de tandem Claes-Baeyens die in september 1973, tijdens de fameuze Leburton-zending, het dossier Ibramco on the field moest bespreken. Claes en Baeyens zagen in Ibramco onder meer een waardig alternatief voor de zich aankondigende mijnsluitingen in Limburg. Het projekt zou de aanzet worden tot een brede ekonomische toenadering tussen Teheran en Brussel, “tot wederzijds profijt”. Zo zouden Belgische firma’s mee bouwen aan scholen en een wintersportcentrum in Iran, terwijl de Belgische Regie voor Posterijen de Iraanse evenknie zou leren hoe je een overheidsinstelling reorganizeert. Met hun “energieakkoord” wilden Teheran en Brussel een dam opwerpen tegen het Amerikaanse monopolie van de Seven Sisters in de internationale oliebusiness.
De konstruktie zou echter als een geprikte ballon ontploffen in de handen van de socialisten. Op 15 januari 1974 brak in België een regeringskrisis uit over Ibramco. De Iraanse sjah had in de dagen voordien met een kurkdroog communiqué de voorgenomen entente met België unilateraal opgezegd. In Iran was het na de vele palavers van de voorbije maanden duidelijk geworden dat de socialisten, al dan niet gedreven door machtshonger, cavalier seul wilden spelen. De Ibramco-plannen bleken met haken en ogen aan elkaar te hangen. Zo moest België, deels via de staatskas en deels via private financiële groepen, vrijwel integraal opdraaien voor de geplande investering. Terwijl de Iraanse oliemaatschappij NIOC wel voor de helft aandeelhouder zou worden van Ibramco en ook de winsten integraal zou opstrijken. Bovendien hadden Willy Claes en André Baeyens een aantal “details” over het hoofd gezien tijdens de onderhandelingen.
Leburton en Claes, en met hem André Baeyens, hadden de goegemeente voorgehouden dat Ibramco zinvol was, zeker met het oog op de bevoorradingszekerheid onder verstaan : de Belgische konsument zou de grote winnaar worden. Maar uiteindelijk bleek dat er nergens sprake was van bevoorradingsgaranties, terwijl ook de prijs waartegen de leveringen moesten gebeuren, niet vaststond.
DEMOKRATIE ?
Bovendien werden in de Ibramco-affaire de basisregels van de demokratie van tafel geveegd : op 24 maart 1971 kregen de inwoners van Klein-Ternaaien (waar de raffinaderij had moeten komen) een brief van de Société Provinciale d’Industrialization (SPI) waarin de onteigening van de gronden werd aangekondigd. Een fait accompli, getekend Maurice Barbazon. Deze Maurice Barbazon was de gewezen kabinetschef van de staatssekretaris voor Waalse Streekekonomie Edouard Close. Hij werd in 1973 advizeur bij minister van Ekonomie Willy Claes, nadat de Belgische socialisten op 21 december 1972, onder aanvoering van Claes en Henri Simonet, met Iran een geheim akkoord hadden getekend voor de bouw van een raffinaderij nabij de Belgisch-Nederlandse grens. Pas later bleek dat de regering hiervan helemaal niet op de hoogte was. Op 31 maart 1973 verscheen in het Belgisch Staatsblad de oprichtingsakte van Ibramco sec en tot eenieders verrassing (behalve die van de socialisten). Eén maand later liet BSP-voorzitter André Cools naar aanleiding van de 1 mei-viering (1973) in Luik aan de “kameraden” weten dat staatsbedrijven in de petroleumsektor, en straks ook in de elektriciteitsbranche, de prijzen zouden kontroleren en het land voorgoed gingen bevrijden uit de greep van de trusts.
Maar de door de socialisten opgevoerde nummertjes in het dossier-Ibramco ontlokten heftige reakties. In het Belgische parlement, dat al die tijd ongeïnformeerd was gebleven (al was er belastinggeld in het geding), werden lastige vragen gesteld, ook door de koalitiepartners van de tripartite. De BSP-tenoren hielden officieel vol dat er niet werd geklikt over Ibramco, om de roomsrode en de blauwe partners niet nodeloos het regeringshuis uit te jagen. Ekonomieminister Willy Claes van zijn kant liet in een “demokratische bui” weten dat hij allerminst bereid was om verklaringen af te leggen in het parlementair halfrond. Want : een publieke bekendmaking zou schadelijk zijn voor de belangen van de vennootschap.
Toen Claes finaal, en onder druk van de kollega-parlementairen, toch kwam getuigen, pakte hij met een beproefd recept uit. Hij gebruikte zijn sekretaris-generaal André Baeyens tegelijk als schild en als schietschijf door de man de mantel uit te vegen. In Claes-termen heette het dat “Baeyens al te veel ongepaste politieke verklaringen had afgelegd” en dat “bepaalde ambtenaren met eigengereide initiatieven hun ministers waren voorgeweest”. Wat, steeds volgens Willy Claes, niet kon. Baeyens terug naar af met een berisping.
REGERINGSKRISIS.
Toch ging het duo Claes-Baeyens in september 1973 doodgemoedereerd samen naar de onderhandelingstafel in Teheran, altijd en opnieuw om gestalte te geven aan een socialistisch geïnspireerde staatsekonomie. Het sjah-regime intepreteerde dat op zijn manier : met ruime steun vanwege de Belgische staat wilde Iran wel een raffinaderij op Westeuropese bodem laten bouwen. Toen de Iranezen vaststelden dat de beloftes van de Belgische socialisten niet hard konden worden gemaakt, liet de sjah in eigen persoon een telegram bezorgen in Brussel : het hele Ibramco-huwelijk werd afgezegd. Op 15 januari 1974 trokken de BSP-ministers zich uit de koalitie terug. Premier Leburton, die een parel dacht gevonden te hebben in Perzië, kondigde zijn bezoek aan de koning aan. Een jaren volgehouden stukje “Napolitaanse komedie” eindigde in een open Belgische regeringskrisis. Enkele maanden eerder had Willy Claes, op een vleugelpiano in Teheran, een profetisch nummertje ten beste gegeven : Nobody knows the trouble I’ve seen.
KAREL CAMBIEN
TERNAAIEN Op de heuvelrug aan de overkant van het Albertkanaal had de raffinaderij moeten komen.
TOENMALIG PREMIER EDMOND LEBURTON. Belgische beloftes konden niet nagekomen worden.
WILLY CLAES Verdediging in de Ibramco-affaire volgens een gekend recept : een ambtenaar diende als schild.
ANDRÉ COOLS OVER IBRAMCO : “Het land bevrijden uit de greep van de trusts. “
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier