Het groene goud

Eind vorige maand ontvingen Marc Van Montagu en Jef Schell de ‘Japan Prize’, de prestigieuze onderscheiding van de Japanse stichting voor wetenschap en technologie voor hun innoverend werk op het vlak van plantenbiotechnologie. De voedingssector is aan een omwenteling toe, meent Marc Van Montagu. Een gesprek.

De eerste genetisch gemanipuleerde plant zag het licht in 1983: een tabaksplant met antibiotisch gen dat afkomstig was uit een bacterie. De wetenschappers achter de doorbraak waren twee Belgen: Marc Van Montagu, wetenschappelijk directeur van het departement genetica van het Vlaams Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie te Gent, en Joseph Schell, momenteel directeur van de afdeling voor onderzoek op planten van het Max Planck Instituut in Keulen, die eveneens de leerstoel moleculaire biologie van het Collège de France bekleedt. Samen kregen ze de prijs van de Japanse stichting voor wetenschap en technologie voor hun bijdrage tot de theorie en productiemethode van genetisch gemanipuleerde planten.

In Vlaanderen is Marc Van Montagu geen onbekende: zijn werk ligt aan de basis van Plant Genetic Systems (PGS), opgericht in 1982 als een spin-off van het Gentse lab. Een reeks partners uit de privé-sector, waaronder de groep Artal, Japan Tobacco en de vader van Walter De Logi, de huidige afgevaardigd bestuurder, investeerden in het bedrijf, terwijl de Gimv tussen 1992 en 1996 een bijdrage leverde van meer dan 600 miljoen frank. Ondanks jarenlange verliezen en een geringe omzet bleef men geloven in PGS. In 1996 ten slotte kwam de beloning. Het Duitse AgrEvo – een dochter van Hoechst (60%) en van Schering (40%) – kocht 75% van het kapitaal van het bedrijf voor een bedrag van 16,5 miljard frank.

Marc Van Montagu zelf, die in oktober 65 wordt, buigt zich vandaag niet langer over microscopen. Hij pluist de wetenschappelijke literatuur uit de hele wereld na en doorkruist de planeet in alle richtingen. Een gesprek met de Vlaamse prof.

TRENDS. De ecologisten zijn uw vrienden niet…

MARC VAN MONTAGU (VLAAMS INTERUNIVERSITAIR INSTITUUT VOOR BIOTECHNOLOGIE). Dat is een groot misverstand. Ecologisten maken de inventaris van de problemen van de planeet, wij werken aan de oplossingen.

Bestaat er een vorm van samenwerking?

Neen. Toch moet het komen tot een uitwisseling van informatie en moeten we uitleggen waarom verandering noodzakelijk is. Er wordt bijvoorbeeld veel gepraat over de vervuiling van het grondwater en daar is landbouw één van de oorzaken van. De producten die we gebruiken zouden daarom in de grond rechtstreeks afbreekbaar moeten zijn. Er bestaan onkruidverdelgers – de nieuwe van Monsanto of Hoechst – die slechts licht giftig en snel biologisch afbreekbaar zijn. Toch zijn alle planten er gevoelig voor. Daarom zochten we via genetische manipulatie naar planten die tegen bepaalde herbicides bestand zijn. AgrEvo, dat PGS heeft overgenomen, brengt bijvoorbeeld maïs en koolzaad op de markt, die resistent zijn tegen Liberty. Het is daardoor niet langer nodig de grond tussen twee teelten om te ploegen, de bodem verarmt minder en heeft minder nood aan meststoffen.

De genetica opent heel wat perspectieven?

We zijn in staat planten te produceren die resistent zijn tegen herbiciden, maar ook tegen ziekteverwekkers zoals insecten, nematoden, virussen of schimmels. We kunnen ook sterkere hybriden maken die bestand zijn tegen allerlei soorten van stress – een zoute bodem, droogte, warmte, vorst, zware metalen. Ook de smaak van planten kan verbeterd worden, de industriële perspectieven daarvan zijn erg groot. Dankzij de biotechnologie kunnen we bijvoorbeeld het gamma en de samenstelling van door planten geproduceerde polymeren uitbreiden. We zullen gemanipuleerde planten kunnen produceren die door zware metalen vervuilde bodems schoonmaken. Over twintig of dertig jaar zal het voedingslandschap er totaal anders uitzien.

Waarom duurt het nog zo lang?

Onze branche telt een te beperkt aantal onderzoekers. Aan gezondheid wordt heel wat geld besteed, maar niet zozeer voor voeding omdat het economisch belang ervan niet groot genoeg is. Ook voor de bestrijding van hongersnood in de derde wereld zou heel wat onderzoek kunnen worden gevoerd. Maar op zaaigoed wordt weinig research uitgevoerd, omdat er niets mee te verdienen valt. Nochtans kan genetische manipulatie – die bijvoorbeeld leidt tot een grotere resistentie tegen droogte – de ontwikkelingslanden middelen aanreiken. We zouden dringend financiële middelen moeten vinden om in die richting te evolueren.

Europa lijkt terughoudend?

Inderdaad. De Europeanen hebben trouwens een grote achterstand opgelopen, vooral op het commerciële vlak. Hoechst verkoopt in Canada genetisch gemanipuleerd koolzaad dat door PGS ontwikkeld is – het wordt er op 600.000 hectare verbouwd. In België blijven de exploitatie en commercialisering van dergelijke planten verboden, maar ze mogen wel op het terrein worden getest. Het is wachten op Europese normen. Toch ben ik ervan overtuigd dat grote landen zullen beseffen dat ze zich door de VS laten inhalen.

MB

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content