Het federale paviljoen

Volgend jaar wordt in Lissabon de laatste wereldtentoonstelling van de eeuw georganiseerd. België is als eerste klaar met zijn ontwerp. Frans Van Praet tekende een huis met drie kamers : Belgischer kan het niet.

TEKST : HENK VAN NIEUWENHOVE

Tussen 22 mei en 30 september 1998 worden in Lissabon zo’n 15 miljoen bezoekers verwacht. Ruim 130 landen zullen vertegenwoordigd zijn : meer dan in Sevilla ’92. Het Belgisch commissariaat-generaal, o.l.v. Fons Boesmans, heeft uitgerekend dat in vier maanden tijd +/- 2 miljoen mensen het Belgisch paviljoen zullen bezoeken. Dat betekent 17 à 18.000 per dag ! Een bezoek zal gemiddeld 10 à 12 minuten duren. En er kunnen 500 mensen tegelijkertijd binnen. Wandel even met ons mee.

Om de mensenstroom op te vangen, heeft de Antwerpse ontwerper Frans Van Praet gekozen voor een ‘geleid circuit’. Het Belgisch paviljoen bestaat uit drie units. Elk paviljoen heeft een dubbele inkom en dubbele uitgang. België heeft ervoor geopteerd de gevel open te breken, wat symbolisch moet vertaald worden als een venster op de wereld. Vijf meter voor de inkom worden de voorbijgangers ‘aangesproken’ door twee objecten als blikvanger, die tevens het thema van de expo “De oceanen, een patrimonium voor de toekomst” zullen ondersteunen. Meer daarover later : het project krijgt vorm in hoofde van Van Praet, maar niet alles staat zwart op wit vast : vandaar. Binnen worden de bezoekers opgevangen in een kooi van gezandstraald glas, waar ze meteen geconfronteerd worden met de rode draad die door het hele paviljoen loopt. Een ander object zal een Belgische boodschap in zich dragen : benieuwd wat dat wel mag wezen. In tegenstelling tot Sevilla, waar het Belgisch paviljoen aan verbrokkeling leed, streeft men dit keer naar een eenheid (in verscheidenheid).

Een centrale balie

vormt de sluis tussen binnen en buiten. Voor de wachtenden wordt een reusachtig Doorniks wandtapijt neergelaten. Dan komt men in Brussel terecht : een glazen constructie aquarium zeg maar waar het Brussels gewest een Horta-expositie zal inrichten. Men passeert een aluminium gebouw dat als business center zal fungeren en waar ons land wil tonen hoe (?) het functioneert. Hier kunnen steden, instellingen, bedrijven events organiseren. Helemaal achteraan zal Wallonië tegen een hoge, golvende houten muur 25 objecten tentoonstellen. De Walen zijn dus toch van de partij na een politiek welles-nietes spelletje. Via deze wand bereikt men de koepel van Vlaanderen, die een volledige unit beslaat. Met spiegels en projecties zal de sfeer van natuur en water worden opgeroepen in deze monumentale luchtbel. Vlaanderen ziet het groots, wou aanvankelijk zelfs een ‘onafhankelijk’ paviljoen hebben, maar werd teruggefloten vermits alleen landen kunnen vertegenwoordigd worden, en dus vooralsnog geen deelstaten. De volgende halte is het federale gedeelte, waar het Belgisch wetenschappelijk oceaan- en poolonderzoek (100 jaar de Gerlache !) en de banden met Portugal worden onderlijnd. Men komt weer in een aquarium waar men geconfronteerd wordt met een kunstwerk van een ‘internationaal bekende Belgische beeldhouwer die met water en beweging werkt’ (sic). In de houten constructie komt Brussel weer aan bod, dit keer als internationaal centrum. Via een shop en een ‘nieuwsmuur’ waar het Belgische nieuws van de dag geafficheerd wordt (hou uw hart vast), komt men weer op straat. Exit.

Maar dat is niet alles : wie een uitnodiging heeft, kan boven het business-centrum terecht in een schitterend forum, een ronde open kooi van 18 meter doorsnede, gevangen in een doorkijknet van roestvrij staal, waaraan een glasgordijn bevestigd wordt. Hier kunnen 150 mensen kleine concerten, exposities en happenings bijwonen. Met zicht op de ‘kamers’ van Vlaanderen, Wallonië en Brussel ; én zichtbaar vanop de straat. Een doordenkertje dat de openheid van het federale België moet illustreren.

Het federale

paviljoen van België (zoals de officiële naam luidt) heeft als naaste buren Finland en Luxemburg, en bevindt zich in de zone Noord, waar de meeste Europese landen een onderkomen krijgen. Deze site bestaat uit grote hallen, die in units zijn ingedeeld en door half overdekte straten (die zon en schaduw geven) met elkaar verbonden zijn. Het hele terrein is 5 km lang en 1,5 km breed en bevindt zich langs de Taag. België heeft voor zijn ‘open huis’ een budget van 65 miljoen veil. Ter vergelijking : het concept voor Sevilla werd op 230 miljoen geraamd, de kosten liepen op tot 530 miljoen ! Toch heeft het Portugese huis meer kans op slagen omdat het uitgaat van een architectonische en bijgevolg symbolische eenheid. Of die eenheid ook strookt met de Belgische realiteit, is een andere vraag. Maar als dit paviljoen ons dermate beschadigd blazoen een beetje kan oppoetsen, is dat al veel waard.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content