HET EINDE VAN HET BANKGEHEIM
Na enkele wetswijzigingen en de oprichting van het Centraal Aanspreekpunt is het Belgische bankgeheim helemaal uitgehold. Is uw geld bij de bank nog veilig voor de fiscus?
Het bankgeheim is ingeschreven in het fiscale wetboek en beschermt belastingplichtigen tegen al te nieuwsgierige fiscale ambtenaren. Een controleur kan niet zomaar gegevens over de rekeningen van een belastingplichtige opvragen bij de bank. Maar er zijn grenzen aan het bankgeheim. Bovendien werd die bescherming de voorbije jaren steeds meer uitgehold.
Het oude bankgeheim
Onder de oude regelgeving kon de controleur inlichtingen inwinnen bij de bank in de volgende gevallen.
? Bezwaar tegen een belastingaanslag
Ging een belastingplichtige niet akkoord met zijn belastingaanslag en tekende hij daar bezwaar tegen aan, dan kon de controleur van de banken “alle inlichtingen vorderen waarvan zij kennis hebben en welke nuttig kunnen zijn voor het onderzoek van het bezwaar”. De fiscale ambtenaar kon dus alleen die gegevens opvragen die hij nodig had om het bezwaarschrift te onderzoeken. In principe legde de bank de vraag van de fiscus eerst voor aan de belastingplichtige, om na te gaan of het echt iets te maken had met het bezwaar. Vond die dat het niet het geval was, dan verstrekte de bank de inlichtingen niet aan de fiscus.
? Georganiseerde belastingontduiking
De belastingcontroleur kon het bankgeheim ook opheffen als een onderzoek “concrete gegevens aan het licht brengt die het bestaan kunnen doen vermoeden van een mechanisme dat de organisatie van inbreuken op de fiscale wet ten doel of tot gevolg heeft en dat een medeplichtigheid insluit tussen de instelling en de cliënt, met het oog op belastingontduiking”. Er moest dus sprake zijn van een georganiseerde belastingontduiking, waaraan ook de bank had meegewerkt. De fiscus moest een strikte procedure volgen om zo’n onderzoek in te stellen, waardoor de dienst slechts uitzonderlijk gebruikmaakte van die mogelijkheid.
Het huidige bankgeheim
De wet van 14 april 2011, die van kracht is sinds 1 juli 2011, breidde die uitzonderingen op het bankgeheim uit. Sindsdien kan de fiscus het bankgeheim naast zich neerleggen in drie nieuwe gevallen.
? Een of meer aanwijzingen van belastingontduiking
Vroeger moest sprake zijn van een georganiseerde belastingontduiking om het bankgeheim te kunnen opheffen. Sinds 2011 is een aanwijzing van belastingontduiking voldoende. De fraude hoeft niet bewezen te zijn, maar er moeten vermoedens in die richting bestaan. Vage veronderstellingen zijn echter niet voldoende.
In deze situaties kan er sprake van belastingontduiking zijn: het niet indienen van een belastingaangifte; het bezit van een buitenlandse bankrekening die niet op de belastingaangifte is opgegeven; aankopen zonder factuur en het gebruik van valse facturen; de aanvraag van belastingvoordelen waarvan de werken niet zijn uitgevoerd; en de vaststelling van zwartwerk en activiteiten op werkplaatsen die niet zijn aangegeven.
De volgende omstandigheden gelden niet als aanwijzingen van belastingontduiking: het loutere feit dat een belastingaangifte te laat werd ingediend; schrijf- en telfouten in de belastingaangifte, bijvoorbeeld het verkeerd vermelden van het aantal kinderen ten laste of de onjuiste aangifte van de aflossingen van een hypothecair krediet; het vermelden van aftrekbare bestedingen waarvoor de voorwaarden niet zijn vervuld; loonfiches die niet correct zijn aangegeven; en inkomsten die onder een verkeerde rubriek zijn opgegeven.
? Taxatie op basis van tekenen en indiciën
Als de fiscale controleur een zogenoemde taxatie op basis van tekenen en indiciën — of indiciaire taxatie — wil uitvoeren, kan hij eveneens inlichtingen opvragen bij de bank. De fiscus gebruikt die methode als een belastingplichtige er schijnbaar een hogere levensstandaard op nahoudt dan kan worden verantwoord op basis van de inkomsten die hij fiscaal heeft aangegeven (zie kader Indiciaire taxatie: een voorbeeld).
? Vraag van buitenlandse fiscus
Het bankgeheim geldt ook niet als een belastingadministratie uit een land waarmee België een overeenkomst voor de uitwisseling van bankgegevens heeft afgesloten — of als onderdeel van de Europese Bijstandsrichtlijn — informatie opvraagt over rekeningen die een onderdaan bij Belgische banken heeft. Zulke verzoeken worden behandeld door de Directie III/1 van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit.
Waarborgen voor de belastingplichtige
De fiscus kan niet rechtstreeks bij de banken aankloppen voor informatie over de rekeningen. De wetgever heeft voorzien in een getrapt systeem. Dat betekent dat de fiscus eerst de informatie moet opvragen bij de belastingplichtige zelf. Pas als die niet op tijd — binnen de maand na de vraag — of onvoldoende antwoordt, kan de fiscus verdere stappen zetten. Een vraag van een buitenlandse administratie over de bankrekeningen van een onderdaan bij een Belgische bank, wordt automatisch beschouwd als een aanwijzing van belastingontduiking. In dat geval mag de Belgische fiscus meteen de buitenlandse fiscus inlichten.
Niet elke fiscale controleur mag een bankonderzoek voeren. Als de belastingplichtige niet op tijd reageert of onvoldoende informatie geeft, moet de controleur toestemming vragen aan zijn gewestelijke directeur om gegevens bij de banken op te vragen. De gewestelijke directeur kan die opdracht alleen toevertrouwen aan een ambtenaar die minstens de graad van inspecteur heeft. De directeur moet vooraf nagaan of het onderzoek echt aanwijzingen van belastingontduiking heeft opgeleverd, en of er inderdaad voldoende aanleiding is om gebruik te maken van een taxatie op basis van tekenen en indiciën.
Het Centraal Aanspreekpunt
De wet van 14 april 2011 heeft aan de Nationale Bank van België ook de opdracht gegeven om een instantie op te richten die een register van alle bankrekeningen bijhoudt, het zogenaamde Centraal Aanspreekpunt (CAP). Het CAP is operationeel sinds 1 mei. De fiscus kan bij het CAP aankloppen als hij aanwijzingen van fraude heeft.
Alle financiële instellingen die zijn gevestigd in België moeten elk jaar tegen uiterlijk 31 maart een lijst overmaken van hun cliënten — natuurlijke personen en rechtspersonen, zelfs verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid en feitelijke verenigingen — die al dan niet in België zijn gevestigd, van de nummers van de bankrekeningen waarvan ze eigenaar of mede-eigenaar zijn, en van de soorten contracten die ze met de instelling hebben afgesloten.
? Wat moet worden aangegeven aan het CAP?
Elke in België geopende bankrekening die de rekeninghouder de mogelijkheid biedt inkomsten te ontvangen, contant geld af te halen of te storten, betalingen aan anderen te doen of in opdracht van anderen geld te ontvangen, moet worden aangegeven. Het gaat dus om zichtrekeningen, termijnrekeningen, spaarrekeningen en effectenrekeningen die gekoppeld zijn aan een zichtrekening.
Als overgangsmaatregel moesten de financiële instellingen tegen 1 februari dit jaar de rekeningnummers van 2010, 2011 en 2012 van al hun klanten doorgeven aan de Nationale Bank. De rekeningnummers van 2013 zijn uiterlijk op 31 maart doorgegeven. Bankrekeningen van 2009 en vroeger hoefden niet te worden gemeld.
De meldingsplicht van de banken gaat over rekeningen die op om het even welk ogenblik van het kalenderjaar hebben bestaan. De banken zijn nog niet verplicht de verrichtingen van hun klanten of het saldo van de rekening mee te delen. Maar hoelang zal dat nog duren?
Vanaf volgend jaar, tegen 31 maart 2015, moeten ook de contracten tussen de cliënt en de bank worden meegedeeld. Het gaat om een of meer van de volgende overeenkomsten: hypothecaire kredietovereenkomsten; overeenkomsten van verkoop op afbetaling; leasingovereenkomsten; leenovereenkomsten op afbetaling van meer dan 2000 euro; kredietopeningen; overeenkomsten over beleggingsdiensten en -activiteiten; en alle andere contracten waarbij een kredietverlener geldmiddelen ter beschikking stelt van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, of zich ertoe verbindt geldmiddelen ter beschikking te stellen van een onderneming onder de voorwaarde van de terugbetaling op termijn.
Daarnaast moeten ook geldtransferten worden gemeld. Geld versturen van België naar familie of vrienden in het buitenland komt dus voortaan ook in het vizier van de fiscus.
? Zwart geld in het vizier
Al die gegevens worden acht jaar bewaard bij het CAP. Vooral het feit dat de overeenkomsten over beleggingsdiensten en -activiteiten moeten worden gemeld, kan sommige belastingplichtigen zuur opbreken. Het is niet ondenkbeeldig dat spaarders hun zwart geld hebben gerepatrieerd zonder dat fiscaal te regulariseren. Zeker voor grote vermogens wordt daarbij vaak een overeenkomst over vermogensbeheer afgesloten. Tegen 31 maart 2015 moeten de banken ook die overeenkomsten melden aan het CAP.
? Wie kan inzage vragen bij het CAP?
Alleen ambtenaren van de directe belastingen kunnen een aanvraag indienen om het aanspreekpunt te raadplegen, en dat enkel bij een vermoeden van fraude. Bovendien is de toegang slechts mogelijk als de belastingplichtige niet ingaat op het verzoek van de fiscus om zijn financiële gegevens voor te leggen.
? Bewaak uw privacy
U kunt als fysiek persoon of als de rechtspersoon waarvan u zaakvoerder bent, gratis een overzicht krijgen van de gegevens die op uw naam geregistreerd staan bij het CAP. U kunt daarvoor een schriftelijke aanvraag indienen, dat u gedateerd en ondertekend verstuurt naar de Nationale Bank België, Centraal Aanspreekpunt, Berlaimontlaan 14, 1000 Brussel.
Merkt u dat er fouten of vergissingen zijn, dan kunt u aan uw financiële instelling vragen de gegevens recht te zetten en de wijzigingen zo vlug mogelijk door te geven aan het CAP.
WERNER NIEMEGEERS EN JOHAN STEENACKERS
De banken zijn nog niet verplicht de verrichtingen van hun klanten mee te delen aan het Centraal Aanspreekpunt. Maar hoelang zal dat nog duren?
Volgens sommigen bestaat er niet de minste twijfel over dat het Centraal Aanspreekpunt de voorbode van een vermogenskadaster is.
Via het Centraal Aanspreekpunt kan de fiscus te weten komen of een belastingplichtige meerdere spaarrekeningen bij verschillende banken heeft.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier