‘Het duurt tien seizoenen om een modelabel te installeren’
Artistiek gooit onze modesector hoge ogen, maar zakelijk kan het veel beter. Hoogleraar Annick Schramme goot haar inzichten over de modesector in een praktisch boek.
Onder de noemer B2U Lectures (Business to University) organiseert de Faculteit Economie van de KU Leuven, in samenwerking met de studentenvereniging Ekonomika, een reeks evenementen. Bedoeling is studenten en alumni te laten kennismaken met sectoren waarmee ze minder vertrouwd zijn, maar waar economisten wel een nuttige bijdrage kunnen leveren. De grootste aula van de KU Leuven zat onlangs afgeladen vol voor de ‘fashion edition’. De mode-industrie spreekt dan ook tot de verbeelding, al bleek uit de lezingen vooral dat achter de glamour van rode lopers, topmodellen en trendkleuren, een prozaïsche realiteit schuilt van banken, balance sheets en cashflowproblemen. De modebranche mag dan een droom verkopen, het is een business als een andere. Of toch niet?
De modesector is, in economische waarde gemeten, de grootste creatieve industrie in Vlaanderen. Volgens een studie van de Antwerp Management School in opdracht van overheidsagentschap voor creativiteit Flanders DC, bood de modesector in Vlaanderen in 2010 werk aan 27.000 tot 35.000 mensen, voor een omzet tussen 8,5 en 9,6 miljard euro. Ondersteunende organisaties, het mode-onderwijs, de beurzen en defilés, en de stoffenfabrikanten werden niet meegerekend.
Een sector dus met behoorlijk wat kansen voor jonge afgestudeerden. Zeker voor economisten, vindt Annick Schramme, als hoogleraar cultuurmanagement aan Universiteit Antwerpen en Antwerp Management School gespecialiseerd in de mode-industrie. “Onze Belgische modeopleidingen staan artistiek op een hoog niveau, en dat moet vooral zo blijven. Op de zakelijke realiteit zijn onze afgestudeerde ontwerpers amper voorbereid, terwijl een eigen label voor velen de ultieme droom is.”
Eigen label?
Ook zo voor Alexandra Verschueren. De jonge ontwerpster studeerde af aan de Antwerpse Academie in 2009 en wilde zo snel mogelijk een eigen label creëren. Dankzij een internationale modeprijs en lovende reacties in de pers had ze al een streepje voor op haar collega’s. Toch was en is het allesbehalve vanzelfsprekend. Om te beginnen had ze als pas afgestudeerd ontwerpster geen flauw benul van wat er allemaal bij mode kwam kijken. “Van heel die zakelijke en praktische dingen die op mij afkwamen, had ik nog nooit gehoord”, zei ze op het B2U-evenement. “De realiteit ontbreekt volledig in de opleiding. Al is het anderzijds niet slecht voor je artistieke ontwikkeling om een paar jaar in een creatieve cocon te kunnen vertoeven.”
Gelukkig kon Verschueren rekenen op de hulp van haar ouders, en vond ze na lang zoeken een bereidwillige bankier; de meesten vonden haar te jong en de modebusiness te riskant. In 2011 stelde ze haar eerste collectie voor. Die werd geproduceerd in Japan en onderscheidt zich door het gebruik van Japanse stoffen en technieken. De collectie werd goed onthaald en Verschueren wordt gezien als een van de beste ontwerpers van haar generatie, maar dat neemt niet weg dat het knokken blijft. Ze moet schipperen tussen het creatieve en het zakelijke, want voorlopig neemt Verschueren het allemaal voor haar rekening.
Het ideale model, concludeert Schramme na jaren onderzoek, is dat je als ontwerper een match vindt met iemand die je zakelijk kan bijstaan. Het meest bekende succesverhaal is waarschijnlijk dat van ontwerpster Ann Demeulemeester en Anne Chapelle, die elkaar leerden kennen aan de schoolpoort van hun kinderen. Sinds 1994 is Chapelle de zakelijke partner van Demeulemeester, ondertussen is ze eigenaar en CEO van BVBA 32, het bedrijf achter de labels Ann Demeulemeester en Haider Ackermann. “Dat soort ontmoetingen willen wij met onze opleidingen stimuleren”, zegt Schramme.
Blijft de moeilijkheid dat een beginnende ontwerper meestal niet het geld heeft om iemand aan te werven. “Je moet al bijna iemand vinden die bereid is mee een stuk risico te nemen, of iemand die het doet uit idealisme of uit liefde voor het modevak.” Een externe investeerder is voor sommigen ook een gedroomd scenario, maar is eerder uitzonderlijk in het segment van de onafhankelijke designers. “Maar het kan: denk maar aan de participatie die de ondernemersfamilie Cigrang, eigenaar van de rederij Cobelfret, vorig najaar nam in de Antwerpse labels A.F. Vandevorst en Christian Wijnants.”
KARIN EECKHOUT, FOTOGRAFIE EMY ELLEBOOG
Ideaal is dat een ontwerper iemand vindt die hem zakelijk kan bijstaan.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier