Hecht blok of los zand?
De oliesjeiks moeten zich 25 jaar jonger gevoeld hebben in Wenen op de jongste OPEC-vergadering. De enorme persmeute, de hoge olieprijzen, het westen bijna bedelend om meer olie: het waren taferelen uit de jaren zeventig. En dat terwijl de OPEC nog geen jaar geleden dood en begraven leek bij een olieprijs van 10 dollar per vat. Toen deden de olieproducenten elkaar de duivel aan door erop los te pompen. Zo’n stop-go-beleid kunnen de OPEC-landen missen als kiespijn, vindt prof. dr. Coby van der Linde, hoogleraar politieke economie aan de Universiteit van Leiden en verbonden aan het Clingendael-instituut, een denktank rond internationale politiek. “De OPEC-landen hollen van het ene uiterste naar het andere. Dat kunnen ze niet volhouden, want ze zijn te afhankelijk van een stabiele stroom oliedollars. De enige oplossing om van die achtbaan te raken is de nationale oliemaatschappijen te privatiseren. In plaats van de overheid is het dan de markt die de risico’s loopt. Politiek ligt dat nog heel moeilijk, maar de beweging is ingezet.”
Trends. De OPEC toonde dat het de oliemarkt nog naar zijn hand kan zetten. Is de OPEC nog altijd het machtige kartel van weleer?
Prof. Dr. Coby Van Der Linde (Universiteit Leiden). Neen. De OPEC doet niet meer wat het wil en beseft dat ook. De organisatie zit gevangen in een vrij enge prijsband. Ze moet erover waken dat olie niet te duur wordt. Dan verliest ze marktaandeel want de jongste decennia is haar concurrentiekracht flink aangetast. De staatsbedrijven hebben op zich lagere productiekosten, maar de fusies bij de grote privé-oliemaatschappijen hebben als doel competitief te zijn bij een prijs van 10 à 12 dollar per vat. Daarnaast moest de OPEC met lede ogen vaststellen dat heel wat kapitaal is gevloeid naar nieuwe projecten in bijvoorbeeld het olierijke gebied rond de Kaspische Zee.
Aan de andere kant kan de OPEC zich geen goedkope olie veroorloven. Dan lopen de OPEC-landen te veel broodnodige inkomsten mis. De surplussen op de betalingsbalans zijn weg, terwijl die overheden hun legitimiteit danken aan de olie-inkomsten. De slag om marktaandeel van de tweede helft van de jaren negentig is een slag die de OPEC moeilijk kan winnen. Ook het Venezuela van president Hugo Chávez plaatste inkomsten boven marktaandeel op de prioriteitenladder.
De productiebeperkingen die in 1999 waren overeengekomen, werden verrassend goed nageleefd. Op de jongste vergadering raakten de OPEC-leden het dan weer nauwelijks eens over een productieverhoging. Hoe hecht is het OPEC-blok?
In de jaren tachtig was Saudi-Arabië de swing-producer. Pompten collega’s te veel olie op, dan schroefde Saudi-Arabië de kraan extra dicht. Dat zorgde voor stabiliteit. Die rol kan Saudi-Arabië niet meer vervullen want het daarmee gepaard gaande verlies aan inkomsten was te groot. Daarom moet de OPEC nu als blok reageren. Nu is de OPEC allesbehalve een homogene club. De landen met grote oliereserves, zoals Saudi-Arabië, Koeweit en de Emiraten, botsen met die met relatief kleine reserves, waaronder Algerije en Indonesië. Die kloof is gegroeid sinds 1980. De eerste groep heeft een langetermijnvisie en wil een gematigde olieprijs binnen de manoeuvreerruimte voor de OPEC. De tweede groep heeft een kortetermijnvisie en wil nog zoveel mogelijk dollars pakken. Iran en Irak hebben weliswaar veel reserves, maar kampen met zo veel problemen die een kortetermijnoplossing vragen dat ze tot de tweede groep behoren. Staat het water de OPEC-leden echter aan de lippen, dan hebben ze een gezamenlijk kortetermijnbelang en wijzen de neuzen in dezelfde richting. Maar eens de crisis is afgewend, komen de tegenstellingen weer aan de oppervlakte. Er werd op de jongste OPEC-vergadering dan ook flink gediscussieerd over hoeveel meer er moet worden opgepompt en wat een gepaste olieprijs is.
De Verenigde Staten hebben nogal wat druk uitgeoefend om meer olie op te pompen. Was dat een goed idee? Iran doet bijvoorbeeld niet mee.
Voor de meeste OPEC-leden betekent een daling van de olieprijs een daling van de inkomsten waar ze zo’n nood aan hebben. Begrijpelijk dat de OPEC-landen niet staan te springen om de kraan open te draaien. Veel van hen kunnen trouwens niet of nauwelijks meer produceren. Wat overtuigingskracht was dus op zijn plaats. Iran is uiteraard heel gevoelig voor deze druk, maar de overeenkomst is er, de actie was dus succesvol. Saudi-Arabië wordt sowieso beticht in het belang van Amerika te handelen.
Vergeet ook niet dat vorige zomer al duidelijk werd dat het aanbod de vraag niet zou kunnen volgen. Tot 3 maart 2000 gebeurde er niets omdat de prijs in het najaar stabiel bleef en de winter niet zo streng was. Tot het in februari in Amerika koud werd en de vraag en de olieprijs alsnog piekten.
De olieprijs daalt intussen, maar de brandstofprijzen blijven hoog. Hoe komt dat?
Dat is heel opvallend en het maakt de consument duidelijk dat er meer aan de hand is dan een prijsopstoot van de ruwe olie. Er zitten ook knelpunten in de raffinagecapaciteit. Dat is deels te wijten aan een seizoenseffect: de raffinaderijen moeten omschakelen naar zomerbenzine, maar door de late koudegolf in Amerika heeft dat proces vertraging opgelopen. Maar de knelpunten tonen ook aan dat de raffinageovercapaciteit in Amerika en Europa opraakt. Nieuwe installaties zijn vooral in Azië gebouwd. Probeer in Antwerpen of Rotterdam maar eens een vergunning voor een nieuwe raffinage te bemachtigen. De milieueffecten van zulke projecten zijn heel groot.
Twee derde van de oliereserves zitten onder het zand van het Midden-Oosten. Zal dat op termijn de invloed van de OPEC versterken?
Dan moet de OPEC een homogene club van netto-exporteurs worden en moeten de kleine producenten eruit. De OPEC-leden moeten die olie opgepompt krijgen, wat heel moeilijk is zonder kapitaal en technologie uit het westen. De westerse oliemaatschappijen worden steeds meer kind aan huis bij de OPEC-landen.
daan killemaes
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier