‘Guide du Routard’ voor 17de-eeuwse Aziëreizigers
SARS, aanslagen, economische malaise… Ze doen het toerisme richting Azië spectaculair dalen. Nochtans is reizen naar het Aziatische continent nooit zo veilig geweest als vandaag. Om ons daaraan te herinneren, schreef professor Dirk Van der Cruysse een ronduit verbijsterend boek over de verkenning van het Oosten tijdens de zeventiende eeuw. Het resultaat: een exotisch document bevolkt door gevaarlijke tijgers, sjoemelende sjamanen, racistische missionarissen en gewiekste zakenlui.
Samen met Hugo Claus is romanist Dirk Van der Cruysse – professor aan de universiteit van Antwerpen en lid van de Koninklijke Academie – de enige Vlaamse auteur die er ooit in slaagde om de revue te passeren in het veelbekeken Apostrophes, het Franse literaire praatprogramma van Bernard Pivot.
Van der Cruysse publiceerde een hele reeks alom bejubelde boeken bij de notoire Parijse uitgeverij Fayard. Enkele voorbeelden? In 1988 was er de door de l’Académie française bekroonde biografie van Madame Palatine. Drie jaar later volgde het lijvige Louis XIV et le Siam (1991), een boek waarin de Antwerpse professor peilt naar de betrekkingen tussen het Frankrijk van de Zonnekoning en Siam. En in 1998 verscheen de omvangrijke turf Chardin le Persan, een biografie van juwelier, Perziëreiziger en schrijver Jean Chardin.
De Vlaamse prof heeft ook een vurige passie voor Franse reisliteratuur uit de zeventiende eeuw, een subgenre dat tot voor kort in academische kringen nauwelijks interesse wist los te weken. “Nochtans vallen er hier nog veel ongeslepen diamanten te ontdekken,” zucht Van der Cruysse. “De meeste reisverslagen werden nooit eerder gepubliceerd en liggen in archieven onder een dikke laag stof begraven. Gek eigenlijk, want dikwijls gaat het om unieke documenten die ons de kans gunnen om heel even onder de schedel van de zeventiende-eeuwse reiziger te gluren.”
Bovendien gaat het vaak om onwaarschijnlijk goed leesvoer, boordevol geestige anekdotes, pittige details en avontuurlijke verhalen. Niet verwonderlijk dat dit soort boeken vlot over de toonbank gaat. Ook ‘s mans jongste werk – Le noble désir de courir le monde – doet het behoorlijk in de Franse boekhandel. Bij ons ligt dat iets anders. “Ach, wat wil je?” lacht Van der Cruysse. “Een Vlaming die in het Frans schrijft en in Parijs boeken publiceert.”
Tijgers, draken en demonen
Van der Cruysse levert met Le noble désir de courir le monde – Voyager en Asie au XVIIe siècle opnieuw een clever, toegankelijk en met verbazende anekdotes gelardeerd boek af. Hij geeft het onmetelijke continent van tijgers, draken, feniksen en demonen opnieuw zijn ware proporties terug en verslaat het reizen als een stoutmoedige, riskante en tijdrovende onderneming. En dat aan de hand van vijftig verslagen van Fransen die tijdens de zeventiende eeuw als missionaris, handelaar, arts, huursoldaat of avonturier door Azië trokken.
Dat laatste kon overigens slechts op twee verschillende manieren. Ofwel voeren de Europeanen over de Middellandse Zee naar Smyrna of Constantinopel om vervolgens met een karavaan richting Syrië, Irak of Perzië te trekken. Ofwel opteerden ze ervoor om het hele traject over zee af te leggen en rond Afrika te varen. En dat via een deugddoende tussenstop in Kaap de Goede Hoop.
“Die reizen duurden toen geen dagen, maar jaren,” legt Van der Cruysse uit. “En dan te bedenken dat je mensen nu soms hoort klagen als hun vliegtuig een uurtje vertraging heeft. Bovendien hield reizen in die tijd veel meer ongemakken en gevaren in. De schepen waren volgepropt met allerlei dieren, je kon plots worden beroofd door piraten, schipbreuk lijden of kampen met een acuut gebrek aan water of proviand. Neen, wat reizen betreft, zijn we er heus niet op achteruitgegaan.”
Zijn fabelachtige schat aan kleurrijke details, wetenschappelijke waarheden en frappante verhalen distilleerde Van der Cruysse uit een enorm aantal nooit eerder uitgegeven verslagen over de Aziëreizen van weleer. Daarvoor schuimde hij over de hele wereld archieven af.
“Een eerste conclusie is dat de Fransen Azië anders bekeken naargelang van hun reismotief,” vertelt de prof enthousiast. “De missionarissen trokken naar Azië om er de arme heidenen te kerstenen. Ze vertokken met andere woorden vanuit het grote gelijk, gedroegen zich intolerant en stelden zich volkomen superieur op. Een voorbeeld? Toen de koning van Siam weigerde om een fort over te dragen aan de Compagnie des Indes, schreef een missionaris verontwaardigd: “Wij brengen hun eeuwige zaligheid en zij gaan moeilijk doen over een fort.” Ik denk dat het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding van Johan Leman een hoop werk zou hebben met de uitspraken van de missionarissen indertijd.”
Bovendien ontpopten de missionarissen zich algauw tot ijverige schrijvers. En dat heus niet alleen omdat ze zo veel mogelijk nieuwe missionarissen wilden aantrekken, maar vooral omdat ze vrome edellieden uit het thuisland tot gulle giften wensten te inspireren. Die ijver resulteerde in een zelden geziene concurrentiedrift tussen de verschillende missionarisordes, waardoor verslagen van gebeurtenissen algauw tot onbehoorlijke en vooral ongeloofwaardige proporties werden aangedikt.
“Wanneer ze een tijger hadden gezien, schreven ze dat ze door het enorme beest werden aangevallen en op het nippertje met Gods hulp aan de dood waren ontsnapt. Elders klaagt iemand over een lamme arm omdat hij wel tweeduizend mensen op één dag had gedoopt,” voegt Van der Cruysse er met een sarcastische grijns aan toe.
Van kwakzalver tot steenrijke handelaar
Wie zich dan wel netjes gedroeg? De kooplieden natuurlijk. Tenslotte hadden uitgerekend zij er alle belang bij om de lokale bevolking voor zich te winnen in de hoop edelstenen of specerijen tegen een interessant prijsje op de kop te tikken.
Dat de boeiendste en literair meest hoogwaardige reisverslagen uiteindelijk werden neergepend door kooplieden hoeft dan ook niet te verbazen. Ook niet omdat zij vaak de enige buitenlanders waren die zich de moeite getroostten om de lokale taal aan te leren, zich de gewoontes van het Aziatische volk eigen te maken en zich ten volle in het sociale en culturele leven te integreren.
Een andere beroepscategorie die de oversteek waagde, waren de dokters. “Maar of ze hier ook effectief een doktersdiploma hadden gehaald, was een andere zaak,” lacht Van der Cruysse. “Om de een of andere reden waren westerse dokters gewoon enorm in trek in die tijd. Geen wonder dat nogal wat kwakzalvers zich aangesproken voelden en hun geluk in Azië gingen beproeven. Soms zelfs met verbazend succes. Zo zijn er verslagen bekend van een avonturier die zijn carrière begon als dokter aan het hof van de Grootmogol zonder enig benul hoe iemand te behandelen. Toch slaagde hij erin om het vervolgens tot kanonnengieter en ontwerper van fonteinen te schoppen, om uiteindelijk stinkend rijk als schoenhandelaar te eindigen. Zo zie je maar. Blijven volhouden, is de boodschap.”
De Vlaamse professor Dirk Van der Cruysse schreef een beklijvend verhaal over de 17de-eeuwse Aziëreiziger. Intussen een bestseller in Frankrijk.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier