In 1913 rook Jean-Baptiste Santens dat er geld te verdienen was met katoen. Hij startte met de productie van katoenen stoffen, zakdoeken en keukenhand-doeken. In 1927 wierp hij zich op badstof.
De katoenen en bamboe garen komen uit Europa, het Midden-Oosten en Azië. De bobijnen hebben allemaal een ecru-kleur. Alleen voor jacquardbadlinnen worden de garen voor het weven gekleurd.
Honderden bobijnen worden op een rek geplaatst om draadje per draadje naast elkaar op een zogenaamde warpboom gewikkeld te worden. Daarna worden de draden op een weefboom gerold.
Bijna tachtig weefmachines produceren de klok rond badstof. Elke weefmachine wordt gevoed door duizenden draadjes van twee weefbomen. De geweven badstof wordt op grote rollen gewikkeld.
De geweven stof moet eerst gebleekt worden. Daarna wordt ze uitgewassen, gedroogd en opgerold. Het doek legt een weg van 1500 meter af.
Eerst wordt de kleurstof aangebracht, daarna de hulpstoffen waardoor de kleurstof goed fixeert in de stoomkast. Dan worden de geverfde lappen verzacht met een papje, en machinaal gesneden.
Voor de badjassen wordt de rol badstof in lappen van 2,20 x 10 meter gesneden. Aan een montagelijn met 22 werkposten worden de verschillende panden van de badjas manueel aan elkaar genaaid.
Na de eindcontrole schuiven de badjassen aan voor de uitschudmachine, die alle pluisjes en draadjes van het afgewerkte product afblaast.
Na de overname door Descamps werken er nog 188 werknemers bij Santens. In april spreekt het hof van beroep zich uit over de klacht van de grootste schuldeisers dat de overnamesom te laag was.