GOOI DOHA OVER EEN ANDERE BOEG

Erik Bruyland Erik Bruyland is senior writer bij Trends.

De escalerende toestand in het Midden-Oosten en de oliebevoorrading domineerden de G8-top van rijkste industrielanden in Sint-Petersburg. Pogingen om de geblokkeerde Wereldhandelsorganisatie (WTO) vlot te krijgen, schoven naar de achtergrond. Hoe wenselijk multilaterale vrijhandelsakkoorden ook zijn, de wereldeconomie zal bij een mislukking van de Doharonde niet stilvallen. Hooguit zal Europa – Amerika en Japan achterna – meer bilaterale vrijhandelsakkoorden sluiten met Canada, India, Asean en andere (zie blz. 44). Globale handelsregels zijn gunstiger voor internationaal handelsverkeer dan een spaghettikluwen van handelsafspraken, maar een (tijdelijke) stilstand van het WTO-overleg schept ook ruimte voor nieuwe formules.

EU-handelscommissaris Peter Mandelson zou liever focussen op het hoe , veeleer dan op wát we verhandelen, en de gewezen Spaanse premier José Maria Aznar pleit voor een trans-Atlantische vrijhandelszone als belangrijkste prioriteit. Zowel Mandelsons idee als Aznars optie hoeft niet nadelig uit te vallen voor ontwikkelingslanden, waar het in Doha tenslotte in eerste instantie om te doen was. Waarom niet?

“Een trans-Atlantisch vrijhandelsakkoord zal andere continenten meezuigen in de dynamiek van de twee belangrijkste economische zones ter wereld,” stelt Aznars voorstel. De EU en de VS ruziën te vaak over Boeing, Airbus, Microsoft, voedingsvoorschriften en antidumpingmaatregelen. Mandelson wil vlottere handelsprocedures, “niet alleen aandacht voor wat door de handelsmachine gaat, maar de raderwerken van de machine zelf smeren”, meer focussen op stremmende bureaucratie dan op tarieven en heffingen. Kortom, het handelsverkeer vereenvoudigen door simpele douaneformulieren en -formaliteiten. Om dat te bereiken, trekt de EU haar technische bijstand aan ontwikkelingslanden op tot 2 miljard euro in 2010.

Knoop deze twee opties aan overwegingen van Barry Lynn in zijn boek End of the Line: The Rise and Coming Fall of the Global Corporation, en de WTO komt vanzelf weer op gang. Lynn stelt vast dat de VS niet meer de financiële middelen hebben om een succesvolle handelsronde af te kopen, zoals ze dat gewoon waren sinds 1960 met de Tokio- en Uruguayronden. Hij pleit voor minder utopisch dogmatisme als het gaat over vrijhandel en voor sterke nationale overheden in plaats van te buigen voor machtige transnationale bedrijfslobby’s.

Toen het vrijhandelssysteem in de jaren 1880 in elkaar klapte, ontketende dat een wedloop voor kolonies – wat nu toch uit de mode is. Lynn vindt twee wedlopen die nu aan de gang zijn al even gevaarlijk: de ene om de eigen industrieën af te schermen (in Frankrijk, Korea, Japan en China) en de tweede voor bodemrijkdommen, vooral olie. Beide ondermijnen onze kwetsbare en hooggespecialiseerde, grensoverschrijdende industriële systemen. En dat gebeurt, volgens Lynn, omdat de VS van liberalisering en globalisering een louter ideologisch dogma hebben gemaakt, waartegen andere naties (soms even irrationeel) in opstand komen. Het wordt tijd om opnieuw pragmatisch aan een open globaal handelssysteem te sleutelen als we destructief protectionisme willen vermijden.

Erik Bruyland

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content