Gezocht: ambitieuze Aziatische tijgers
Je wil ervaring opdoen in het buitenland, maar je krijgt je voet niet tussen de deur? Je wil als bedrijfsleider een jong kaderlid naar Azië sturen, maar géén groentje? Het Prins Albertfonds komt met geld én mensen over de brug en levert Aziatische tijgers af.
In 1984 richtten de Koning Boudewijnstichting (KBS) en het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) samen het Prins Albertfonds op. Het fonds wil aan toekomstige specialisten in buitenlandse handel en internationaal management de kans geven om praktijkervaring op te doen. En dat lukt aardig: bijna zeventien jaar later zijn bijna 200 jonge kaderleden de revue gepasseerd.
Voor elke beurs zijn er natuurlijk ettelijke kandidaten. Vorig jaar waren er uitzonderlijk amper 200 kandidaten, en dat heeft wellicht veel te maken met de huidige hoogconjunctuur op de arbeidsmarkt. Na een grondige selectie bleven een tiental kandidaten over die uitblonken in talenkennis, weerbaarheid en maturiteit. Kwaliteiten die de bedrijfswereld kan appreciëren. “Dat is de reden waarom wij geregeld projecten aan het Prins Albertfonds voorstellen,” zegt Douglas De Oliveira, general manager van het Ieperse Clama Matress Ticking.
“Aangezien bijna 99% van onze productie voor de export bestemd is, hebben wij continu hooggekwalificeerde medewerkers met interesse voor buitenlandse handel nodig. De kandidaten die we tot nu toe via het Prins Albertfonds hebben gekregen, beantwoordden altijd aan onze hoge eisen. Dat deze kandidaten dankzij hun beurs niet zo veel kosten, is minder belangrijk maar toch mooi meegenomen.”
Ervaring op kosten van het fonds
Jaarlijks leggen circa 25 bedrijven hun specifieke project aan het Prins Albertfonds voor. Daarnaast kunnen de kandidaten ook hun eigen project voorstellen. “Wij zijn op die manier met het fonds in contact gekomen,” zegt Christian De Wilde van het Gentse De Wilde CBT. “Wij ontwikkelen technologie voor computer- en webonderwijs, toegespitst op het leren van talen. We speelden al een tijdje met het idee om een filiaal in de Verenigde Staten op te starten, maar het kwam er niet van. Toen kwamen wij in contact met Johan Tack, die zopas een beurs van het Prins Albertfonds had gewonnen en die voor ons dit project wou realiseren.”
Die projecten moeten natuurlijk aan enkele voorwaarden voldoen. Ten eerste moet de voorgestelde functie voldoende verantwoordelijkheden inhouden. Het mag dus niet gaan om administratieve of routinetaken. Voorts kunnen alleen Belgische of in België gevestigde bedrijven meedoen. Ten slotte moet het project buiten West-Europa gebeuren en moet de kandidaat minstens acht maanden op die locatie werken. De waaier van voorgestelde projecten is dan ook heel verscheiden en gaat van het uitvoeren van een marktonderzoek tot het opstarten van een nieuwe vestiging.
Het is opvallend dat jonge kandidaten vooral interesse hebben voor grote bedrijven. Zo’n gevestigde waarde staat natuurlijk veel mooier op een cv dan een onbekende KMO. Toch wil het Prins Albertfonds in de toekomst meer aandacht aan die kleinere ondernemingen besteden.
Het mag duidelijk zijn dat zowel de kandidaten als de deelnemende bedrijven beter kunnen worden van dergelijke stages. De kandidaten krijgen op heel jonge leeftijd een functie met verantwoordelijkheden. Daardoor nemen zij al snel een paar treden voorsprong op de carrièreladder. En de deelnemende bedrijven krijgen een gemotiveerde maar goedkope medewerker van het hoogste niveau. Ze moeten alleen instaan voor de heen- en terugreis, de professionele verplaatsingen en de huisvesting van het jonge kaderlid.
Het Prins Albertfonds trekt voor elke kandidaat een belastingvrije som van 750.000 frank en de nodige verzekeringen uit. Kandidaten die in de Verenigde Staten en Hongkong actief zijn, klagen wel eens dat dit bedrag ontoereikend is gezien de plaatselijke levensduurte.
Eens de stagiair vertrokken is, moet hij of zij het Prins Albertfonds met maandelijkse rapporten op de hoogte houden. Als er al eens problemen opduiken, dan worden die meestal in onderling overleg opgelost. Zo wou Anne-Aymone Monsieur, die voor Clama Matress Ticking naar Indonesië vertrokken was, opgeven toen bleek dat ze niet bestand was tegen het tropische klimaat. Het bedrijf bood haar onmiddellijk een nieuw project aan in de Verenigde Staten, dat ook aan de eisen van het Prins Albertfonds voldeed. Dat nieuwe project verliep zó vlot dat Monsieur intussen tot marketing manager North America werd benoemd.
Cultuurschok als leerschool
Dit jaar lanceert het Prins Albertfonds het initiatief Business in Asia. “We willen de handel en de interculturele samenwerking met veelbelovende Aziatische markten promoten,” zegt Stefan Crets, opdrachthouder van het Prins Albertfonds. “Daarnaast willen we het tekort aan Belgische managers met een grondige kennis van de Aziatische cultuur en zakenwereld opvullen.”
Business in Asia vertrekt van het systeem van de gewone stages bij het fonds. Nieuw is dat de eigenlijke stage voorafgegaan wordt door een opleiding van drie à vier maanden aan een van de meest gereputeerde business schools in Azië, The Indian Institute of Management, met vestigingen in Ahmedabad, Bangalore en Calcutta. Op die manier leren de jonge kaderleden met jonge Indiase managers samenwerken en leren ze de plaatselijke gebruiken en cultuur kennen.
“Voor 2001 willen we de aandacht op India vestigen,” zegt Crets. “India is de tweede belangrijkste handelspartner van België in Azië. Omgekeerd staat België op rang zeven in de Indiase lijst. Alleen geven de cijfers een vertekend beeld, want het grootste deel van de transacties blijft beperkt tot twee producten: diamant en juwelen. Er zijn dus wel degelijk nog veel mogelijkheden voor Belgische bedrijven in het land.”
Caroline Depré (27) heeft haar strepen al verdiend in India. Eind september 1999 vertrok ze in opdracht van de Kortrijkse tapijtenproducent BIC Carpets naar het Zuid-Indiase Cochin om er een joint venture op te starten. In 1996 had het bedrijf al een deal gesloten met het Indiase Travancore Mats & Matting Company, maar tot haar vertrek was er nog niets concreets gerealiseerd. Het bedrijf van Philippe Vlerick zou instaan voor de weefgetouwen en de knowhow, de Indiase partner moest voor de gebouwen en het personeel zorgen. Bij haar aankomst in Cochin bleek dat er nog niets in orde was: de gebouwen waren een puinhoop, de getouwen zaten vast bij de douane en de meeste vergunningen waren nog niet afgeleverd.
“Gelukkig had ik de Indiase partners al enkele keren ontmoet in België,” zegt Depré. “Zonder contactpunt in India zou het voor een westerling gewoon onmogelijk zijn geweest om daar iets uit de grond te stampen.”
Depré geeft toe dat ze de verschillen in cultuur en mentaliteit zwaar had onderschat. “Zo had ik het grondplan van de nieuwe fabriek uitgetekend, waarbij de machines in tegenwijzerzin zouden staan. De plaatselijke technici weigerden, omdat het niet met hun geloof strookte. Het duurde bijna twee maanden voor ik genoeg gezag had opgebouwd om vlot met hen te kunnen samenwerken.”
“Het was een groot risico om uitgerekend een jonge vrouw naar India uit te sturen,” beaamt stagemeester Philippe Vlerick. “De joint venture in India is voor ons weliswaar een kleinschalig project, maar dankzij Caroline is het een succes geworden. We overwegen zelfs om binnenkort de productiecapaciteit uit te breiden.”
Het Barco-Prins Albert-netwerk
Op enkele uitzonderingen na, zijn alle stagiairs nog altijd actief bij het bedrijf waar ze hun stage deden. Bij Barco heeft zich zowaar een heus netwerk van ex-laureaten van het Prins Albertfonds ontwikkeld. De eerste in de rij was Stephan Paridaen.
“In 1993 won ik de prijs van de minister van Buitenlandse Handel en liep ik drie maanden stage in Wenen. Dankzij het Prins Albertfonds kon ik korte tijd later de pas geopende Oost-Europese markt helpen ontginnen voor Barco. Na omzwervingen in Singapore en China ben ik nog altijd actief bij Barco, waar ik nu de business unit Barco DDS leid. Daar ontwikkelen we grote LED-schermen voor sportmanifestaties en speciale evenementen.”
Drie jaar geleden won Julien Blanchez een beurs, en ook hij koos voor een project van Barco. Hij is nu marketing manager bij Barco DDS. In 1999 ging Yves Bastiaens, ook met een beurs van het Prins Albertfonds, naar China en Singapore. Daar zette hij na een diepgaande analyse van de markt een sales & marketing-structuur op poten. Hij is nu general marketing manager voor Barco in Dubai.
Eens de projecten afgelopen zijn, zijn er blijkbaar geen officiële contacten meer tussen de laureaten en het Prins Albertfonds. Wellicht is hier nog een belangrijke taak voor het fonds weggelegd. “Het belang van netwerken kan nauwelijks onderschat worden,” zegt Stephan Paridaen. “Ik heb zelf een netwerk van ex-laureaten opgebouwd, maar dat blijft hoofdzakelijk beperkt tot de mensen van hetzelfde jaar. Weet je dat we op een bepaald moment met elf ex-laureaten samen zaten in Singapore?”
Dirk Van Thuyne
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier