Gejaagd door het wild
Is jagen een bijdrage tot natuurbehoud of een elitaire sport voor snobs? Trends bekeek de discussie vanuit struikperspectief en was één dag opgejaagd wild.
Terwijl het eerste ochtendlicht zich door het wolkendek probeert te wringen, drinken we koffie uit een plastic beker op het kerkpleintje van Doische (provincie Namen). We zijn omringd door een twintigtal jagers, uitgedost in groene kledij. Alvast één cliché wordt hier bevestigd: jagen is een mannenaangelegenheid. Daar kan die ene vrouw in het gezelschap weinig aan veranderen. Om de kelen te smeren voor de noeste arbeid die komen gaat, worden ondanks het vroege uur de eerste flessen al aangebroken.
De gesprekken gaan over minister van Leefmilieu Vera Dua ( Agalev). De minister wil het liefst de jacht in Vlaanderen verbieden. In de plaats zou er een ecologisch faunabeheer moeten komen. Ons jagersgezelschap is het erover eens: ook zij hebben alle belang bij een evenwichtig fauna- en florabeheer. Toch staan beide partijen met getrokken messen tegenover elkaar. “Het water lijkt inderdaad veel te diep,” zucht Christian Brys. Deze zeventigjarige, kwieke erenotaris is schatbewaarder van de vereniging die hier een jachtgebied afhuurt.
Intussen is de plaatselijke jachtmeester gearriveerd, die de jagers vertelt wat ze mogen schieten, de jachtpostplaatsen bedeelt en nog even de veiligheidsvoorschriften overloopt. De rest van de dag zal hij geregeld onverhoeds opduiken. Tien plaatselijke bewoners zullen de bossen uitkammen om het wild in de richting van de jagers te drijven.
Met lood in de laarzen
Even later liggen we roerloos in het bos, dat stilaan de ochtendnevel van zich afschudt. Christian Brys leert ons hoe we moeten opgaan in de natuur. “Als jager moet je één worden met het bos,” fluistert hij. In de verte horen we de drijvers met hun honden en trompetgeschal. Opeens doemt voor onze ogen een enorme reegeit op, op zoek naar rustiger oorden. Brys geniet van het schouwspel, maar neemt zijn jachtgeweer niet in de aanslag. Hij zal de hele dag overigens geen schot lossen.
Na ongeveer anderhalf uur wordt de eerste van vier jachtsessies afgeblazen. De oogst van die eerste sessie is een everzwijn. “In dit gebied zitten er ruim honderd,” aldus Brys. “Het resultaat van jarenlang werken aan de biotoop,” voegt François Dequinnemar eraan toe. Dequinnemar, tijdens kantooruren een manager bij verpakkingsproducent Vitalo, komt hier al meer dan tien jaar jagen. “Het is me met de paplepel ingegeven.” Zijn mooiste jeugdherinnering is die keer dat hij oog in oog stond met een ree. Ademloos stond hij op enkele centimeters van het dier, dat hem niet eens in de gaten had. “Toen ik met mijn hand op zijn snuit wreef, stoof het weg, maar nooit vergeet ik dat beeld.” Ook Brys haalt romantische herinneringen op aan ochtendlijke zonnestralen die het bos en zijn bewoners in al hun pracht laten ontwaken.
Dit alles staat haaks op het beeld van de meedogenloze jager die voor zijn plezier dieren neerknalt. Beiden geven toe dat zulke cowboys bestaan, maar het gaat volgens hen om enkelingen. “Wij vragen niets liever dan regelgevingen en een streng optreden tegen jagers die de wet met voeten treden. Maar het moet wel ernstig blijven.” Zo kan het verbod van Vera Dua om nog langer met loodhagel te schieten op weinig begrip rekenen bij Brys. “Ze schermt met loodvergiftiging, terwijl haar alternatief – staal of bismut – andere ballistische eigenschappen heeft waardoor de kans om een dier te verwonden in plaats van te doden vele keren groter is. Ik kom uit de Westhoek, waar het vol ligt van de loden bolletjes uit de oorlog. Denk je dat we daar een massale sterfte hebben ten gevolge van een vergiftiging?”
Jan Rodts, voorzitter van de Vogelbescherming Vlaanderen, merkt op dat er per schot ongeveer 32 gram lood het zwerk in wordt geschoten. Natuurbewegingen hebben het echter over “duizenden tonnen” lood die via de jacht in het milieu terechtkomen. Een wetenschappelijke studie uit Australië – waar ook wat afgeschoten wordt – houdt het op 700 ton.
Wie even achter de vooringenomen commentaren kijkt, krijgt een genuanceerder beeld. Zo laakt Dua onder meer het elitaire karakter van de jacht. Voor haar wordt de jacht duidelijk geassocieerd met een bepaalde maatschappelijke groep die zich meer kan veroorloven dan de doorsnee burger. “De arrogantie van de jagerslobby bevestigt trouwens dagelijks dit beeld, en de straffeloosheid ten aanzien van overtredingen bevestigt de indruk dat het gaat om een nagenoeg onaantastbare groep,” aldus een persbericht van Agalev. Maar professor Georges Allaert van de Universiteit Gent maakte in 1992 al een economische studie over de impact van de jacht in België. Daarin staat dat handelaars en zelfstandigen 13% van de jagers uitmaken. Ook bedienden, gepensioneerden en landbouwers zitten rond dat percentage. Eén op tien jagers is arbeider. “De jacht kan je dus moeilijk een elitaire sport noemen,” besluit Allaert.
Dua vindt ook dat jagen moet worden verboden omdat het merendeel van de Belgen dat vindt. Ze verwijst daarbij naar een enquête uit 1998 in opdracht van het Koninklijk Belgisch Verbond voor de Bescherming van de Vogels, waaruit blijkt dat 68% van de Belgen tegen de jacht is. Alleen werd die enquête door tal van wetenschappers en natuurverenigingen naar de prullenmand verwezen, wegens de suggestieve vraagstelling. “Bent u tegen het doden voor het plezier van de jacht?” luidde een vraag. “Uiteraard,” briest Brys. “Er bestaat ook nog zoiets als jachtethiek. Wij hangen het principe van de ‘weidelijke jacht’ aan, waarbij het gezamenlijke resultaat van de jacht primeert boven het individuele.”
Lawaaierig dollen in het bos
Voor de twee jachtsessies in de namiddag kiezen we het kielzog van de drijvers. Braamstruiken zwiepen in ons gezicht en scheuren onze jas. Moesten we ‘s morgens nog opgaan in de natuur, nu moeten wij lawaaierig dollen door het bos. Links en rechts springen enkele reebokken op. De uiteindelijke oogst van de jachtpartij is slechts een ree en het everzwijn. Maar Brys is niet teleurgesteld. Het sociale karakter van het evenement vindt hij veel belangrijker. Hier en daar wijst hij op speciaal aangelegde nesten en hagen. “Dat zijn broedplaatsen voor vogels die in de winter geen beschutting hebben op de lege akkers.”
Op 11 maart 2002 vernietigde de Raad van State de wettelijke regeling voor het uitzetten van fazanten. De Raad volgde de argumentatie van de Vogelbescherming Vlaanderen, die daartoe een verzoekschrift had ingediend. “Wij vechten al jaren tegen het uitzetten van fazanten, die bovendien in gevangenschap worden gekweekt,” zegt Jan Rodts. “Deze vorm van jacht is louter plezierjacht en heeft niets met wild- of natuurbeheer te maken, integendeel. Het jachtdecreet van 24 juli 1991 verbiedt trouwens het uitzetten van wild, maar onder druk van de machtige jachtlobby werd toen nog gauw gezorgd voor een afwijking op dit verbod. Vogelbescherming Vlaanderen heeft in het verleden bij verschillende ministers aangedrongen om het uitzetten te verbieden, maar vond niemand die over de politieke moed beschikte. Daarom stapten we naar de Raad van State. Eindelijk komt er een einde aan een jachtvorm die meer weg heeft van een Vlaamse kermis,” aldus Rodts.
Intussen werd in de Westhoek in 2001 een driejarig project afgesloten, opgezet door enkele enthousiastelingen. Paul Theunynck, anatoom-patholoog en fervent jager, is er een van. “De Westhoek is de patrijzenstreek bij uitstek. Landbouwers, milieubeschermers en jagers hebben in een gebied van 85.000 hectare de biotoop van de patrijs verbeterd,” zegt Theunynck. Zijn vereniging kon rekenen op 25.000 euro van de Vlaamse Gemeenschap. “Er is 75 hectare landbouwgebied ontwikkeld tot een patrijsvriendelijke biotoop. Geïsoleerde bosjes krijgen aandacht, de speciaal aangelegde broedplaatsen worden beter onderhouden en de jagers, landbouwers en milieubeschermers werken samen. Een jagersvereniging heeft daarvoor een belangrijke milieuprijs gekregen,” merkt Theunynck niet zonder trots op. “De georganiseerde jacht is eindelijk aanvaard als een natuurbehoudorganisatie.”
Maar Jan Rodts van Vogelbescherming Vlaanderen vindt het onbegrijpelijk dat de overheid zo’n project heeft ondersteund. De patrijs staat op de rode lijst van de broedvogels, zegt hij. Dat is de laatste fase voor een diersoort beschermd moet worden. “Het valt me steeds op dat de jagers slechts praten over natuurbehoud zolang het gaat over wildsoorten.” De Europese Commissie neemt een ander standpunt in. In een rapport oordeelt ze dat de waterwildjacht op substantiële wijze bijdraagt tot het behoud en beheer van waterrijke gebieden.
Vrij als een vos
Bij een hete kop erwtensoep en een stevig glas wijn in het chalet van de jagers praten we na over de dag. Naast het chalet staat een oude vrachtcontainer waar de drijvers het op bier en hun kaartspel houden. In België zijn er ongeveer 27.000 jagers actief, een aantal dat jaar na jaar daalt. Het aantal Vlaamse jagers ligt op ongeveer 11.500. Door de strenger wordende wetgeving moeten zij echter steeds vaker uitwijken naar Wallonië of over de landsgrenzen. “Zeer tot genoegen van de Walen, die hun huurprijzen met plezier aanpassen aan de gestegen vraag,” merkt jager François Dequinnemar op. “Een dorp als Doische, dat nauwelijks duizend inwoners telt, rijft jaarlijks 245.000 euro binnen dankzij de jacht en aanverwante inkomsten.” De vereniging heeft in 2001 haar huurovereenkomst voor een nieuwe periode van negen jaar afgesloten met het gemeentebestuur. Hoeveel kost dat? “Neen, liever geen cijfers. Maar ik hou nu al mijn hart vast voor na die periode,” zegt Christian Brys. In de jaren negentig schommelde de opbrengst door het verhuren van jachtterreinen voor Wallonië jaarlijks rond 20 miljoen euro.
Professor Allaert, die in 1992 de economische impact van de jacht in België onderzocht, becijferde dat de directe en indirecte economische opbrengst voor particulieren en de overheid toen ruim 235 miljoen euro bedroeg. “Als we die cijfers extrapoleren naar de huidige situatie mogen we er vandaag ongeveer 10% bij rekenen,” schat professor Allaert. “Kijk, jacht is één aspect. Maar vergeet ook de invloed niet op het behoud van landbouwgronden. Schaf de jacht af, en tal van die gebieden gaan verloren.” Allaert wordt hierin onder andere gesteund door buitenlandse wetenschappelijke voorbeelden. Zowel in Frankrijk als in Engeland is er een duidelijk verband tussen de jacht en het behoud van rurale gebieden.
Agalev pleit daarom voor een ecologisch faunabeheer, die de jager overbodig maakt en de wildpopulatie intussen op een natuurlijke wijze beheersbaar houdt. De vos is daartoe het aangewezen dier. Hij staat als roofdier aan de kop van de piramide en heeft als enige concurrent de jager.
Het Nederlandse parlement wil de vossenjacht ook weer toestaan, al is het verbod pas een half jaar oud. Sake Roodbergen, oud-bestuurder van de Bond van Friese Vogelbeschermings Wachten, beschreef onlangs echter hoe in een rijk gebied als Friesland vrijwel geen vogel meer voorkomt door toedoen van de vos. Eén vos is al voldoende om een enorme hoeveelheid nesten te vernietigen, want hij verzamelt eieren als voorraad, waarschuwt bioloog Jaap Mulder. Er werd te lang van uitgegaan dat de vossenpopulatie vanzelf weer op peil zou komen, omdat hun favoriete prooien – muizen en konijnen – op zouden raken. “De werkelijkheid is dat de vos alles eet, van regenwormen tot broedvogels en ander wild,” aldus Mulder. Bovendien is de vos economisch niet belangrijk voor de jager, want hij moet na de vangst vernietigd worden. “Maar hij draagt wel bij tot het plezier van de jacht,” zegt een jager. Waarmee we weer aan het begin van deze discussie zijn gekomen.
Lieven Desmet [{ssquf}]
Moesten we ‘s morgens nog opgaan in de natuur, nu moeten wij lawaaierig dollen door het bos.
Ademloos stond hij op enkele centimeters van het dier, dat hem niet eens in de gaten had.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier