Daan Killemaes

Geen hogere vermogensbelasting a.u.b.

Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

Een belasting op vermogen of op inkomsten uit vermogen komen voor de meeste Belgen neer op een dubbele belasting op arbeid.

De messen worden geslepen om het vetgemeste vermogenskalf te slachten. De Duitse Bundesbank gooide maandag de knuppel in het hoederhok door te opperen dat landen met een onhoudbare schuldpositie – zoals de zuiderse eurolanden – maar beter eerst hun eigen vermogende burgers moeten afromen in plaats van elders – lees: in Duitsland – financiële steun te zoeken. Vorig jaar maakte ook het Internationaal Monetair Fonds (IMF) al eens de ‘theoretische oefening’ dat een belasting van 10 procent op het nettovermogen van de gezinnen de overheidsschulden in Europa zou terugdringen tot het pre-crisisniveau van 2007.

Maar zulke operaties zijn politiek onhaalbaar. De luchtballonnetjes van de Bundesbank en het IMF dienen vooral om de druk op de hervormingsketel te houden.

Toch kunnen de Belgen zich wel iets voorstellen bij de neiging van beleidsmakers om de vermogenden in het vizier te nemen. Als de regering-Di Rupo de verkiezingen overleeft, is de kans groot dat de belastingen op vermogensinkomsten of op vermogens zelf worden verhoogd.

Een greep uit de mogelijkheden: een nog hogere roerende voorheffing, een meerwaardebelasting op aandelen, de invoering van een belastbaar fictief vermogensrendement (zoals in Nederland) en – bijna vanzelfsprekend – een verdere afbouw van de notionele-interestaftrek of de afschaffing van het bevoorrechte belastingstatuut voor huurinkomsten.

De regering heeft de belastingdruk op vermogens de voorbije twee jaar al fors opgevoerd, hoewel de vermogensbelasting in België al relatief hoog zijn. Heel ver staat de Belgische realiteit dus niet af van de voorstellen van de Bundesbank of het IMF, vooral omdat de Belgische overheidsfinanciën op lange termijn en bij ongewijzigd beleid onhoudbaar worden door de vergrijzing.

Tot nader order dient de verdere verhoging van de vermogensbelasting in België het hogere en nobele doel van een verlaging van de belastingdruk op arbeid, want daar is eindelijk een politieke consensus over gevonden. Het verschil tussen de loonkosten en het nettoloon is in dit land veel te groot, en bijna nergens ter wereld groter. De inkomenskloof tussen werken en niet-werken daarentegen is veel te klein, en ook bijna nergens elders zo klein. Welke werkgever wil voor die kostprijs iemand aanwerven? En welke werknemer wil voor dat beetje meer gaan werken? Die vragen achtervolgen onze arbeidsmarkt nu al decennialang, met een hoge structurele werkloosheid en een bedroevend lage werkgelegenheidsgraad als pijnlijke uitkomst.

Een serieuze verlaging van de sociale lasten op arbeid, die ook een beet neemt uit de loonkostenhandicap, is een eerste aanbevolen denkspoor. Een verlaging van de personenbelasting is een andere mogelijke oplossing, via een verhoging van het belastingvrije inkomen of een herziening van de belastingschalen. De Belg is zo gewend geraakt aan de hoge belastingdruk, dat hij te weinig beseft dat de personenbelasting in België bijzonder progressief en hoog is. Wie meer dan 12.000 euro bruto per jaar verdient, maakt al kennis met een marginale aanslagvoet van 40 procent. In Nederland moet je daarvoor 32.000 euro verdienen. Inkomens boven 37.000 euro bruto per jaar – dat is iets meer dan het mediaaninkomen – worden belast tegen de hoogste schijf van 50 procent. Dat ontlokt bij veel waarnemers de bedenking dat België voor de personenbelasting de facto een vlaktaks van 50 procent hanteert.

Het regent verkiezingsvoorstellen om die belastingdruk op arbeid te verlagen, wat het debat in een eerste goede plooi, maar niet in de juiste definitieve plooi legt. Want de vraag ‘wie zal dat betalen?’ krijgt ofwel geen antwoord, ofwel luidt het antwoord ongenuanceerd ‘de rijken’ of ‘het kapitaal’, terwijl de hoge en immer oplopende overheidsuitgaven als oorzaak van de hoge belastingdruk veel te weinig bij naam worden genoemd. Ideaal wordt een lagere belastingdruk gefinancierd door te snoeien in de overheidsuitgaven, wat een opwaartse beweging van meer banen, meer belastinginkomsten en minder fraude op gang kan trekken. Maar die operatie doet in het begin pijn en wordt niet aangedurfd.

En dus wordt er naar het vermogen gelonkt om de eindjes van de overheidsfinanciën aan elkaar te knopen. Maar die optie is even onproductief als unfair. De meeste Belgen hebben hun vermogen opgebouwd met de restanten van zwaar belaste arbeidsinkomsten. Die vaststelling verdwijnt te vaak uit beeld. Een belasting op vermogen of op inkomsten uit vermogen komen dus voor de meeste mensen neer op een dubbele belasting op arbeid. In het geval van een pure vermogensbelasting gaat het zelfs om een retroactieve belasting, waarbij alle vergaarde vermogen tegen een hoger tarief wordt belast.

Fair is anders, want wie noest werkt en ijverig spaart, krijgt de bonen te eten. Productief is een hogere vermogensbelasting daarom ook niet. Los van een mogelijke kapitaalvlucht, heeft het niet veel zin om hier de belastingen te verlagen door ze daar te verhogen. Finaal telt de totale belastingdruk, en die moet naar omlaag om werken en ondernemen aan te moedigen. Daar worden de messen helaas nog niet geslepen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content