Geen haast om euro in te voeren
De Centraal- en Oost-Europese landen, de jongste leden van de Europese Unie, zijn niet meteen geneigd de euro te adopteren. Dat zeggen de hoofdeconomen van KBC Groep uit de regio.
Elk jaar komen de hoofdeconomen van KBC bijeen om de economische situatie in Europa te bespreken. Uit de gesprekken valt meteen op hoe groot de impact van de crisis in de eurozone op deze jonge EU-lidstaten is. Sinds hun toetreding tot de Europese Unie begin mei 2004 is de economie van kleine, open landen als Tsjechië, Slowakije en Hongarije steeds meer geïntegreerd met de West-Europese economieën. Vooral de Duitse autoproducenten hebben heel wat activiteiten verplaatst naar deze landen. Duitsland is bijvoorbeeld goed voor 30 procent van alle Tsjechische export.
De slechte economische situatie in de eurozone heeft dan ook zijn weerslag op de export van deze landen. Enkel Polen kan zich dankzij zijn vrij gesloten economie enigszins onttrekken aan die si-tuatie. Volgens Edwin De Boeck, hoofdeconoom van KBC Groep, is het zeer opvallend hoe zwak de groeivooruitzichten op korte termijn zijn voor de regio. “We verwachten volgend jaar 0,5 procent groei in Hongarije, een nulgroei in Tsjechië en een tragere groei in Polen. Die zwakke economische groei is niet alleen te wijten aan een lagere export, maar ook aan de slabakkende binnenlandse consumptie, een gevolg van onzekerheid en besparingen.”
Hoewel het integratieproces van de Centraal- en Oost-Europese landen volgens Dieter Guffens, econoom bij KBC in België, op koers blijft, blijkt toch dat de reputatie van de Europese Unie als integratieplatform afbrokkelt. “De Europese Centrale Bank is voorlopig de enige partij die het eurosysteem echt samenhoudt. Dat roept twijfels op over de houdbaarheid van het systeem bij de landen die de euro nog niet hebben ingevoerd. De pertinente vraag is dan ook hoe de integratie verder zal verlopen: als één geheel – een soort Verenigde Staten van Europa – als een Europa met verschillende snelheden of gewoon als een vrijhandelszone”, aldus Guffens.
Marek Gabris, hoofdeconoom van KBC in Slowakije, geeft aan dat in zijn land het optimisme over de eurozone fors verminderd is. Slowakije is het enige land op de vergadering dat lid is van de eurozone. “Tijdens de financiële crisis waren we blij deel uit te maken van de eurozone. Zo bleven we gespaard van de vo-latiliteit waar de Oost-Europese munten mee geconfronteerd werden. Nu is het enthousiasme geminderd”, aldus Gabris.
Eerst een sterke euro
De andere landen nemen duidelijk een afwachtende houding aan. Volgens Istvan Horvath, hoofdeconoom van KBC in Hongarije, kunnen de Centraal- en Oost-Europese landen het best voorlopig hun eigen munt en monetair beleid behouden. Ook de eurozone zelf moet volgens Horvath eerst orde op zaken stellen en dan pas denken aan een uitbreiding van de muntunie.
Tsjechië, het rijkste land om de tafel, deelt die mening. “Hoewel er in Tsjechië pro-eurostemmen zijn, wachten we de versterking van de muntunie af”, stelt Martin Kupka, hoofdeconoom van KBC in Tsjechië. “Voor Tsjechië wegen de voordelen van lidmaatschap niet op tegen de nadelen. Onze inflatie en werkloosheid zijn al relatief laag.”
Voor de Poolse KBC-econoom, Tomasz Kowalski, blijft dankzij een eigen munt externe devaluatie – het verbeteren van het concurrentievermogen door de munt in waarde te laten zakken – een mogelijkheid. Interne devaluatie – het verbeteren van het concurrentievermogen door de binnenlandse productiekosten te verlagen -, is een zeer pijnlijk proces. “Getuige daarvan Griekenland, Spanje en Portugal”, aldus Kowalski.
MATHIAS NUTTIN
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier