Geen bedrijfsvoorheffing op auteursrechten

De aangekondigde invoering van bedrijfsvoorheffing op auteursrechten komt er dan toch niet. Het Koninklijk Besluit is op dit punt ‘ingetrokken’.

De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.

Enkele weken geleden kondigden we in deze kolommen aan dat met ingang van 1 januari van dit jaar bedrijfsvoorheffing moet worden ingehouden op auteursrechten en naburige rechten in de zin van de auteursrechtenwet. Die aankondiging was gebaseerd op een Koninklijk Besluit van 15 december 2003 dat twee dagen voor Kerstmis in het Belgisch Staatsblad te lezen stond.

In dit Koninklijk Besluit werd met zoveel woorden gezegd dat auteursrechten en naburige rechten voortaan behoren tot de inkomsten die verplicht aan de inhouding van bedrijfsvoorheffing onderworpen zijn. In bijlage bij het KB werd vervolgens uitgelegd hoe de bedrijfsvoorheffing geheven moet worden en tegen welke tarieven.

Onrust. Het KB heeft onmiddellijk voor grote onrust gezorgd bij uitgevers en verenigingen die de belangen van auteurs en uitvoerende artiesten behartigen.

Een bedrijfsvoorheffing op auteursrechten is immers het laatste waar ze aan gedacht hadden. De invoering is ook gewoon uit de lucht komen vallen.

Voor zover we kunnen zien, was niemand op voorhand verwittigd. Met als gevolg dat ook niemand de juiste draagwijdte van de nieuwe maatregel tijdig heeft kunnen inschatten en dat ook op organisatorisch vlak niets was geregeld.

Auteursrecht. Om te beginnen, is er al de vraag wat onder auteursrechten moet worden verstaan. Als een auteur met een uitgeverij een contract afsluit voor het uitgeven van een boek en de auteur per verkocht exemplaar een bepaald bedrag uitgekeerd krijgt, dan mogen we allicht aannemen dat het gaat om een auteursrecht in de ware betekenis van het woord.

Maar wat als een uitgever bijvoorbeeld aan een auteur de opdracht geeft om een kookboek te schrijven, en de auteur voor die inspanning betaald wordt, los van de vraag of er van het boek ooit een exemplaar zal worden verkocht? Gaat het dan strikt genomen ook nog om een auteursrecht? En wat met vergoedingen die journalisten, redacteuren en freelance medewerkers van tijdschriften, kranten en magazines krijgen uitbetaald voor de bijdragen die zij schrijven? In veel gevallen worden dergelijke vergoedingen in de wandeling ook auteursrechten genoemd. Maar gaat het echt om auteursrechten in de specifieke betekenis die daaraan in de auteursrechtenwet gegeven wordt?

Dat is helemaal niet duidelijk. Ook het KB dat de bedrijfsvoorheffing op auteursrechten invoerde, bevatte op dit punt niet de minste precisering. Daar werd gewoon verwezen naar de rechten zoals die bedoeld zijn in de auteursrechtenwet.

Genieter. Naast de (onbeantwoorde) vraag welke vergoedingen voor de nieuwe inhouding van bedrijfsvoorheffing in aanmerking kwamen, rezen nog tal van andere problemen.

Auteursrechten kunnen worden genoten door natuurlijke personen, maar ook door vennootschappen of vzw’s. In hoofde van de genieters kunnen zij het karakter hebben van beroepsinkomsten, maar ook van diverse inkomsten. In sommige (eerder uitzonderlijke) gevallen zijn zij belastingvrij.

Niettemin beval het KB de inhouding van de bedrijfsvoorheffing, ongeacht aan wie de auteursrechten worden uitbetaald, en ook ongeacht de aard die deze inkomsten in hoofde van de genieters hebben. Zelfs als de genieters niet belastbaar zijn.

Tarief. Andere problemen rezen op het gebied van het tarief. Als de genieter een vennootschap is, dan is de belasting hoogstens gelijk aan 33 % (plus drie opcentiemen aanvullende crisisbijdrage). Als de genieter een natuurlijke persoon is voor wie de inkomsten de aard hebben van diverse inkomsten (occasionele winsten en baten), dan is het tarief van de belasting ook 33 %.

Niettemin legde het KB de verplichting op om 37,35 % bedrijfsvoorheffing in te houden, zodra de vergoeding hoger is dan 650 euro. Dit zou dan betekenen dat – in alle gevallen waarin de genieter een vennootschap is, of een natuurlijke persoon voor wie de inkomsten een divers karakter hebben – de in te houden voorheffing systematisch hoger zou zijn dan de uiteindelijk verschuldigde belasting.

Maar het feest gaat dus niet door. Bij Koninklijk Besluit van 23 januari van dit jaar is beslist de regels inzake de bedrijfsvoorheffing op auteurs- en naburige rechten gewoon weer in te trekken. Van bedrijfsvoorheffing is dus geen sprake meer. Althans voor zover het gaat om auteursrechten die niet de aard van bezoldigingen hebben. Auteursrechten die in de vorm van lonen en wedden worden uitbetaald, zijn gewone bezoldigingen waarop de normale regels van de bedrijfsvoorheffing van toepassing zijn. Op dat vlak was en is er niets veranderd.

Pluisje. Wat de andere auteursrechten betreft (die geen bezoldigingen zijn), is het probleem van de bedrijfsvoorheffing dus nu van de baan.

Alleen kunnen we vragen stellen bij de wijze waarop dit soort reglementeringen totstandkomt. Naar verluidt is de idee om bedrijfsvoorheffing in te voeren op auteursrechten afkomstig van de administratie en waren ze zich op het kabinet van de minister van Financiën van geen kwaad bewust.

Nochtans zat de nieuwe regeling niet geniepig verstopt in een duister hoekje van het Koninklijk Besluit. Neen, ze stond voor iedereen duidelijk zichtbaar te lezen helemaal vooraan in het KB. De koning, die het besluit heeft moeten ondertekenen, heeft er gewis niet over kunnen lezen. Hoe kunnen ze dan op het kabinet van de minister beweren dat ze zich van geen kwaad bewust waren? Misschien een pluisje in het oog gehad?

Jan Van Dyck

Niemand was op voorhand van de nieuwe regeling op de hoogte gebracht.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content