Functionele voeding: wondermiddel of boerenbedrog?
Lekker eten en toch gezond blijven. Op die snaar spelen de voedingsproducenten steeds liever. En met succes: in Nederland wordt een cholesterolverlagende boter terugbetaald. Maar wanneer mag een fabrikant beweren dat zijn product een heilzame werking heeft? Onze wetgeving hinkt achterop, maar Europa werkt aan een richtlijn over gezondheidsclaims.
Een paar buizen en recipiënten zijn het. Meer lijkt er op het eerste gezicht niet aan te pas te komen. Toch zijn de jonge Gentse wetenschappers Sam Possemiers en Karel Decroos erg trots op hun installatie. De onderzoekers uit de vakgroep biochemische en microbiële technologie van de faculteit Bio-ingenieurswetenschappen bouwden een wetenschappelijke moeder van de Cloaca, het controversiële kunstwerk waarmee kunstenaar Wim Delvoye enkele jaren geleden de gemoederen beroerde. De onderzoekers doopten hun installatie Shime, wat staat voor Simulator of the Human Intestinal Microbial Ecosystem. De Shime simuleert – net als de Cloaca – de werking van de menselijke spijsvertering. Possemiers en Decroos gebruiken hun installatie onder meer om de omzettingen en afbraak van voedingsstoffen in ons darmstelsel te meten. Ze zullen er wel nooit het artistieke succes en de naambekendheid van Wim Delvoye mee halen, maar toch vindt het duo weerklank op het internationale toneel. Zij het dan in de wetenschappelijke wereld en bij bedrijven die willen weten wat er tijdens de vertering gebeurt met hun nieuwe ‘hoogwaardige voedingsmiddelen’. Possemiers: “In de screeningfase van nieuwe producten is Shime een makkelijk model om ze te testen. Ethisch verantwoord bovendien, omdat er in die fase geen tests met mensen of dieren nodig zijn.”
Het onderzoeksproject van de Gentse bio-inge- nieurs past in de trend om aan voedingswaren een bijkomende gezondheidsfunctionaliteit toe te voegen. De medicalisering van ons dieet is immers volop bezig. Zo zit het aantal lightproducten al jaren in de lift en is het aantal drankjes, yoghurts en margarines met toegevoegde voedingswaarde in de gemiddelde supermarkt niet meer weg te denken. De fascinatie van de voedings- industrie voor ‘gezonde’ voeding is begrijpelijk. “Mensen leven langer en de impact van goede of slechte eetgewoonten op de levenskwaliteit van de gemiddelde burger is steeds duidelijker gedocumenteerd. Bovendien schreeuwen beschavingsziekten als suikerziekte en de zwaarlijvigheidsepidemie om een antwoord. En de voedingsproducenten krijgen een kans om dankzij die toegevoegde waarde de verkoopmarges op te krikken,” zegt professor John Van Camp van het departement Voedselveiligheid en Kwaliteit aan de Universiteit Gent.
Gezonde boter terugbetaald
Onderzoekers proberen al dertig jaar de relatie tussen voedingsgewoonten en gezondheid te documenteren. De eerste producten die daarop inspeelden en een gezondheidseffect koppelden aan een voedingsproduct, dateren al van de jaren zestig. Toen dook de eerste margarine op die onverzadigde vetten bevatte, wat hielp om het cholesterolgehalte in de hand te houden. Daar-mee was de aanzet gegeven voor een trend tot medicalisering van het westerse dieet. De voedingsproducenten volgen vooral sinds de jaren tachtig massaal. Eerst met de introduc- tie van lightproducten, begin jaren negentig kregen die het gezelschap van producten met een verlaagd vetgehalte en sinds 1995 lijkt de opkomst van functionele voeding niet meer te stuiten. Die laatste categorie krijgt ook wel eens de naam nutraceutical opgeplakt, omdat het voedsel is met de trekjes van een geneesmiddel.
Het eerste product in die cate- gorie was de margarine Bene- col van het Finse Raisio. Aan dat smeersel waren fytostano- len toegevoegd die ervoor zorgen dat in de bloedbaan het cholesterolgehalte effectief daalt door het eten van de bewuste margarine. Later kwam ook Unilever op de markt met het gelijkaardige product Becel Proactiv. Intussen is het gamma al uitgebreid met yoghurt en melkdrank. “Het gamma Proactiv maakt vandaag al 1 % uit van onze omzet en stijgt sterk,” benadrukt Dick Toet, lobbyist bij Unilever. En dat die evolutie nog niet aan zijn eindpunt zit, mag blijken uit de recente beslissing van de Nederlandse zorgverzekeraar VGZ om aan zijn leden de aankoop van Becel Proactiv terug te betalen. Het opent zowaar perspectieven.
Het afgelopen decennium doken ook de drankjes op die zich concentreren op de aanwezigheid van ‘goedaardige bacteriën’ in de darmen. Yakult en Actimel zijn er voorbeelden van. Die lijn van producten vertrekt van de vaststelling dat er in ons darmstelsel meer bacteriën zitten dan cellen. Sommige hebben een gunstig effect op de menselijke gezondheid, andere een negatief. Zolang de goedaardige bacteriën het overwicht hebben, is er geen vuiltje aan de lucht. Drankjes als Yakult en Actimel bevatten lactobacillen of bifidobacteriën, voorbeelden van goedaardige bacteriën. Ze claimen een verbeterde immuniteit en een vlottere ‘darmtransit’. Voor de Franse voedingsgroep Danone zorgen de functionele drankjes tevens voor sterke groei. “Wij kenden in 2004 onze beste organische groei ooit,” zegt woordvoerster Sandrine Fossard. “Die is voor een stuk afkomstig van groei in nieuwe geografische gebieden, maar we merken toch de sterkste groei bij onze blockbusters. Het gaat om onze lijn zuivelproducten met een bewezen gezondheidseffect: gemiddeld groeien die producten 25 % per jaar.”
Een derde groep van functionele voedingswaar bestaat uit ingrediënten die worden toegevoegd aan bijvoorbeeld brood of yoghurt vanwege hun gezondheidsbevorderende werking. Ze zijn als het ware onzichtbaar, maar daarom niet minder belangrijk. Zo is Orafti, dochter van Tiense Suiker, een producent van inuline. Die stof verbetert de darmwerking. In tien jaar tijd groeide het bedrijf uit van een diversificatie van Tiense Suiker met een omzet van 40.000 euro tot de snelst groeiende dochter met een omzet van 230 miljoen euro. Orafti komt niet recht-streeks in aanraking met de consument en is daarom misschien minder zichtbaar dan de grote concerns als Danone, Nestlé en Unilever. Toch heeft u vast al een brood, peperkoek of yoghurt gekocht waarop een klein labeltje met de naam Beneo prijkt. Dat product bevat inuline van Orafti en kan de heilzame werking claimen die Orafti wetenschappelijk heeft onderbouwd.
Wereldwijd bevatten al zo’n 3000 producten inuline. Maar er blijft wel enig scepticisme bestaan tegenover de nieuwe voedingswaren. “Slechte voeding bestaat niet, alleen slechte diëten,” vindt Paul Coussement, de chief executive officer van Orafti. “De nieuwe generatie producten helpt een antwoord te vinden op meer individuele voedings-noden. Wij hebben met inuline een ingrediënt dat geen effect heeft op de glycemische index ( nvdr – de opname van suikers in het bloed), dat weinig calorieën bevat en bovendien een positief effect op de darmwerking heeft.”
Moeilijke markt voor KMO’s
Voor voedingsproducenten ligt er in die functionele voeding een grote uitdaging. Het idee dat een boterham met margarine een doosje pillen kan vervangen, is aanlokkelijk. “Maar eigenlijk is het concept van functionele voeding al achterhaald,” benadrukt Coussement. “In de huidige visie draagt voeding bij tot het welzijn van de consument. Het is geen middel om ziekte te genezen of te voorkomen.”
Dat brengt meteen de kern van het probleem met functionele voeding aan het licht: in hoeverre mag een fabrikant claimen dat zijn product een genezende of gezonde werking heeft? België heeft op dit moment een wetgeving voor voedingswaren. Die komt erop neer dat voedsel ‘veilig’ moet zijn. Aangezien marketeers de gezondheidswaarde van een product steeds meer beschouwen als een ideaal verkoopargument, volstaat dat kader niet langer. Momenteel is het voor de consument niet duidelijk welke gezondheidsclaims onderbouwd zijn en welke niet. Daarom is er een Europese richtlijn in de maak en als de Europese wetgevende molen zijn werk doet, zou de richtlijn nog dit jaar door het Europees Parlement moeten.
Patrick Coppens is adviseur bij het consultingbureau EAS, dat is gespecialiseeerd in voedingswarenwetgeving. Hij volgt het proces op de voet. “De Europese richtlijn gaat niet uit van een definitie van functioneel voedsel, maar is wel een poging om de claims te reglementeren.”
De nieuwe richtlijn zou drie types van beweringen onderscheiden: voedingsclaims, gezondheidsclaims en claims over de vermindering van een ziekterisico. Een voedingsclaim is bijvoorbeeld dat een product rijk aan calcium is, een gezondheidsclaim dat calcium goed is voor de botvorming en een risicoclaim dat het product het risico op osteoporose vermindert. De producenten zijn blij met dat kader. “Eindelijk zullen we op Europese schaal bepaalde gezondheidsbeweringen kunnen hanteren,” zegt Dick Toet. “In dat opzicht verwelkomen wij de transparantie die op komst is.”
Nochtans blijft in de nieuwe richtlijn wel een aantal aspecten gecontesteerd. Zo wordt er nog gewerkt aan zogenaamde voedingsprofielen, waardoor sommige producten worden uitgesloten van wervende gezondheidsbeweringen. Zo zouden bijvoorbeeld producten met een hoog vetgehalte sowieso geen gezondheidseffecten kunnen op- eisen. Unilever heeft bedenkingen bij een te eenzijdige uitvoering van de voedingsprofielen. Vet is bijvoorbeeld nodig in de voeding en kan uitstekende effecten voor de gezondheid hebben. Ook bij Orafti kan de aanpak op weinig sympathie rekenen. Maar bij Danone vindt de opdeling in voedingsprofielen wel genade. Woordvoerster Sandrine Fossard: “Wij zijn voorstander van de voedingsprofielen. Dat past in ons engagement om geen claims te maken voor producten die bedoeld zijn voor lekkerbekken. We pleiten er wel voor dat de voedingsprofielen op wetenschappelijke basis en volgens productcategorieën worden gedefinieerd.”
De procedure om gezondheidseffecten te mogen opeisen, zal verlopen via de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid. Na hun advies zullen de lidstaten beslissen of een claim kan. “Dat is een bureaucratische procedure,” weet Coppens. “Het zorgt ervoor dat een dossier publiek wordt en er dan nog een goed jaar wachttijd aan vasthangt voor een product op de markt kan komen. Voor grote bedrijven is dat nog haalbaar, maar de kleinere KMO’s kunnen dat concurrentienadeel niet aan. Zij zullen daarom moeilijker toegang krijgen tot de markt van functionele voeding.”
Roeland Byl
Drankjes, yoghurts en margarines met toegevoegde voedingswaarde zijn niet meer weg te denken uit de gemiddelde supermarkt.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier